Veel taalfouten bij eerstejaarsstudenten

Een Gronings promotieonderzoek (proefschrift) toont volgens onderzoekers Anouk van Eerden en Mik van Es aan dat eerstejaarsstudenten tientallen taalfouten maken per A4'tje. Je kunt bij dit onderzoek de nodige bedenkingen hebben: een steekproef van 30 studenten is te klein natuurlijk en de koppeling met een door de promovendi ontwikkelde trainingsmethode kan ook de wenkbrauwen doen fronsen, maar het aantal geconstateerde fouten is wel erg groot, gemiddeld 81 per A4'tje bij de hbo-studenten en 42 bij de universitaire studenten.  

Doel van het onderzoek was overigens niet te onderzoeken hoeveel fouten er gemaakt werden. De onderzoekers wilden een meetmethode voor de schrijfvaardigheid ontwikkelen. Zij wilden weten wat voor soort fouten werden gemaakt en of de bekende remediërende methoden inspeelden op het soort fouten dat studenten maken. Over het soort fouten meldden de promovendi: Het foutenonderzoek leverde ook een overzicht van de soorten fouten die eerstejaarsstudenten maken. De meest voorkomende fouten waren: 'Verkeerd woord', 'Nietlopende zin', 'Interpunctie', Overbodig woord/overbodige zin', 'Alinea-indeling', 'Voorzetsel', 'Spelfout' en 'Ontbrekend woord'. Samen waren deze acht categorieën goed voor 75% van alle bevestigde fouten die eerstejaarsstudenten maken. D/t-fouten bleken wel door iedere beoordelaar gesignaleerd te worden wanneer ze voorkwamen, maar relatief weinig (minder dan 2%) voor te komen.

De bestaande schrijfvaardigheidsmethodes adresseren volgens de onderzoekers de gemaakte fouten onvoldoende:  Aan methodes om tekortschietende schrijfvaardigheid te remediëren, ontbrak het niet. Zeventien papieren en negen digitale methodes werden gelokaliseerd en beoordeeld. Geen enkele methode bleek een duidelijke doelstelling te hebben. Geen enkele methode bleek empirisch onderzocht te zijn op effectiviteit. De verschillende methodes richten zich op een veelheid van taalproblemen, maar vaak niet op de fouten die studenten werkelijk maken. 

 

25 Reacties

  1. En verdomd; de geleerde dames

    En verdomd; de geleerde dames hebben meteen de remedie bij de hand. Hun zelfontwikkelde software vermindert het aantal fouten met 20%! Inhuren die meiden?

     

  2. ik snap het probleem niet.

    ik snap het probleem niet. Het is modern, digitaal en het resultaat  wordt opgeleukt. Alles wat het moderne onderwijs te bieden heeft. Is het weer niet goed.

  3. Een heel belangrijk aspect

    Een heel belangrijk aspect bij het groeien van het aantal taalfouten is de ontlezing. Veel jongeren (ook VWO-ers en studenten) lezen nauwelijks boeken. Voorbeelden van goed taalgebruik ontbreken als je niet leest. Een woordbeeld én een grammaticaal besef bouw je zo niet op.

  4. Er zullen veel elementen een

    Er zullen veel elementen een rol spelen. Inderdaad ook ontlezing, maar ook gebruik van gsms etc die zelfcorrigerend zijn en veel fouten eruit halen. Daarnaast worden veel werkstukken gemaakt met knippen en plakken, dus waarom zouden ze zich daar druk over maken.

  5. Toen ik in atheneum 5 zat,

    Toen ik in atheneum 5 zat, had ik voor Nederlands meneer de Koning. Hij deed zijn naam eer aan: hij was ook daadwerkelijk een koning in de klas. Vanaf zijn bureau op podium (O. den Beste zou jaloers zijn) keek hij over ons neer, niet in busopstelling maar alle tafels los van elkaar.

    En dan was het eindeloos oefenen: spelling, grammatica, zinsontleding, enz. Om de beurt het rijtje af, de klas door, en dat in hoog tempo. Iedereen kwam aan de beurt, je moest er aan geloven: gedwongen tot nadenken. En dan gaf hij commentaar: 'ja goed hoor' of 'tja, je stinkt erin, maar het is ook een gemene' en soms fel 'zo'n fout hoor je niet te maken'. En hij spoorde ons aan om het dictee op de televisie mee te schrijven, en besprak het dan in de klas. 

    Je haalde het niet in je hoofd om niet braaf mee te doen. Hij kon genadeloos streng zijn. Destijds vond ik het echt niet altijd leuk, hoewel ik toen al veel respect voor hem had. Nu denk ik: wat ben ik dankbaar dat ik zo'n docent Nederlands heb gehad. Daar in dat lokaal, onder zijn podium, leerde ik schrijven, lezen en denken.

    Nu ik zelf docent ben denk ik vaak: die man heeft een berg moed gehad. Ongetwijfeld leverde zijn tafelopstelling het nodige commentaar op. Ik weet nog wel dat hij een enkele keer zijn lokaal moest delen met iemand anders, die dan steevast de tafels in verkeerde opstelling achterliet. Kleine pesterijtjes, die de leerling ontgaan, maar nu alsnog begrepen worden. Velen zullen hem voor ouderwets versleten hebben, het is tenslotte amper vijftien jaar geleden en ook toen al was het onderwijs in de greep van didactische hypes als cooperatief leren. Maar ondanks dat ging de beste man gewoon door op zijn manier.

    Nu zie ik hem soms nog fietsen en steeds denk ik dan: ik stap op hem af, om hem alsnog te bedanken. Het is er (nog) niet van gekomen, maar hij verdient het zeker. 

     

  6. Welnee, ál die studenten zijn

    Welnee, ál die studenten zijn gewoon dyslectisch, kunnen ze ook niks aan doen. Op muziekscholen geven ze nu ook al dysmuzikale verklaringen af. Dan krijg je in een orkest meer tijd om je partij te spelen en krijg je een extra groot notenschrift voor je neus. Het maakt niets uit, je kunt er gewoon muzikant mee worden.

    Kun je niet spellen? Niet rekenen? Maakt niet uit! Je kunt gewoon vwo doen! Vwo is nu voor bijna iedereen bereikbaar. Gelukkig wordt wiskunde nu verplicht voor het recreatieprofiel CM op de havo, maar niet een te moeilijke wiskunde aub, anders zakken er teveel leerlingen en stromen er te weinig door!

    Als je niet kunt spellen en rekenen kun je altijd nog leraar worden of beter nog (onderwijs) manager.

  7. Beste Hendrikush,

    Beste Hendrikush,

    Je hebt het over 'geleerde meiden' en hoewel ik toegeef dat mijn Twitter-avatar misschien wat verwarrend is, is die seksespecifieke aanduiding in mijn geval misschien toch niet helemaal terecht.

    Ons programma verminderde het aantal fouten wel met 20%, maar het is niet zo dat het op dit moment commercieel verkrijgbaar is. Hoewel er wel vraag naar is. Op dit moment zijn we bij versie 3.3 en zijn we nog steeds niet helemaal tevreden. Dus we gaan nog vrolijk even door met ontwikkelen en testen.

    Het is ook heel twijfelachtig of we er ooit iets aan zullen verdienen, omdat wat we in al die jaren met hard werken en ploeteren, bedacht en uitgevogeld hebben in beginsel nu voor iedereen op straat ligt. Zo'n proefschrift is namelijk openbaar. En de eerste uitgever die met die kennis gratis zijn voordeel hoopt te doen, is al langs geweest.

    Mik van Es

  8. Beste DeniseLeiden,

    Beste DeniseLeiden,

    Jij hebt het over: "Het is modern, digitaal en het resultaat  wordt opgeleukt. Alles wat het moderne onderwijs te bieden heeft."

    Is ons programma modern? In zekere zin wel natuurlijk, want voor zover we kunnen nagaan is dit het eerste digitale programma waarin studenten daadwerkelijk zelf moeten schrijven en waarin het geschrevene onmiddellijk door de computer nagekeken wordt. Dus in die zin hebben we vermoedelijk een primeur.

    Maar de basis van ons programma is het ABC-model van Skinner. Een beetje vereenvoudigd komt dat neer op: 1. een opdracht of vraag, 2. het antwoord van de student, 3. feedback. In feite volgen wij in ons programma dus heel strikt een oefenbenadering. Studenten leren door te doen, door te ploeteren.

    Wanneer je met oudere mensen praat, zul je merken dat ze zo'n oefenbenadering om iets te leren heel normaal vinden en dat ze heilig geloven dat dat resultaat heeft. Dat geloven wij ook en uit de resultaten van ons programma blijkt dat dat idee bevestigd wordt. Wij geloven dus niet in uitleg en vrijblijvend gepraat.

    Dankzij ons programma is het mogelijk studenten heel gestructureerd te laten werken. De computer biedt automatisch de volgende opgaven aan en wacht geduldig op hun antwoord. Zodra hun antwoord er is, is de feedback er ook al.

    Is het leuk? Nee. Wij hebben vorig studiejaar het programma geëvalueerd via een vragenlijst onder de studenten en die zijn op dit punt heel duidelijk. Het is saai, vermoeiend. Ze krijgen er hoofdpijn van. Ondanks dat zijn de studenten in meerderheid toch enthousiast, omdat ze merken dat ze vooruit gaan. Dus niet leuk, maar wel effectief.

    Past dit programma in het 'moderne' onderwijs? Dat is een vage term. Maar als je het idee bedoelt dat de student zelf zijn weg maar moet zoeken, dan is dit programma niks voor je. Ons programma gaat er juist van uit dat de student vooral niet zelf moet kiezen. Het is ook niet de bedoeling dat de student zelf met dat programma aan de slag gaat, want dat wordt in de praktijk toch niks. De bedoeling is dus dat de student op school de lessen van het programma doorwerkt onder toezicht en begeleiding van een docent.

    En via het online-programma valt precies na te gaan wat die student doet en of hij inderdaad serieus werkt.

    Eén van onze belangrijke resultaten, die nog niet in het proefschrift vermeld staat, is dat wij een heel sterk verband vinden tussen hoe goed studenten werken en hoe goed ze zijn. De studenten die beter schrijven, blijken ook veel serieuzer de lessen door te werken.

    Ons idee is dus niet dat onderwijs leuk en inspirerend moet zijn, maar dat je hard moet ploeteren om vooruit te gaan.

    Mik van Es

     

  9. Beste Hinke Douma,

    Beste Hinke Douma,

    In ons onderzoek vinden we dat de studenten die minder dan gemiddeld tv kijken belangrijk sneller vooruit gaan dan studenten die meer dan gemiddeld tv kijken.

    Mik van Es

     

  10. Beste AdmiraalDeRuyter,

    Beste AdmiraalDeRuyter,

    Dank voor deze beschrijving. Zelf heb ik soortgelijke ervaringen. In mijn dankwoord in het proefschrift noem ik er twee met name. En dat is precies de benadering die we met ons digitale programma proberen te realiseren.

    Het voordeel van het digitale programma is dan dat de computer meer kan, dan wat je als docent in een klas kunt realiseren. Je kunt niet per minuut iets van 60 zinnen nakijken en van feedback voorzien. Je kunt niet alle prestaties bijhouden.

    Een 'zwak' punt van ons programma is echter dat we het niet zonder die respect afdwingende docent kunnen. Ons programma werkt alleen als er in de klas orde is. Dat wil zeggen: de leerlingen of studenten moeten allemaal serieus aan het werk zijn met de oefeningen die het programma ze voorschotelt.

    Wanneer je dat als docent kunt realiseren en bereid bent te realiseren, gaan de studenten in 20 lesuur een stevig eind vooruit.

    Mik van Es

     

  11. Beste J. de Groot,

    Beste J. de Groot,

    Ik begrijp je verzuchting en voel wel wat met je mee. We hebben ons programma niet systematisch onderzocht in combinatie met dyslectische studenten.

    Anouk rapporteerde echter wel (niet in het proefschrift, maar mondeling) dat ze een student had die zich meldde als dyslectisch. Zij vond dat geen reden om niet met het programma te werken, maar zij zag dat juist als een reden om extra hard met het programma te werken. De student natuurlijk heftig verontwaardigd dat zijn probleem niet serieus werd genomen.

    Zuchtend en steunend (het kan zijn dat ik die termen hier ter plekke verzin) ging de student ten slotte toch maar aan het oefenen met het TAVAN-programma. Hoe het daarna precies verder ging, weet ik niet. Wel hoorde ik van Anouk dat deze student op een gegeven moment zeer enthousiast was, zeer fanatiek met het programma oefende en met een zeer hoog cijfer eindigde.

    Het is daarmee natuurlijk niet gezegd dat dit met iedere dyslectische student zo zal gaan, maar in ieder geval was dit een uiterst positieve ervaring.

    Mik van Es

     

  12. @Mik van Es

    @Mik van Es

    Dank voor je reacties.  het onderwerp is belangrijk genoeg om serieus onderzoek te doen en daar over te discussieren.

    Ik zie nu dat ik bij het redactioneel bericht jullie namen niet had vermeld, maar alleen refereerden naar "de onderzoekers". Ik heb dat zojuist rechtgezet.

  13. Beste Mik,

    Beste Mik,

    Excuses voor mijn gendermisser en bedankt voor je gedetailleerde commentaren.

    Je constatering "Ons idee is dus niet dat onderwijs leuk en inspirerend moet zijn, maar dat je hard moet ploeteren om vooruit te gaan" is mij uit het hart gegrepen. Dat daar een motiverende en deskundige docent naast moet staan zul je beamen. En dat is nu precies wat BON probeert te bevorderen.

  14. @ Mik van Es

    @ Mik van Es

    Dank voor de reactie. Eerst orde, dan inhoud. Daar vinden we elkaar zeker. Dat een computerprogramma daarbij een didactisch middel kan zijn, daar heb ik op zichzelf niets tegen. Wel heb ik vaak twijfels of zo'n programma werkelijk effectiever is dan een docent die vragen stelt en beantwoordt. Effectiviteit is uiteraard niet het enige criterium bij didactiek. Ik pas regelmatig werkvormen toe, die niet erg effectief zijn, maar wel inspirerend (althans, dat hoop ik dan maar). De motivitatie die dat teweegbrengt, geeft dan weer de nodige effectiviteit, omdat de leerling bereid is voor mij/mijn vak te gaan werken. Dat wilde ik ook duidelijk maken met de beschrijving van mijn docent Nederlands.  Ik begrijp wel: de docent blijft nodig, maar veel meer dan ordebewaker is hij niet meer. Daar gaat weinig inspiratie vanuit. 

    Als bijspijker-programma voor studenten lijkt het me overigens wel geschikt. Die moeten er gewoon voor zorgen dat ze goed kunnen schrijven. Dan levert het maar hoofdpijn op. 

     

     

  15. Hoi Mik,

    Hoi Mik,

    Ik las wel veel kritiek op de steekproef van 30 studenten. Dat lijkt wel heel weinig en niet representatief, of zie ik dat verkeerd?

    De spellingcontrole op computers en telefoons hebben naast luiheid en een blind vertrouwen op techniek nog een nare eigenschap: ze geven vaak aan dat combinatiewoorden los van elkaar geschreven moeten worden. Het overbodig spatiegebruik neemt daarom (?) ernstig toe, 'want de spellingcontrole zegt het'

    Anekdote: Mischa de Winter vertelde ooit in een lezing dat hij als trotse nieuwbakken professor zijn briefhoofd veranderde in prof.dr. waar de computer automatisch 'proefdier' van maakte. Zo leer je het vanzelf af (hoop ik)

     

  16. Beste Hendrikush,

    Beste Hendrikush,

    Die gendermisser geeft in mijn geval niets, want die heb ik zelf met mijn avatar veroorzaakt. Verder zijn we het helemaal eens, lijkt me.

     

     

  17. Beste AdmiraalDeRuyter,

    Beste AdmiraalDeRuyter,

    Wat mijnheer De Koning deed, namelijk jullie eindeloos laten oefenen, doet ons TAVAN programma ook, maar vrijwel zeker belangrijk beter en effectiever. Dat komt omdat de computer dingen kan, die mijnheer De Koning en jij en ik en andere docenten niet voor elkaar krijgen.

    Het programma doet eigenlijk maar drie dingen. Het presenteert een opgave. Het geeft feedback zodra de student het antwoord heeft ingevoerd. Het registreert het antwoord en het resultaat (goed/fout). Daarna wordt automatisch de volgende opgave gepresenteerd. Maar het programma doet dat per student. Iedere student kan dus optimaal doorwerken.

    Als je het niet gelooft, probeer dan eens zelf schrijfvaardigheid te geven aan een klas van 30 studenten en meet dan eens echt hoeveel ze na bijvoorbeeld 10 werken vooruit zijn gegaan. Bij TAVAN is dat meer dan 1 standaarddeviatie. Zowel Anouk als ik denken dat effect met normaal lesgeven niet te kunnen evenaren. In ons onderzoek vonden we voor de groep die het traditionele programma volgde een vooruitgang van 0,0. In feite bleken ze zelfs achteruit te zijn gegaan, maar de achteruitgang was niet zo groot dat die significant was.

    Het idee dat onderwijs vooral inspirerend en leuk moet zijn, is heel mooi. Maar wij zijn het er niet mee eens. Wij vinden dat onderwijs in de eerste plaats effectief moet zijn. De bedoeling moet zijn dat de leerlingen iets leren. De bedoeling is dat ze na afloop meer kunnen dan eerst.

    De bedoeling is niet dat ze een leuke tijd hebben. Natuurlijk is het prima als het onderwijs zo leuk mogelijk is, maar dat moet niet voorop staan. Er moet in de eerste plaats geleerd worden en in de tweede plaats proberen we het voor iedereen zo leuk mogelijk te maken.

    Een van de stellingen bij ons proefschrift luidt: Inspirerend onderwijs valt te vergelijken met een lekker smakende pil: er is geen reden om aan te nemen dat het effectief is.

    Jij schrijft dan: "Ik pas regelmatig werkvormen toe, die niet erg effectief zijn, maar wel inspirerend (althans, dat hoop ik dan maar). De motivitatie die dat teweegbrengt, geeft dan weer de nodige effectiviteit, omdat de leerling bereid is voor mij/mijn vak te gaan werken." Je doet leuke dingen met ze in de hoop dat ze gaan werken, maar je checkt dat verder niet. Of ze daarna echt aan het werk gaan, is dus wat twijfelachtig.

    Onze ervaring is dat studenten moeilijk aan het werk te krijgen zijn. Ze hebben dat in het voorafgaande onderwijs kennelijk nooit geleerd. Veel hebben dus een gestructureerde omgeving nodig, sociale controle, onmiddellijke (en liefst positieve) feedback op hun resultaten en de resultaten moeten bijgehouden worden en consequenties hebben.

    Wat wij daarna echter zien is dat de werkhouding verandert.  De manier waarop ze achter de computer zitten, wordt bijvoorbeeld totaal anders. Eerst hangen ze onderuit gezakt voor het scherm, ondertussen druk keuvelend met de buurman. Als ze dan merken dat ze er op die manier niet langer komen, gaat opeens het jasje uit. Ze gaan rechtop zitten, vaak wat voorovergebogen. Opeens vol aandacht voor het scherm.

    Je schrijft: Ik begrijp wel: de docent blijft nodig, maar veel meer dan ordebewaker is hij niet meer. Daar gaat weinig inspiratie vanuit.

    Zo simpel is het niet. Als je als docent goed met TAVAN wilt werken, is het behoorlijk vermoeiend. Je moet dat zo zien. Die 30 studenten moeten in ongeveer 45 minuten 80 zinnen herschrijven. In totaal moeten er dan 80×30= 2400 zinnen herschreven worden in die paar minuten. Als die docent achterover gaat leunen worden er misschien 800 zinnen herschreven en misschien wel minder. In feite is de les dan mislukt.

    Wanneer je er als docent echt bovenop zit, haal je misschien 2000 zinnen. Dat is niet perfect, maar dan gaan ze wel behoorlijk vooruit.

    TAVAN helpt dus wel, kan ook heel effectief zijn, maar de docent geeft uiteindelijk de doorslag. Sneu voor TAVAN zou je kunnen zeggen, maar goed voor de docent.

    TAVAN als bijspijker-programma is heel mooi bedacht, maar ook dan werkt het alleen in combinatie met geroosterde lessen en een docent die er op een rustige en subtiele manier bovenop zit.

     

     

     

  18. Beste Hinke,

    Beste Hinke,

    Het is nog erger dan een steekproef van 30 studenten. In werkelijkheid ging het om twee verschillende steekproeven van 20 hbo-studenten en 10 wo-studenten. Allemaal eerstejaars studenten.

    Je schrijft: "Dat lijkt wel heel weinig en niet representatief." Wel, het is eigenlijk precies omgekeerd. Bij steekproeven zijn twee zaken belangrijk in deze volgorde: 1. hoe ze geselecteerd zijn,  2. hoe groot ze zijn. De manier van selecteren bepaalt de representatitiviteit. De grootte bepaalt de betrouwbaarheid.

    In ons geval hebben we geprobeerd selectie te voorkomen, door uit te gaan van ALLE teksten van 5 groepen studenten. Twee complete groepen van mij en drie complete groepen van Anouk. Dat leverde 159 teksten op.

    Wat je vaak ziet bij dit soort onderzoek is dat de onderzoekers zelf bepaalde teksten kiezen of dat ze niet meer precies weten, hoe ze aan die teksten zijn gekomen. Op die manier kan de onderzoeker de uitkomsten dus onbewust heel erg sturen. De steekproef is al bij voorbaat geselecteerd. Om dat te voorkomen hebben we alle teksten van de groepen verzameld.

    Vervolgens hebben we 10 wo-teksten aselect getrokken en 20 hbo-teksten. (Voor de liefhebber: dat is nog best een klus. We hebben toevalsgetallen van de Casio FX-85 gebruikt.)

    Aselect trekken is de enig erkende manier om een zo'n representatief mogelijke steekproef te krijgen. Onze 'steekproef' zou dus representatief moeten zijn voor in ieder geval die 159 studenten.

    Wij vinden dan gemiddeld 81 fouten per A4 (500 woorden) bij de hbo-studenten en 42 fouten per A4 bij de wo-studenten.

    Maar het gaat maar om kleine steekproeven, dus in werkelijkheid kunnen die aantallen fouten wel eens een stuk hoger of lager liggen. Hoeveel? Wel, dat kunnen we berekenen met de standaardfout. Die standaardfout is ongeveer hoeveel we er in doorsnee naast zullen zitten. Voor de hbo-groep is de standaardfout 9, zeg voor het gemak maar 10. Voor de wo-groep is die 5.

    Als we nu behoorlijk zeker willen zijn van onze zaak, nemen we een gebied van 2 standaardfout boven en onder de gevonden gemiddelden. Voor de wo-groep betekent dit dat het echte gemiddelde minimaal 42-10=32 moet zijn. Maximaal kan het 42+10=52 zijn.  Voor de hbo-groep vinden we dan dat het minimaal 81-20=61 moet zijn. Maximaal kan het 81+20=101 zijn.

    Wat betekent dit nu? Wel, de bedoeling is dat eerstejaars studenten vrijwel foutloos kunnen schrijven. Dat zouden ze namelijk al aan het einde van de basisschool moeten kunnen. Zeg dat we voor een student in het hoger onderwijs 10 fouten per A4 van 500 woorden nog acceptabel vinden.

    Onze uitkomsten laten dan zien dat wo-studenten minimaal 3 keer zoveel fouten maken. Hbo-studenten maken minimaal 6 keer zoveel fouten.

    Dat zijn dus gigantische verschillen. Men veronderstelt dat leerlingen aan het einde van de basisschool vrijwel foutloos kunnen schrijven, de werkelijkheid is dat eerstejaars studenten in het hoger onderwijs dat nog niet bij benadering kunnen.

    Strikt genomen weten we natuurlijk niet hoe het bij andere groepen studenten ligt. Dus het zou kunnen dat Amsterdamse studenten ontzettend veel beter schrijven dan Groningse. Ook zijn onze resultaten al weer een paar jaar oud. Dus het zou opeens veel beter geworden kunnen zijn. Maar of dat allemaal echt waarschijnlijk is…

    Wat niet kan, is dat de hoge aantallen fouten zouden komen doordat onze studenten weinig talig waren . Want mijn studenten waren CIW-studenten (Communicatie- en Informatiewetenschappen). Die van Anouk deden IBL (International Business and Languages).

    Op de blog bij het proefschrift heb ik een stukje geschreven met ongeveer dezelfde strekking als hierboven. Zie: basaleschrijfvaardigheid.blogspot.nl/2014/05/elementaire-statistiek-mijn-beste-watson.html

    Hoewel we dus twee relatief kleine steekproeven hebben, zijn de uitkomsten duidelijk. Hoe je het ook draait of keert, eerstejaars studenten leren in het voorafgaande onderwijs niet foutloos te schrijven.

    We zeggen niet dat het vroeger beter was. We kunnen alleen constateren dat foutloos schrijven nu in ieder geval niet in het voorafgaande onderwijs geleerd wordt.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

  19. @ Mik van Es

    @ Mik van Es

    Opnieuw bedankt voor je zeer uitgebreide reactie. Volgens mij zijn de overeenkomsten groter dan de verschillen in onze visie. Mogelijk is dat ook verklaarbaar vanuit mijn vak (geschiedenis) en mijn lichte allergie voor het woord 'effectiviteit'. 

    Je schrijft: 'Het idee dat onderwijs vooral inspirerend en leuk moet zijn, is heel mooi. Maar wij zijn het er niet mee eens. Wij vinden dat onderwijs in de eerste plaats effectief moet zijn. De bedoeling moet zijn dat de leerlingen iets leren. De bedoeling is dat ze na afloop meer kunnen dan eerst. De bedoeling is niet dat ze een leuke tijd hebben. Natuurlijk is het prima als het onderwijs zo leuk mogelijk is, maar dat moet niet voorop staan. Er moet in de eerste plaats geleerd worden en in de tweede plaats proberen we het voor iedereen zo leuk mogelijk te maken.'

    Het woord leuk heb ik in mijn reactie niet gebruikt. Dat vind ik ook wel degelijk iets anders dan inspirerend. En de laatste zinnen vormen een open deur, weinigen op dit forum zullen dat tegenspreken. De route er naartoe zie ik anders. Voor mij is een docent een persoonlijkheid, die enthousiasme over zijn vak uitstraalt, iemand waaraan leerlingen zich kunnen spiegelen. Kennisoverdracht is uiteraard de kern van het onderwijs, maar het gaat ook om vorming als mens/burger. Ik betwijfel of een computerprogramma daaraan kan bijdragen. Nogmaals, ik heb waarschijnlijk een iets andere invalshoek vanuit mijn vak en mijn doelgroep. 

    Succes bij de verdediging van jullie onderzoek!

     

  20. Beste AdmiraalDeRuyter,

    Beste AdmiraalDeRuyter,

    Dank voor je positieve woorden.

    In je laatste alinea beweer je heel veel. Je geeft aan hoe een docent moet zijn. Je stelt dat onderwijs een dubbele doelstelling moet hebben. Je twijfelt aan de effectiviteit van computerprogramma's voor onderwijs in het algemeen.

    Wat wil je precies bereiken met je onderwijs? Durf je dat toetsbaar en concreet te formuleren? Kun je dat toetsbaar en concreet formuleren?

  21. Over het soort fouten meldden

    Over het soort fouten meldden de promovendi: Het foutenonderzoek leverde ook een overzicht van de soorten fouten die eerstejaarsstudenten maken. De meest voorkomende fouten waren: 'Verkeerd woord', 'Nietlopende zin', 'Interpunctie', Overbodig woord/overbodige zin', 'Alinea-indeling', 'Voorzetsel', 'Spelfout' en 'Ontbrekend woord'. Samen waren deze acht categorieën goed voor 75% van alle bevestigde fouten die eerstejaarsstudenten maken. D/t-fouten bleken wel door iedere beoordelaar gesignaleerd te worden wanneer ze voorkwamen, maar relatief weinig (minder dan 2%) voor te komen.

     

    Je bent een knappe jongen als je dit in een softwarepakket weet te vangen.

  22. Volgens mij is de wereld niet

    Volgens mij is de wereld niet in een computerprogramma te vatten. Simpele basisregels wel. Zodra het ingewikkelder wordt, is een levend mens (of eventueel een boek) nodig om het bredere verband te duiden. Een dictee kan spelling aan de orde stellen, en dit tot het eindeloze herhalen.  De beste manier om een taal te leren is nog steeds het dagelijks lezen van literatuur tot krant en stripboeken (ook privé), opstellen schrijven, tekst verklaren, en aan de hand van probleemstellingen taalfouten analyseren. Ja inderdaad, dat kost moeite, tijd, geld, en ook vervelend: een intrinsieke motivatie is gewenst.

     

    Ik vraag mij af of een softwarepakket meer kan leveren dan een HEMA-light versie van een levende taal. Wellicht ben ik niet op de hoogte van wat er tegenwoordig mogelijk is. Mij doet het denken aan een computercursus in een vreemde taal. Vaak komt niet over wat men van je wil, en de teksten zijn zo vreemd 'levend' gemaakt dat het lachwekkend is. Die zinnetjes gaan tijdens de vakantie een ludiek leven leiden. Simpele basisregels zijn uiteraard te toetsen, mits de meer ervaren lezer weet dat het zo simpel bedoeld is (en de minder ervaren lezer begrijpt wat er bedoeld wordt). De irritante 'wist je datjes' zijn voornamelijk interessant voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Sinds de Nederlandse Taalunie uit verveling (hobbyisme?) iedere paar jaar de taalregels op de schop gooit, gaat de taal met de geldinflatie mee. Nederland gidsland.

     

    Zou de investering in hoogopgeleide leraren een lagere 'turnover' opleveren dan de investering in een softwarepakket? Kan het automatiseren van taalregels van pas komen bij immigranten? Dan kan de VS toch nog als inspiratiebron dienen. Wellicht dat de EU project-subsidies verstrekt. Kijk eens aan. 🙂

  23. Interessante aanvulling van

    Interessante aanvulling van Annie Murphy Paul: "Robo-readers are better than humans at helping students improve their writing..The computer functions not as a grader but as a proofreader and basic writing tutor, providing feedback on drafts, which students then use to revise their papers before handing them in to a human." Ik had mijn zoon (tot voor kort vso vmbo-tl, komend schooljaar vso 4-havo) graag zo'n robo-reader gegund; wellicht was de frequentie van een stukje schrijven door hem-een oordeel daarover krijgen omhoog gegaan; nu was die frequentie nagenoeg nihil. hechingerreport.org/content/robo-readers-arent-good-human-readers-theyre-better_17021/ en www.joannejacobs.com/2014/08/robo-writing-tutors/#comments.

Reacties zijn gesloten.