Het ERWD-Protocol

*Overige ‘uitspraken’-blogs*

_______________________________________________

Het protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie (ERWD-protocol)

________________________________________________________________________

Het ministerie van OCW heeft in 2008 aan de Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken-Wiskunde onderwijs (NVORWO) de opdracht gegeven een ‘Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie’ (ERWD) te ontwikkelen.  Juni 2011 was dit protocol klaar.

NVORWO is bekend om zijn extreme vernieuwings-visie aangaande het rekenonderwijs.

Het ERWD-protocol richt zich op het rekenwiskunde-onderwijs aan alle leerlingen, dus niet alleen op leerlingen met rekenproblemen, in de leeftijd van 4 tot 12 jaar in het basisonderwijs. De PABO’s hebben inmiddels dit protocol in hun lesprogramma’s opgenomen.

Er komt heel wat bij kijken bij de implementatie van het ERWD-protocol. De overheid heeft veel geld ter beschikking gesteld voor ‘verbetering’ van ons rekenonderwijs. De eenvoudigste, efficiëntste en goedkoopste oplossing, zorg voor een goede rekendocent, is niet aan de orde. Zo ontstaan er veel nieuwe functies, alle vakken worden betrokken, er moet veel vergaderd worden. En er moet flink geïnvesteerd worden in nascholing: hoogconjunctuur voor de adviesbureau’s.

De Pabo’s hebben inmiddels dit protocol in hun rekenlessen opgenomen en vele onderwijsadviesbureau’s zorgen voor bijscholing.

“Implementatie van het protocol ERWD is een investering in de verbetering van het rekenonderwijs op uw school.”
Cursusinformatie ERWD door Onderwijsadviesbureau IJsselgroep

“Het protocol ERWD biedt een eenduidig kader voor goed afgestemd reken- en wiskundeonderwijs.”
BCO Onderwijsadvies

“Er wordt een scholingsaanbod ontwikkeld voor schoolbegeleiders, IB’ers, Zorgcoördinatoren en MT’s. In de scholing worden de deelnemers vaardig gemaakt in het implementeren van de protocollen op strategisch, tac­tisch en operati­oneel niveau binnen de school. De verwach­ting is dat de scho­ling de tweede helft van 2014 in enkele pilots zal worden uitge­pro­beerd. In 2015 zal daarna het defini­tieve materi­aal beschik­baar komen.”
Hannelore Veltman, Projectleider Masterplan Dyscalculie

Effectief leren hoofdrekenen op basis van begripsvorming en inzicht helpt voorkomen dat leerlingen later grijpen naar methodes waarvoor minder inzicht vereist is, bijvoorbeeld cijferen. Het protocol ERWD pleit dan ook voor veel meer aandacht voor begripsvorming en goede procedurele kennis voordat tot automatiseren wordt overgegaan.”
Uit *Rekenen-wiskunde in de 21e eeuw*

_____________________________________________________________________________

Mieke van Groenestijn

De projectleider van ERWD was Mieke van Groenestijn. van Groenestijn was destijds Lector ‘Gecijferdheid’ aan de Hogeschool Utrecht. Ze studeerde onderwijskunde en orthopedagogiek. Ze was bestuurslid bij NVORWO. Meer over Mieke van Groenestijn vindt men hier: *Vernieuwers aan het woord*.

Mieke verstaat de kunst om het rekenen heel wat moeilijker te laten lijken, dan het in werkelijkheid is. Ook komt ze vaak met omslachtige oplossingen voor eenvoudige problemen.

[Zwakste leerling heeft recht op beste rekenleraar]  [Als je niet kunt rekenen, heb je een groot probleem]

Mieke van Groenestijn:

  • Ik hoop en verwacht dat ons ERWD-protocol een verplicht onderdeel gaat worden van het pabo-curriculum. Dan ontstaat er daar nog veel meer aandacht voor rekenen en rekendidactiek.
  • Rekenen is naast taal een kernvaardigheid en daarom kan het niet alleen maar worden toebedeeld aan de docenten wiskunde. Alle docenten hebben ermee te maken en daarom hebben we gekozen voor een drieslag. Het basisniveau is voor alle docenten, zodat zij het belang inzien van rekenen en er in hun eigen vak iets mee kunnen. Het is van belang dat ze kunnen signaleren of leerlingen iets wel of niet snappen of kunnen, niet om het dan zelf uit te leggen, maar om het door te spelen aan een rekencoördinator of mentor. Het gevaar is namelijk groot dat docenten zo hun eigen manieren hebben om rekenonderdelen, bijvoorbeeld procenten, uit te leggen. Dat kan voor sommige leerlingen erg verwarrend zijn. Het derde niveau is dat van de rekencoach of rekenexpert die overzicht heeft over alles wat er in de school op het gebied van rekenen gebeurt. Het is de bedoeling dat de rekencoaches zelf een aantal taken oppakken, zoals het ontwikkelen van rekenbeleid. Daarnaast hebben ze een taak als adviseur en coach voor hun collega’s. Het zijn in de school dus echt de experts op het gebied van rekenen. Ze begeven zich op een voor de scholen nieuw en onbekend terrein.
  • Kunnen we nu eindelijk eens stoppen met die discussies over realistisch rekenen versus traditioneel rekenen? Ik vind dat echt een non-discussie.
  • Onderwijs moet gericht zijn op de toekomst van onze kinderen. En het delen – de berekening zelf – kun je makkelijk genoeg door een machine laten uitvoeren. We kunnen ons afvragen of onze kinderen in de toekomst nog een staartdeling nodig hebben.
  • Er is niet één manier om zoiets als de tafels te leren. Er zijn er meer, het gaat erom de best passende te vinden voor dat specifieke kind. Misschien heeft de leerling een zwak geheugen, dan moet je dat niet op die manier belasten. Misschien is hij auditief niet sterk, dan moet je naar een veel visuelere manier zoeken.
  • Het gaat erom dat docenten leren methodeoverstijgend te werken. Elke school heeft een methode, maar als die niet past bij de leerling zal de docent andere manieren moeten vinden.

_____________________________________________________________________________

Uit het protocol

De schrijvers van het ERWD-protocol voor het basisonderwijs zijn Mieke van Groenestijn, Ceciel Borghouts en Christien Janssen.

Ceciel Borghouts is medewerker bij het Freudenthal Institutuut en heeft een eigen bedrijf: Borghouts rekenadvies. Over belangenverstrengeling gesproken. Zij studeerde orthopedagogiek.

Christien Janssen studeerde onderwijspsychologie. Ze is werkzaam als onderwijsadviseur bij O2-onderwijsadvies.

Het protocol valt hier te lezen  *Het ERWD-protocol* .

Uit dit protocol:

  • Hoewel in Nederland sinds de jaren ’80 goed rekenonderwijs is ontwikkeld, is het niet gelukt om het aantal kinderen met reken-wiskunde problemen te verkleinen.
  • Ieder kind is anders. Ieder kind bereikt de rekenwiskundige doelen op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Goed rekenwiskunde onderwijs is optimaal afgestemd op de ontwikkeling van de individuele leerling.
  • Iedere leerling ontwikkelt rekenwiskundige concepten en daarbij passende procedures op zijn eigen manier. Het onderwijs dient daarop te worden afgestemd.
  • Het eerste uitgangspunt van het huidige rekenwiskunde-onderwijs is het betekenisvol leren door middel van contexten. Als tweede uitgangspunt wordt gesteld dat het leren van rekenen-wiskunde verloopt via het proces van informeel naar formeel handelen. Vanuit het informele handelen komt de leerling via voorstellingen en schematiseren tot formele bewerkingen.
  • Goed kunnen rekenen is geen doel op zich. Rekenen in het dagelijks leven bestaat niet uit losse rekenactiviteiten.
  • Het maken van veel kale sommen leidt tot betekenisloos leren (goochelen met getallen) en kan de rekenzwakke leerling juist in verwarring brengen.
  • Het inzicht verdwijnt naar de achtergrond als leerlingen vrijwel alleen maar kale sommen oefenen. Dan verdwijnt tevens de betekenis van het rekenen steeds meer naar de achtergrond en raakt verloren.
  • Voortdurend procedures oefenen die leerlingen niet begrijpen, heeft weinig zin en kan juist belemmerend werken.
  • Onbegrepen algoritmes zijn foutgevoelig.
  • Als kinderen kunnen vertellen wat zij doen, dan begrijpen zij ook wat zij doen.
  • Leerlingen die verbaal sterk zijn kunnen goed vertellen en hun gedachten verwoorden. Leerlingen die visueel sterk zijn, hebben een goed voorstellingsvermogen. Alle leerlingen hebben tijd nodig om bewust met het verwoorden en visualiseren om te gaan. Dit is de basis voor begripsvorming en inzicht in de formele bewerkingen die aansluitend worden geoefend.
  • Bij productief oefenen construeren leerlingen zelf passende bewerkingen (tekeningen, schema’s, sommen) bij een context. De leerlingen bedenken hun eigen passende berekeningen en kunnen vertellen wat ze doen.
  • Op veel scholen oefenen leerlingen de tafels toch nog altijd op de traditionele wijze. Tafelrijen oefenen is echter voor veel leerlingen een grote opgave: het is een verbale activiteit en doet daarom een groot beroep op het auditieve geheugen van de leerling.
  • Het rekenen tot 10, 20 en dan tot 100, 1000 en verder, doen we al sinds het begin van de schoolplicht. Daardoor is er nauwelijks kennis over of en hoe dit dan anders kan.
  • Het vermenigvuldigen van grotere getallen is gebaseerd op associatieve netwerken van conceptuele kennis.
  • Van belang is ook dat de leerlingen doorzien dat er bij een staartdeling niet gedeeld wordt. Het grootste getal wordt wel gedeeld door het kleinste getal (de deler), maar de uitvoering van de procedure bestaat alleen uit vermenigvuldigen en aftrekken. Daardoor kan het woord staartdeling voor de leerlingen (met name voor de slimme rekenaars) verwarrend zijn.
  • Het vijfde uitgangspunt van realistisch rekenen is de verstrengeling van leerstoflijnen. De vier basisoperaties (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) zijn met elkaar verweven. Zij kunnen niet onafhankelijk van elkaar worden geleerd.
  • De rekenmachine krijgt een functionele plaats in de bovenbouw van de basisschool.
  • Berekeningen met de rekenmachine gaan vaak veel sneller dan het uitvoeren van berekeningen op papier of uit het hoofd en zijn ook betrouwbaar.
  • Op de rekenmachine hoeft de leerling alleen maar in te tikken: bedrag-10%. De rekenmachine geeft vervolgens het juiste antwoord.
  • Het is in de huidige maatschappij gewenst dat leerlingen berekeningen met hedendaagse computerprogramma’s kunnen uitvoeren, zoals Excel. Zij kunnen zelf eenvoudige formules invoeren. Ook de rekenzwakke kinderen kunnen met inzicht eenvoudige bewerkingen in Excel uitvoeren.
  • In onze digitale maatschappij wordt veel meer gebruik gemaakt van decimale getallen dan van breuken.
  • Probleemoplossend rekenen, waarbij de leerlingen zelf hun oplossingsprocedures bepalen, is een belangrijk onderdeel van het hedendaags reken-wiskunde onderwijs. Hierdoor ontwikkelen leerlingen inzicht in hun eigen rekenwiskundig handelen.
  • Tijdens rekenwiskundig handelen in authentieke situaties ontwikkelen leerlingen spontaan rekenwiskundige concepten die, vanwege de combinatie van de werkelijkheidssituatie met het handelen, ook nog eens betekenisvol zijn.
  • De oefeningen zetten de leerlingen aan om eigen denkmodellen en eigen oplossingsprocedures te ontwerpen. Geleidelijk aan ontwikkelt de leerling hieruit formele bewerkingen en standaardprocedures.
  • Het tellen en rekenen met geld wordt vaak gezien als een apart onderdeel binnen rekenen, maar is in feite deel van het subdomein meten vanwege het decimale stelsel.
  • Een kind is het middelpunt van verschillende gekoppelde dynamische systemen die voortdurend zijn ontwikkeling beïnvloeden. Een belangrijk kenmerk van een dynamisch systeem is het iteratieve karakter. Het is duidelijk dat het leren van rekenen-wiskunde een complex proces is van samenhangende dynamische systemen die elkaar continu beïnvloeden.
  • De ontwikkeling van rekenwiskundige kennis en vaardigheden verloopt bij de meeste kinderen geleidelijk en vrijwel ongemerkt. Toch is deze ontwikkeling een complex proces van vele factoren die elkaar voortdurend beïnvloeden. Maar ook het kind reageert op zijn omgeving waardoor die omgeving ook verandert. De omgeving is zelf onderdeel van andere dynamische systemen en daardoor eveneens aan veranderingen onderhevig. Daardoor ontstaan iteratieve veranderingsprocessen die zowel het kind als de omgeving beïnvloeden.
  • Het drieslagmodel is een model voor probleemoplossend handelen. Het laat zien hoe een leerling de oplossingprocedure van contextopdrachten doorloopt. De leerling gaat stapsgewijs van de context naar bewerking (plannen), vandaar naar oplossing (uitvoering van de bewerking) en van de oplossing terug naar het oorspronkelijk probleem (reflecteren). Het eigenlijke rekenen is slechts een onderdeel van het probleemoplossend handelen.
  • Naarmate leerlingen ouder worden, kunnen contexten complexer worden en kan er ook meer afleidende informatie in zitten. Dat komt beter overeen met de overdosis informatie die we in het dagelijks leven moeten doorwerken om tot de kern van een rekenvraagstuk te komen. Leerlingen leren relevante informatie te selecteren.
  • Leerlingen leren beter en vlotter rekenen als nieuwe kennis en procedures worden gekoppeld aan reeds begrepen kennis en procedures die opgeslagen zijn in associatieve netwerken.
  • Nog altijd overheerst in het onderwijs de opvatting dat leerlingen het technisch rekenen moeten beheersen om contextproblemen te kunnen oplossen. In dit protocol gaan we uit van nieuwe inzichten, waaruit juist het omgekeerde blijkt. Begrijpend lezen, informatie in een context analyseren, praten over contexten en, daarop aansluitend, berekeningen uitvoeren leiden tot inzichtelijke procedures. Dit is de basis voor de ontwikkeling van betekenisvolle rekenwiskundige concepten en oplossingsprocedures.
  • Als een leerling sterk visueel is aangelegd, is het raadzaam oefenstof met denkmodellen te ondersteunen en geen kale sommen aan te bieden.
  • Multi-channel oefenen. Het is raadzaam om bij kinderen een beroep te doen op alle kanalen waardoor zij leren: kijken, luisteren, spreken, bewegen, ruiken, voelen, doen. Door tijdens de rekenles de leerlingen zoveel mogelijk activiteiten te laten uitvoeren en zelf te laten experimenteren met materialen zijn zij volledig betrokken bij het leren rekenen en ontwikkelen zij een complete, betekenisvolle, conceptuele basis. Hierdoor krijgt het oefenen ook betekenis en worden kennis en vaardigheden geïntegreerd.
  • Scholing vraagt om een positieve en open attitude ten aanzien van inzicht in eigen leervermogen en leervaardigheden. Het betekent ook kunnen samenwerken en leren van en aan elkaar in werksituaties. Het is een taak van het onderwijs om situaties te creëren waarin de hier genoemde componenten alle drie bewust worden ingebed. Dit is de basis voor het ontwikkelen van gecijferd gedrag. Alleen door deze componenten gezamelijk in te bedden in het onderwijs kan een houding voor life-long-learning groeien.

 

Ceciel Borghouts

[Koppeling tussen verhaal en som]

  • Kinderen moeten leren een rekentekening te maken.
  • Laat kinderen sommen ontdekken bij een verhaal en observeer zelf met behulp van het drieslagmodel of zij dit beheersen.

____________________________________________________________________________

ERWD voor het Voortgezet Onderwijs en het voor het Middelbaar Beroepsonderwijs

Inmiddels is er ook een ‘Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie’ voor het Voortgezet Onderwijs en het voor het Middelbaar Beroepsonderwijs verschenen. Ook nu weer zijn deze protocollen tot stand gekomen onder leiding van Mieke van Groenestijn. De twee protocollen, VO en MBO, blijken vrijwel identiek te zijn. Ik beperk me dan ook tot het VO.

Schrijvers van het ‘Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie voor het Voortgezet Onderwijs’ zijn Mieke van Groenestijn, Gerjan van Dijken, Dolf Janson.

Gerjan Van Dijken is docent rekenproblemen en dyscalculie aan de Hogeschool Utrecht.

Dolf Janson was destijds trainer/consultant bij het onderwijsadviesbureau APS. Hij heeft een adviesbureau: JansonAdvies.

Men kan dit protocol hier lezen:  *Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie voor het Voortgezet Onderwijs*

Uit dit Protocol:

  • Wat rekenonderwijs ‘goed’ maakt voor zwakke rekenaars is ook goed voor alle andere rekenaars.
  • Iedere leerling is anders en dit heeft ook consequenties bij leren rekenen.
  • Ernstige rekenproblemen kunnen ontstaan als er onvoldoende afstemming wordt gerealiseerd tussen het (reken)onderwijs en de onderwijsbehoeften van de leerling. De kenmerken van het onderwijs sluiten dan niet of onvoldoende aan bij de (aangeboren en verworven) kenmerken van de leerling
  • Wij geven een beeld van de gevarieerde mate van rekenvaardigheid van leerlingen bij hun instroom in het vo. Hoe eerder deze diversiteit wordt onderkend, hoe beter het VO op deze verschillen kan inspelen, hoe beter de leerlingen zijn geholpen en hoe hoger uiteindelijk het onderwijsrendement zal zijn.
  • De kern van de grote uitdaging voor het rekenonderwijs in het VO is een aanbod te leveren dat aansluit op de onderwijsbehoeften van leerlingen met een grote variëteit aan rekenvaardigheid.

________________________________________________________________

Kritiek

Voor kritiek op het Protocol ERWD zie  *Pseudowetenschap in het onderwijs*   blz. 8 t/m blz 19.

Het rekenprotocol ERWD, dat met subsidie van het Ministerie OCW naar alle scholen werd verstuurd, gaat uit van realistisch rekenen. Het dwingt daarmee scholen, nascholingen en leraren-opleidingen tot rekenen in contexten en raadsels.
Marcel Schmeier, Onderwijsadviseur

Mieke’s pleidooi voor het afschaffen van de staartdeling laat zien hoe weinig ze afweet van wat er in de vervolgopleidingen gebeurt, beta-breed en aan de economische faculteiten.”
Joost Hulshof (Hoogleraar wiskunde)

 

Prof. Hans van Luit (hoogleraar dyscalculie)

[De betekenis van het ‘Protocol ERWD VO’ voor leerlingen met rekenproblemen of dyscalculie]

  • Naar mijn idee vragen de geformuleerde voorstellen uit het ‘protocol ERWD VO’ wel behoorlijk veel van de tijd van scholen, maar ook van de competenties van allen die in school direct of indirect met het rekenonderwijs van zwakke leerlingen te maken hebben.
  • Naar onze mening hebben ‘deskundigen’, vakdidactici en toetsmakers een onrealistisch – zo niet utopisch – beeld van de rekenkennis van leerlingen. Dit bleek ook wel uit het pilotproject waaraan in 2012 ongeveer 50.000 leerlingen uit het vo en 30.000 uit het mbo deelnamen. Van de havo-leerlingen haalde het ongelofelijke percentage van 72 % een onvoldoende op de rekentoets en in het vwo had ook nog 32 % een onvoldoende score. Voor het vmbo en mbo zijn de resultaten nog dramatischer.
  • Goede contexten bieden volgens ‘het protocol’ de leerling de mogelijkheid oplossingsprocedures te leren en toe te passen, zodat ze gestoeld zijn op begrip. Hierbij moet mijns inziens wel opgemerkt worden dat het hoog tijd wordt contexten in zowel methoden als toetsen weer tot normale te begrijpen tekstuele rekenopgaven terug te brengen. Veel methode- en toetsmakers zijn doorgeslagen in het gebruik van gekunstelde contexten. Veel en soms zelfs onbegrijpelijk taalgebruik zorgt er voor dat – in ieder geval – de zwakke leerling het zicht op een adequate probleemoplossing volkomen uit het zicht verliest.
  • Naar het precieze onderscheid tussen rekenzwakke leerlingen en leerlingen met een rekenstoornis is het tevergeefs zoeken. Het ‘protocol’ biedt geen eenduidigheid over criteria van diagnose en behandeling.

 

Uit: ‘Toepassing en werking van de protocollen ERWD in het onderwijs‘ , Onderzoek in opdracht van het ministerie van OC&W:

  • Uit de interviewronde met experts komt een vrij negatief beeld naar voren als het gaat om de bekendheid, implementatie en toepassing van de ERWD-protocollen in de onderwijspraktijk. Van implementatie en verankering in het schoolbeleid is nauwelijks sprake.
  • De ERWD-protocollen werken niet goed; leerkrachten kunnen geen goede vertaalslag maken van de inhoud naar de reken- of wiskundeles in de klas.
  • Een aantal deskundigen trekt de stellige conclusie dat de ERWD-protocollen te complex zijn.
  • Het beeld dat experts schetsten van de geringe bruikbaarheid van de ERWD-protocollen wordt eveneens bevestigd door uitkomsten van de enquête.

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter