Goede scholen

JCTraasv2.jpg

Het aantal oud-leerlingen van de H.B.S. slinkt gestaag en hetzelfde geldt, a fortiori,  voor oud-leraren.

In NRC Handelsblad van 21 september wordt aandacht besteed aan een boek van Henk Steenhuis en Roelof Bouwman, met de titel Wij van de hbs , waarin heel positief geoordeeld wordt over dat oude schooltype.

Terecht uiteraard. De middelbare scholen van voor de Mammoet boden een breed vakkenpakket en stelden hoge eisen en ik durf wel te stellen dat er omstreeks 1950 nergens ter wereld zo’n hoog niveau bereikt werd in het voortgezet onderwijs.

Helaas hebben de auteurs een zodanig mooie indruk gekregen van de H.B.S. dat ze een aantal minder gunstige aspecten over het hoofd hebben gezien.

De H.B.S. leed sterk onder de ‘wet van Posthumus’. Deze ‘wet’, al omstreeks 1940  vastgesteld door Dr Posthumus, hield in dat elk jaar een kwart van de leerlingen bleef zitten in het middelbaar onderwijs, elke klas weer. Later heeft Prof.dr. A.D. de Groot over deze wetmatigheid gepubliceerd in zijn bekende boek Vijven en Zessen dat in 1966 verscheen.

De meeste leraren en schoolleiders ‘geloofden’ in de noodzaak  van een flink aantal zittenblijvers en de leerlingen accepteerden  het verschijnsel gelaten. Omdat de scholen met het eindexamen niet al te slecht voor de dag wilden komen werd in de pre-eindexamenklassen soms extra streng geselecteerd.

Toen dan ook in de jaren vijftig en zestig steeds meer stemmen opgingen die er voor pleitten het zittenblijven terug te dringen –‘opstaan tegen het zittenblijven’- was het logisch dat men ging denken dat een vijfjarige cursus wel erg kort was voor het omvangrijke programma van de H.B.S. Het atheneum zou hetzelfde bieden als de H.B.S., of misschien nog wel meer, maar dan in zes jaar.

Helaas, niet zodra was de Mammoetwet ingevoerd, of het aantal lesuren- dat 34 uur per week zou zijn, werd teruggebracht, eerst naar 32 en vervolgens tot 30 – zodat er van een gelijkwaardige opleiding geen sprake meer kon zijn. Hetzelfde gold, mutatis mutandis, voor de havo, die met vijf jaar moest opleiden voor het hoger beroepsonderwijs.

Een andere bezuinigingsmaatregel met vèrstrekkende en zeer ernstige gevolgen  was het invoeren van het schoolonderzoek, d.w.z. het loslaten van de externe controle op belangrijke delen van het eindexamen.

Aanvankelijk verzetten de leraren zelf zich daartegen, uit angst voor niveauverlaging, maar  veel schoolleiders zagen er ook een mogelijkheid in om de resultaten van de school gunstig te beïnvloeden. En toen in de jaren tachtig en negentig op veel plaatsen het leerlingenaantal terugliep kon men trachten, door het hanteren van rekbare maatstaven, de overlevingskansen van de school te vergroten.

Enfin, zo is nog een reeks van factoren te noemen die maken dat het nieuwe massale systeem zo veel minder biedt dan het oude .Het is daarom goed dat Steenhuis en Bouwman hun boek geschreven hebben. Ik heb de indruk dat ze soms wat oppervlakkig te werk zijn gegaan en ook feitelijk steken hebben laten vallen maar de aandacht voor dat oude schooltype is goed, al was het alleen maar om te laten zien wat er nu aan schort.

 

J.C. Traas

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter