Eén op zeven

JCTraasv2.jpg

Er is wel veel nieuws over het onderwijs maar het is meestal erg vluchtig. Zo ging het ook met het bericht dat het aantal mannen dat in het basisonderwijs werkt, gestaag afneemt. Nu nog zo’n 14 procent. De ‘autoriteiten’ – daarmee bedoel ik de bestuurders, de onderwijskundigen en anderen die niet in het onderwijs werken – vinden dat een verkeerde ontwikkeling. Zij menen dat ‘het kind’ een eenzijdig beeld van de wereld krijgt, zich wellicht verkeerd gaat ‘hechten’ en het ‘rolmodel’ van de man mist. Dat is mooi gezegd en misschien ook wel waar, dat weet je maar nooit. Nieuw is de situatie echter niet.

In de Verenigde Staten wordt al sinds jaar en dag over de ‘teacher’ in het basisonderwijs geschreven en gesproken als ‘she’, als een vanzelfsprekendheid. Nu is het onderwijs in de Verenigde Staten niet al te best, dus zou een onaardig commentaar kunnen zijn  dat de kwaliteit van het onderwijs niet gebaat is bij zo veel vrouwen voor de klas.

Maar ik denk dat er, in ieder geval in ons land, iets anders aan de hand is. In de pikorde van academische opleidingen en hoger onderwijs bungelt de pedagogische academie al zo’n dertig jaar onderaan. De meeste jongens vinden het belangrijk een behoorlijke maatschappelijke positie te verwerven waarnaar door leeftijdgenoten en vriendinnen met enig respect wordt gekeken. Maar het aanzien van het beroep is niet hoog. Al in de jaren tachtig zei Leo Prick dat de leraar een ‘loser’ was – waarmee hij trouwens de leraar in het middelbaar onderwijs bedoelde.

Voor meisjes gelden op dit punt enigszins andere normen. Ze kiezen voor een niet al te zware ‘leuke’ opleiding, voor een beroep dat je heel goed parttime kunt uitoefenen, dat veel vrije tijd biedt en prima regelingen voor als je getrouwd bent en kinderen krijgt. Het is een beetje ‘softe’ sector.

En dat nu is ook een reden waarom flinke jongens zich niet zo aangetrokken voelen tot het basisonderwijs. Dit verschijnsel heeft de neiging zichzelf te versterken, evenzeer in het voortgezet onderwijs.

Het verklaart ook dat onderwijzers en leraren van nu zich te gemakkelijk laten sturen, zich laten beïnvloeden door de waan van de dag, zich laten gezeggen door adviseurs en inspecteurs en zich laten ringeloren door bemoeizuchtige ouders.

Er zijn méér krachtige persoonlijkheden nodig in het onderwijs, hoogopgeleid en werkzaam in een volledige betrekking, die op basis van hun kunde en ervaring en in samenwerking met collega’s van dezelfde soort weten wat goed is voor de kinderen en voor de school.

J.C. Traas

4 Reacties

  1. En met al die hobby-deeltijd

    En met al die hobby-deeltijd baantjes voelen mensen zich minder betrokken bij een school, immers het grootste deel van de week zijn ze met andere zaken bezig (gezin etc). 

    Het basisonderwijs is allang geen serieuze baan meer; gedegradeerd tot MBO functie, waarbij alles vastgelegd is, veel getoetst wordt en niet meer afgeweken wordt van de methode. Alle creativiteit en eigen inbreng is eruit geslagen, deels ook omdat de nieuwe aanwas van de pabo niet meer de know-how had en het niveau ook niet meer had om zelfstandig onderwijs van goed niveau aan te bieden. Getuige het verhaal van een sterrenwacht waar nog een oude degelijke bovenmeester lezingen geeft en zich beklaagde over het feit dat basisschooljuffen nu met zes jarige kinderen naar de sterrenwacht willen. Ze hebben geen enkel idee over het ontwikkelingsniveau van de kinderen; je begint met de straat, de stad, het land, Europa en dan de wereld en dan misschien in groep 8 een keer het zonnestelsel. Nu telt alleen dat wat 'leuk' is.

    Een hele lichting staat nu voor de klas waarvan de intelectuele interesse niet verder strekt dan 'the voice' op zaterdagavond en 'de toppers' en vakanties naar de camping met vermaak. Geen ouderwetse degelijke leraren meer die in hun vakantie ook nog eens wat aan algemene ontwikkeling deden; historische plaatsen bezoeken en een goed boek erover lezen.

    De basisschoolleerlingen zijn nu aangewezen op deeltijdleerkrachten van MBO-werk en denkniveau……. En de dames met havo vooropleiding waren vaak de onderkant van de havo; meisjes met het CM (pret)profiel die net aan de havo aankonden. De havo is in de jaren gedegradeerd tot een vijfjarige mavo; opzoeken was het buzzword. Voor biologie niets meer leren, de binas twee keer zo dik met alles erin, en ook voor de talen mag tijdens de examens gewoon een woordenboek op tafel liggen. Elke sukkel kan met een beetje inzet tegenwoordig de havo halen……..

     

     

     

     

  2. Uitzonderingen daargelaten,

    Uitzonderingen daargelaten, denk ik dat J. de Groot het juist ziet. De Kweekschool had ooit een degelijke reputatie: je ging er van af met een grote dosis kennis. Wie kennis echt onder de knie heeft, kan daarna gaan spelen met die kennis en is aldus vrij geworden te handelen naar eigen inzichten.

    De PA begon de nadruk op 'pedagogiek' te leggen (geheel volgens de mode van die tijd) en boette al stevig in op inhoud, zoals ik heb  ervaren en destijds al onder de aandacht van de docenten bracht (de vooropleiding HBS was vele malen veeleisender). Maar het 'stellen van eisen' werd fundamenteel im frage gebracht en voortdurend hoorde je dat 'de leerling' centraal diende te staan (met de daarbij behorende infantilisering van het basisonderwijs als gevolg).

    Met de introductie van de PABO (na de samenvoeging van kleuterschool en lagere school) werd de verdere verkleutering van het basisonderwijs voortgezet. Nu diende de jongeman zich ook tot kleuterleidster te laten scholen (vanweg een gelijkheidsgedachte, veronderstel ik). En toen begonnen jongemannen al helemaal af te haken. Zelf zou ik ook zijn afgehaakt, want nooit is het mijn ambitie geweest om een kleuterklas te leiden. Ik ben van mening dat er jongedames zijn, wellicht matiger geschoold, die weliswaar uitstekende kleuterleidsters kunnen zijn.

    Het gebrek aan belangstelling van  jongens verbaast mij niets. Maar naar 'het veld' werd nooit geluisterd, ondanks het intellectuele- en ervaringsniveau van dat veld.

    Daarbij zie ik nog een soort verdachtmaking jegens mannen die met kinderen werken. Vrouwen mochten knuffelen, maar als een man  een aaitje gaf of een kind op schoot nam, was hij al verdacht.

     

    De overheid heeft dus schuld aan het feit dat mannen dit zinvolle werk met kinderen nauwelijks nog ambieren.

  3. Er is nog een ander aspect

    Er is nog een ander aspect dat een rol speelt in vrijwel het gehele onderwijs. Ik bedoel het constructivisme dat zorgt dat lessen veranderen in samenwerkopdrachtjes. Die manier van leren is slecht voor jongens en meisjes, maar bij uitstek voor jongens en bovenop die ellende zijn er nauwelijks mannelijke leraren die dat fijn vinden om te doen, Mannen hebbe gemiddeld een grotere hekel aan het registreren van vorderingen, het organiseren van 3+ leerniveaus in één klas. Mannen hebben gemiddeld meer lol in klassikaal onderwijs, uitleggen, verhalen vertellen.

    Dat vermaledijde constructivisme heeft de inhoud uit het onderwijs gehaald en er een procesbezigheid van gemaakt in plaats van dat je enthousiast bent voor een geschiedenisverhaal, voor een mooie wiskundesom of misschien wel een mooi gedichtje. Al dat vak kun je veel en veel minder kwijt, want de leerlingen moeten het ieder op zn eigenniveau met groepsopdrachten leren. Ik doe vrouwen wellicht tekort, maar mijn ervaring is dat vrouwen dit plezieriger vinden dan de gemiddelde man.

  4. Zeker  1_1_2010, de weinige

    Zeker  1_1_2010, de weinige jongens die nog opteren voor de pabo knappen daar vervolgens op af. Daar kennen we diverse voorbeelden van. 

    Zoals pas nog op Radio 1 een hoogleraar uitvoerig betoogde, maar werd tegengesproken door een competentologe (pabo-lerarenopleidster) uit Nijmegen. Maar we weten hoe sterk het verzet is om die lege baantjes op te geven.

Reacties zijn gesloten.