Beroepsonderwijs: vroeger was het niet allemaal beter!

Elke keer merk ik weer dat velen weinig weten over de vroegere LTS en de daaropvolgende ontwikkelingen. Dat maakt het te makkelijk om vroeger te verheerlijken. Daarom zet ik – op verzoek- mijn versie van de ontwikkelingen in het beroepsonderwijs hierbij op een rijtje. Aanvullingen en nuanceringen zijn welkom natuurlijk!

Vroeger was het zo dat leerlingen op de LTS (en daarvoor de Ambachtsschool) en Huishoudschool inderdaad al een basis gelegd kregen voor het latere vak. Dat betekende dat leerlingen al erg jong (12 en 13) een vakrichting moesten kiezen. Als je koos voor de zorg of handel kon je eigenlijk praktisch gezien niet meer overstappen naar techniek (of omgekeerd). Bij de herstructurering is daarom gekozen voor een globalere richtingkeuze PLUS de mogelijkheid om na het VMBO nog te wisselen. Dat levert in de praktijk allerlei problemen op, omdat je bijvoorbeeld bij elektro, wel een basis van de natuurkunde gehad moet hebben. Bij diezelfde herstructurering werd het V(M)BO algemener. Er was -terecht- de behoefte om leerlingen meer en langer theorievakken te bieden. In deze steeds gecompliceerdere maatschappij is het inderdaad van het grootste belang dat je wat Engels kunt, een goeie brief kunt schrijven en behoorlijk kunt rekenen, formulieren invullen etc. Het idee was OK, maar de uitwerking is uiterst slap geweest omdat dit samenviel met de versofting van het onderwijs (slappe eindexamens, geen strenge maatregelen tegen absentie of het uitblijven van prestaties. Ook het afschaffen van het speciaal onderwijs werkte negatief op het niveau van het VMBO. Het werd steeds moeilijker de gemotiveerden te beschermen tegen de steeds groter groeiende groep ongemotiveerden.

Je kwam vroeger écht niet van de LTS af als vakman. Voor de meeste technische beroepen moest je een baas vinden en een vakopleiding ’s avonds volgen. Dat heette het leerlingstelsel. Die vakopleiding was er vooral voor de technische vakken en de administratie. Voor de thuiszorg en de bejaardenzorg waren er ook dergelijke opleidingen, maar net weer wat anders gestructureerd (enkele cursusweken per jaar) In AL deze gevallen ging het om werkend leren. Eind jaren 60 werd hiervoor de gedeeltelijke leerplicht uitgevonden. Daardoor konden deze opleidingen 1 dag per week plaatsvinden. Jongeren die geen baan vonden of niet wisten wat ze wilden konden 1 of 2 dagen per week terecht in het vormingscentrum voor werkende jongeren. Hier werden later ook de voortijdig schoolverlaters opgevangen en de jongeren die nog wel leerplichtig waren, maar het in het leerlingstelsel niet redden.

Vanwege de enorm slechte arbeidsmarkt en het stijgen van het aantal dropouts is er van die part-time opleidingen ook een fulltime variant gemaakt. Dat was eerst het KMBO en later het ROC. Bovendien werden er een hele hoop opleidingen bij bedacht. Opeens kon je vanaf de huishoudschool niet meer direct in de winkel werken, maar moest je de opleiding detailhandel volgen. Natuurlijk ging dat vooral over sociaal acceptabele omgangsvormen, beetje rekenen enz. Ook kon je niet meer zomaar in de zorg als huishoudelijke hulp gaan werken. Hiervoor werd een opleiding gecreëerd. Begrijpelijk is wel dat met name die nieuwe opleidingen meer richting de ‘competenties’ werkten dan concreet aanwijsbare vakinhoud boden. Allemaal heel nuttig, maar die verschillende opleidingen vielen opeens allemaal onder dezelfde noemer: niveau 2.

Toen de ROC’s een feit werden en het vormingswerk de nek was omgedraaid bleken er toch nog vele jongeren buiten de boot te vallen. Hiertoe werden de niveau 1 opleidingen opgericht, vooral bedoeld als een schakelend jaar. In feite komen alle drop-outs hier terecht. Het is een terugkeer van het voormalige vormingswerk, maar dan zonder de faciliteiten die daar bijhoorden (goede verhouding directe en indirecte uren, kleinschalig gebouw met goede conciërges, praktijkruimtes, individuele schakelmogelijkheden, alle mogelijkheden om mensen in kleine groepen terug te leiden naar onderwijs of (gezien als gelijkwaardig) te helpen richting de arbeidsmarkt.

Om helemaal compleet te zijn: voor jongeren met een beperkte verstandelijke begaafdheid werden her en der de zogenaamde AGBO (aangepaste beroepsopleidingen) opgericht, waar ze in het dubbele van de normale tijd een niveau 1 diploma konden verwerven.

15 Reacties

  1. Dank Hinke
    voor de uiteenzetting.

    1 van de grote problemen in het onderwijs is dat wat vroeger gedaan werd voor de zwakste leerlingen (leerlingstelsel) nu opgelegd wordt tot aan de universiteit. Het omgekeerde theezakjesmodel zeg maar.

    • Zelden
      zo’n kernachtige korte waarheid gelezen. Geldt ook voor ’t basisonderwijs overigens.
      Had korter gekund, zonder thee.

  2. groot verschil
    Ik ben in 1985 op een LTS/LHNO begonnen met lesgeven en daar kozen ze in de tweede klas hun richting. Dus niet vroeger dan nu op het vmbo.
    Het grote verschil was wel dat ze in klas 1 gewoon de vakken metaalbewerking en houtbewerking krgen en in de tweede kwam daar electra bij. Vakken als natuurkunde en wiskunde waren afgestemd qua sommen en toetsen op de praktijklessen bij hout, metaal en electra. Bij onze LHNO afdeling was een soortgelijke indeling. Ook kregen alle leerlingen een vak dat leek op boekhouding. Nu ken ik de praktijkvakken bij LHNO niet omdat ik daar niet veel mee te maken had. Leerlingen deden op hn eigen nivo toetsen en dat eindigde in de vierde in één van de niveau’s a t/m d (c en d was gewoon gelijk aan de Mavo). Vanaf de derde was het les in de richting die je op wilde, waar je goed in was.

    Na het examen was het redelijk éénvoudig, had je 4 vakken theorie (of meer) dan kon je naar de MTS. Zo niet dan zocht je een baas en begon onderaan de ladder om je via de praktijk en interne opleidingen op te werken.

    Nu zitten al deze leerlingen de eerste twee jaar in een klas gemiddeld 7 uur per dag. Ja enige beweging is bij verzorging, techniek en LO, maar dat weegt niet op tegen de praktijk van de oude LBO scholen.

    Dank zij ambtenaren zijn de praktijk jongeren nu verplicht om allerlei vakken in schoolbankjes te moeten leren, met hun hoofd en niet met hun handen.

    Er is dus een grote achteruitgang geweest voor deze kids

    • Niet alle VMBO-ers zijn praktijkjongeren
      Was het nou maar zo dat VMBO-leerlingen per definitie goed met hun handen zijn. Er zijn helaas een hoop jongeren die geen uitgesproken talent hebben en dit al helemaal niet willen ontwikkelen.
      Ik ben enorm boos over de aanname dat mensen op de laagste niveaus per definitie goed zijn in praktijkvakken. Ze voelen zich vooral de losers.

      • Ja,
        als ze al geen theorie kennen en dan óók nog geen praktijk, zijn het helemaal losers.

        • Losers
          heb je nu eenmaal in iedere maatschappij. De kwaliteit van een samenleving kun je afmeten aan hoe deze omgaat met de mensen die niet mee kunnen komen. De kwaliteit van onze samenleving is al enige decennia dalende.

      • Onzin
        Zij voelen zich niet de losers, zij worden door de Nederlandse zo aanbeden en gepropageerde kennis maartschappij als losers bestempeld omdat ze minder begaafd zijn met hun hoofd en meer met hun handen. Hun waardigheid wordt hierdoor ontnomen. Daardoor krijgen zij een verkeerd beeld van zichzelf en gaan zich afzetten.

        Gevolg, ik kan geen behoorlijke loodgieter, timmerman, dakdekker of electricien meer vinden om voor mij de soms broodnodige klussen op te knappen. We hebben geen vakmannen meer, die zijn omgelegd met het omleggen van de degelijke beroepsopleiding. Ik heb altijd de grootste bewondering gehad voor timmerlieden en loodgieters, lassers en dakdekker, omdat ik die handigheid zelf niet bezit. Dankzij mijn vak kan ik gelukkig wel goed met electra en elektronica uit de voeten.

        Leg mij eens uit waarom de minder begaafden met hun hoofd (het kind dat op school dus op het lagere niveau komt) bij ons op school juist de leerlingen zijn die uitblinken bij bv techniek en verzorging? Ik laat ze bij nask ook bezig met dingen maken, drop, shampoo, gel, inbraak alarm, kerstversiering enzovoorts, geen kind aan ze en creatieve goede produkten, waar ze trots op zijn. Toon deze kids dat handwerk iets is om trots op te zijn ipv ze af te kraken, zoals ik zo vaak om mij heen zie.

        • Neeheee; niet automatisch beter met hun handen.
          Ik zei juist dat mensen die niet goed kunnen leren niet automatisch goed zijn met hun handen. Dat is een mythe!

          • Lelijk en slim
            Zo heb ik heel lang gedacht dat mensen die heel lelijk waren, wel héél slim zouden zijn. Dat kwam voort uit mijn idee dat de Schepping toch wel iets rechtvaardigs zou bevatten. Maar nee hoor….weer gefopt.
            Er bestaan dus jongeren, die én dom, én onhandig én lelijk zijn, en ook jongeren die slim, mooi en handig zijn. Laten we lief zijn voor die eerste groep. Maar alleen als ze niet óók nog eens onaardig zijn.

          • Te klein!
            Toch komen de mensen die lang, knap en blond zijn het hoogst op de maatschappelijke ladder.
            Onlangs zei zo een type in de media: nee, hij is wel goed en zou het zeker kunnen (een bepaalde positie), maar helaas voor hem: hij is te klein!

          • JAAAHaaaa
            Je hoeft je stem niet te verheffen, ik versta je normaal ook wel!

            Deze kinderen kwamen automatich in het LBO en vonden daar dan hun weg. Was het niet LTS of LHNO, dan kwamen ze in onze LAVO-klas of ze kregen een plaats bij de buurman op de LEAO. Maar ze kwamen op een LBO school waar ze op de bij hun benodigde manier les kregen. In het uiterste geval was er het speciaal onderwijs.

            En dat is met die verdraaide basisvorming de nek om gedraaid. De éénheidsworsten maatschppij, de hema maatschappij. Iedereen krijgt de zelfde basis en dan worden we allemaal gelukkig. FOUT. Zelfs handvaardigheid is verdwenen.

            Terug naar de oude LBO en MAVO structuur. Niet die idioterie waar kinderen die bezig moeten zijn bijna met tuigjes in hun stoel worden vastgebonden. Geestelijke tuigjes, dat is toch kindermishandeling, heeft iemand daar ooit aangedacht?????????????

            In de tijd dat ik begon bestond er ook nog geen leerlingwezen. En als er al een kind uitviel, dan was dat zo weinig dat er wat werd geregeld dat hij (meestal hij) ergens te werk gesteld kon worden, al was het maar bij de reinigingsdienst.

            Door de kennismaatschappij en de daaraan verbonden van bovenaf opgelegde plicht op kennis tot je te nemen ipv vaardigheden zijn er veel meer dropouts gekomen en dan gaat het opvallen en de bestuurders lopen altijd achter de feiten aan. En dan krijg je problemen.

            Ik spreek over de tijd van 20-25 jaar geleden en uit eigen ervaring. Toen was lesgeven nog een VAK, waar VAKbekwame mensen in werkten.

          • leerlingwezen bestaat al veel langer
            Misschien wist je het 20 tot 25 jaar geleden niet, maar het leerlingwezen bestaat echt al veel langer.

        • Een mooie uitspraak
          Las ik van Eddy Christiani: “Er zijn tegenwoordig meer zangers dan behangers”.

Reacties zijn gesloten.