Met de werkdruk van leraren valt het reuze mee, schrijft onderwijsmanager Ruud van Diemen

De karikatuur van de docent die om 4 uur 's middags al thuis zit en 12 weken vakantie heeft wordt door onderwijsmanager Ruud van Diemen maar weer eens van stal gehaald. Zie zijn artikel in de volkskrant.

10 Reacties

  1. Onderzoek

    In 2000 en in 2008 zijn er onderzoeken geweest naar de hoeveelheid gewerkte uren. Beide onderzoeken concluderen dat docenten meer uren maken dan de 1659 per jaar. Omdat er relatief veel vrije dagen zijn in het onderwijs, moeten de werkweken gevuld worden met ruim 41 uur. Dat wordt gehaald, met heel veel spreiding tussen de docenten trouwens.

    Ruud van Diemen herhaalt wat hij om zich heen hoort. Al een aantal jaren is het in managerskringen gewoonte om te beweren dat leraren niet zoveel doen. Blijkbaar verkeert Ruud in kringen die uit eigen ervaring spreken en dan concluderen dat docenten niet zoveel werken. Een logische veronderstelling is dan dat managers die voorheen docent waren, in hun docententijd de kantjes eraf hebben gelopen.

    Het 2000 rapport via zoekterm: Taakbesteding en taakbelasting van leraren

    Het 2008 onderzoek via: www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2009/04/07/eindrapport-bapo-180-tijdsbesteding-leraren-voortgezet-onderwijs.html

    Beide rapporten voor wat ze waard zijn.

    Klaas Wilms

    • Inderdaad manager

      Vanuit betrouwbare hoek hoorde ik dat deze meneer inderdaad een kersverse Collegemanager is, die kennelijk hoopt op deze manier snel carrière te maken. Ook begreep ik dat deze meneer al door zijn meerderen stevig op de vingers getikt is. Gelukkig maar!

  2.  

     

    In onderzoek naar de werkdruk van docenten gaat het om de ervaren werkdruk. De twaalf weken vakantie van docenten, altijd een dankbaar aangrijpingspunt, hebben weinig te maken met het feit dat docenten de werkdruk in de werkzame 40 weken vergeleken met werknemers in andere sectoren als zeer hoog (niet acceptabel) ervaren. Vier op de tien in het V.O. en P.O. tegenover  een op de acht in de overige sectoren. (van Grinsven, Elphick en Van der Woud, 2012). Dit verschil verklaren uit navelstaarderij en gebrek aan realiteitszin is demagogie. Als belangrijkste werkdruk verhogende factoren worden genoemd: de veelheid aan niet lesgevende taken, de beperkte autonomie en de fysieke, mentale en emotionele belasting van het werk.

    “Laat docenten maar eens en half jaar ervaring op doen in het bedrijfsleven. De terugkeer naar het onderwijs zal ervaren worden als stappen in een warm bad,” schrijft Van Diemen. Ik denk dat meestal het omgekeerde het  geval zal zijn en men van een koude kermis thuis komt.

    Dit is al de derde keer in korte tijd dat ik een stuk lees over de “riante arbeidsvoorwaarden in het onderwijs waar het altijd feest lijkt te zijn”(Volkskrant, 12 november), over overbetaalde leraren, die zich niet willen laten bijscholen (McDaniel) en nu weer dit. Telkens uit dezelfde hoek van managers en adviseurs. De aanval op de Nederlandse leraar lijkt geopend. 

    “De rest van de samenleving haalden zijn schouders op bij een demonstratie van leraren” volgens Ruud van Diemen. Hoeveel schouders zijn dat? Ik geloof er niets van. Dan geloof ik  eerder Maarten ’t Hart die in “De gevaren van joggen” schrijft: “Leraar – het is zonder enige twijfel het zwaarste beroep dat er bestaat. Stuk voor stuk verdienen ze niet alleen het salaris van een Procureur-Generaal, maar ook nog eens een Gouden Handdruk.” Hij sprak uit ervaring.

  3. En deze lui weten via de

    Stel je voor dat deze lui via de sectorraden de onderwijscooperatie weten te gijzelen.

    • Onderwijscoöperatie gijzelen?

      Ik hoop er uiteraard het beste van. Mijn vertrouwen in de vrijwilligers en respect voor hun inzet zijn groot; mijn scepsis betreft de structuur van de OC, die m.i. niet deugt.

       

      Het is raar dat leraren geen lid kunnen worden van dé adviesinstantie die leraren zegt te vertegenwoordigen en dat volgens OCW ook doet. 

       

      Ook is raar dat het advieswerk zich achter de schermen afspeelt; schermen waar leraren niet achter kunnen kijken, áls ze al weten dat die schermen bestaan.

       

      Natuurlijk, discretie en diplomatie hebben hun waarde, maar nemen niet weg dat een effectieve veldvertegenwoordiging i.h.a. een continue en transparante interactie met de achterban vereist. Helaas zijn, gezien de structuur van de OC, niet leraren de achterban, maar vijf abstracte 'clubs'. Dat zou m.i. anders moeten.

       

      • De BON leraren doen hun best
        De BON leraren doen hun best in de werkgroepen, de druk komt van de raden, OC&W en Den Haag. Die willen resultaat zien.

Reacties zijn gesloten.