Vraag van een docent en mijn antwoord erop.

VRAAG:

Binnen de huidige systematiek van de normjaartaak maakt het voor de theoretische werkdruk van een docent geen spat uit of je bijv. een 1-uurs vak geeft waarbij je per week 25 klassen met elk 30 leerlingen aan je neus voorbij ziet gaan, of dat dat 8 tot 9 klassen zijn met gemiddeld zo'n twintig leerlingen. Of dat er voortaan lessen van 40 minuten worden gegeven, zodat iedere docent met een full time baan er zomaar twee klassen extra bij kan doen. Of, zoals op mijn school onlangs geschiedde, de schrapt de helft van de uren voor deskundigheidsbevordering en geeft de leraren in de 'vrijkomende tijd' twee lesuren per week erbij. Meer in het algemeen: met de wijze waarop de normjaartaak wordt ingevuld kunnen directies/besturen naar hartenlust schuiven en daarbij de werklast voor docenten opvoeren zonder dat er een haan naar kraait.
 

Hoe ga je zoiets tegen? Moeten directies voortaan per klas en vak aangeven hoeveel tijd daarvoor beschikbaar wordt gesteld via de normjaartijd. En moeten leraren dan gaan tijdschrijven om te controleren of de opgedragen werkzaamheden ook daadwerkelijk binnen de vastgestelde normen uitgevoerd kunnen worden?

Zoals het nu gaat is die normjaartaak eerder een knevelinstrument van de leraar dan (en zo wordt het altijd verkocht) het instrument om de 'werkzaamheden eerlijk te verdelen'. Hoe zie jij dat?

 

ANTWOORD:

 

Het is een prima vraag die je stelt, actueler dan dit vinden we het niet.
 

De discussie begint met de CAO zelf. Daar staat alleen een kader in. Verder alleen een voorschrift hoe een taakbeleid van een instelling opgesteld moet zijn. De woordspelingen beginnen daar.

De rest wordt helemaal overgelaten aan de invulling door de werkgever zelf, die gecontroleerd dient te worden door de MR en zijn eigen erecode.

De eerste vraag moet zijn: wil je dat zo houden of niet? Theoretisch gezien is er geen enkel bezwaar tegen de huidige vorm.
Het praktische bezwaar is dat de MR in het algemeen niet genoeg energie, tijd en expertise heeft om een werkgever bij te sturen. En dat een te groot deel van de besturen zich geen klap lijkt aan te trekken van enige ere code.

Als die twee zaken niet zo een enorm probleem vormden, was er geen aanleiding om de normjaartaak als gevaar te zien. Net als bij een computer: het is de gebruiker die de data bepaalt. Je kunt de computer de schuld geven, je kunt ook de stekker eruit trekken en op papier gaan werken. Dan snap je misschien weer dat de programmering altijd mensenwerk is.

Wil je de normjaartaak als instrument houden en de huidige vorm van bestuur en controle laten bestaan, dan zal er of juridisch of politiek strakkere richtlijnen afgesproken moeten worden.
De noodzaak van de juridische probeer ik via procedures aan te tonen.

Het is ondertussen wel bewezen dat de normjaartaak zonder extra richtlijnen verandert in een wurgkoord, waarbij de werkgever het touw bedient.

Als je de verschillende belasting meeneemt in een berekening, zie je in de grafiek van de normale verdeling dat de spreiding van de hoeveelheid werk per docent elke wettelijke norm overschrijdt. Dat is een gevolg van het punt wat jij aanroert: er wordt geen enkel onderscheid gemaakt.

 

Dat wil niet zeggen dat het onderscheid er niet IS.
Eén keuze is, om van die wettelijke grenzen gebruik te maken. Dat ga ik in mijn hoger beroep doen: ik laat de belasting zien en laat zien, dat die de normaal verdeling zoals die geldt in een fatsoenlijke werkomgeving, ruimschoots overschrijdt.

Dat kan ik doen, omdat ik in mijn aanstelling in één van de grootste overschrijdingen val.

Hier komt jouw vraag weer naar voren. Om bovenstaande aan te tonen, moet je tenminste één keer de echte getallen invullen en optellen.
 

De vraag is eigenlijk: moet dat elke keer apart gedaan worden of is het genoeg om een stevige controle uit te voeren, duidelijke richtlijnen af te spreken en het op die manier nog eens te proberen.
 

Zie je: het HOEFT niet constant uitgerekend en opgeschreven te worden. Het moet nu alleen gebeuren, omdat de huidige uitvoering tot misbruik leidt.
 

Terug naar je vraag: volgens mijn werkgever en de rechter is het antwoord: ja.
Ik moet als werknemer onafgebroken tijdschrijven om mijn werk aan te tonen. Iets anders wordt niet geaccepteerd. Dat bevestigt het laatste vonnis nogmaals.

 
Is dat werkbaar? Technisch gezien wel, het is maar wat je gewend bent. Een advocaat of adviseur doet het ook, om de rekening voor een cliënt te kunnen aantonen. Er is software voor.
 

Het echte probleem bij de uitvoering is de cultuur. WIL men het? De praktijk wijst uit, dat docenten het niet willen. Bij uitgevoerde controle op werkdruk, is al gebruik gemaakt van respondenten in het veld. Dat was minimaal en niet consistent.
 

Helaas is het juist diezelfde weerzin, die werkgevers ruim baan geeft in hun eigen kwalijke uitvoering van de normjaartaak. De werkgevers hebben al bewezen zichzelf niet als fatsoenlijk werkgever te gedragen. Dat ontkennen is dom.

OF het systeem wordt steviger bewaakt OF de docenten moeten hun cultuur aanpassen en inderdaad gaan tijdschrijven OF het hele systeem wordt opgedoekt en er wordt een ander wiel uitgevonden.

 

P.S.

 

Ik hei het erin bij jullie: als je werkgever voor de rechter wordt gevraagd of ze erkend dat je de uren die je zegt inderdaad gewerkt hebt: zegt die dat het NIET WAAR is. ( al zat ik meer dan de helft van de tijd binnen een straal van 10 meter naast mijn locatiemanager te werken)

 

De werkgevers zien dit vonnis als een overwinning!!! Blijkbaar zijn zij niet de werkgever die je dacht te hebben.

 

het vonnis staat op Iemanddoetiets.nl_2eprocedure_dagvaarding