Gebrek aan kennis van het verleden

Gebrek aan kennis van het verleden

Waarom was het artikel van Bastiaan Bommeljé in NRC Handelsblad van 7 mei j.l. zo’n geslaagde analyse van de geleidelijke afbraak van het hoger beroepsonderwijs in de laatste decennia? Omdat Bommeljé niet alleen afgaat op indrukken en meningen maar ook over feitenkennis beschikt. Hij houdt ongetwijfeld een privé-archief bij waardoor hij zijn mening kan staven met cijfermateriaal, met rapporten en citaten.
Dat is om meer dan één reden van groot belang: zijn betoog wint aan overtuigingskracht, hij toont aan hoe weinig ruggegraat de ‘onderwijsspecialisten’ hebben en hij voorkomt dat de verantwoordelijken zich kunnen witwassen door het verleden anders voor te stellen dan het geweest is.
Helaas is Bommeljé één van de weinigen die zo goed geïnformeerd is. Een minder gelukkig voorbeeld trof ik aan op de website van Beter Onderwijs Nederland. Daar werd, niet voor het eerst, een discussie gevoerd over het belang van eindexamens en de waarde, of niet, van het schoolonderzoek.
Sommige deelnemers aan deze discussie zijn blijkbaar van mening dat het schoolonderzoek indertijd is ingevoerd als een soort onderwijskundige ‘verrijking’, maar dat is helemaal niet het geval. Wie zich verdiept in de invoering van de Mammoetwet ziet dat die al dadelijk gepaard ging met bezuinigingen: het beloofde aantal wekelijkse lesuren kon niet gehaald worden, het programma moest smaller worden dan toegezegd, de lerarensalarissen, met name die van de eerstegraders, moesten omlaag. En het eindexamen, in de beproefde vorm met gecommitteerden, kon niet op die manier gecontinueerd worden.
Van overheidswege werd gezegd dat het steeds moeilijker was om gecommitteerden te vinden, deskundige externe toezichthouders bij de examens. Het zou bovendien, met de te verwachten groei van het middelbaar onderwijs, veel te veel gaan kosten.
De leraren waren helemaal niet gelukkig met de nieuwe regeling. De argumentatie van het Genootschap van Leraren, zoals neergelegd in een motie op de Algemene Vergadering in oktober 1970 is nog steeds valide: ‘De Algemene Vergadering van het Genootschap enz. te Amersfoort op 16-10-1970 onderschrijft volkomen het standpunt van het Bestuur inzake de onaanvaardbaarheid van de tot stand gekomen eindexamenprocedure wat betreft het vroegere mondelinge gedeelte van het eindexamen, het zgn. schoolonderzoek, dringt er bij het Bestuur op aan zo effectief mogelijk de publieke opinie in die richting te mobiliseren, en machtigt het Bestuur alle mogelijke maatregelen te treffen bij zijn streven alsnog deze eindexamenprocedure van goede garanties te voorzien door het handhaven van het instituut van gecommitteerden, zulks ter voorkoming van de dreigende waardevermindering van het einddiploma en een eventueel hieruit voortvloeiend toelatingsexamen aan Universiteit en Hogeschool, en gaat over tot de orde van de dag’.

Cornelis Verhage

3 Reacties

  1. Ken ons verleden
    Beste Cornelis,

    Ik denk dat je een goede schets geeft van de situatie rond 1970. Het was een tijd van extreme groei in onderwijsdeelname. Er was zelfs een regeringscommissaris aangesteld, Posthumus, om daar iets aan te doen (vermakelijk is dat hij wel eens serieus heeft geopped dat zonder ingrijpen, de onderwijsbegroting uiteindelijk het hele overheidsbudget zou opslokken. Wat natuurlijk niet kan).
    Ik denk ook dat het tekort aan gecommitteerden waarschijnlijk een serieus probleem is geweest; in dat geval lijkt het uitgesloten om het oude mondelinge examen met gecommitteerden in ere te herstellen. Maar er zijn wel alternatieven die haalbaar kunnen zijn, zoals schoolonderzoeken laten uitvoeren door docenten van buiten de eigen school (zoiets gebeurt in Engeland, als ik het goed heb, maar ik heb geen precieze informatie over buitenlandse gewoonten die ze daar heel vanzelfsprekend vinden zodat ze zelden in detail worden beschreven ten behoeve van foreigners).

    Ben Wilbrink

    • Engeland
      Toevallig is er iemand op het forum met inside kennis van het Engelse schoolsysteem….

      In Engeland zijn er een handvol organisaties (exam board) die ieder een eigen examen systeem hebben. Scholen schrijven zich in bij 1 van die organisaties. Ze kunnen jaarlijks wisselen van organisatie en voor verschillende vakken examens van verschillende organisaties gebruiken. De examens en het onderwijs zijn tegenwoordig modulair (dus meer als schoolonderzoeken dan als een centraal schriftelijk examen) al is er een beweging terug naar 1 examenmoment aan het eind. De examenorganisatie contracteert docenten om deze examens na te kijken. Dat is dus een docent van buiten de eigen school.

      • Meer keuzevrijheid voor ouders
        De door Mark79 beschreven toetsen en examina opstellende organisaties passen uitstekend in het kader van een streven naar meer vrijheid voor ouders en leerlingen wat betreft het kiezen van een schoolcurriculum en een onderwijsmethode en daarbinnen met de reanimatie van de HBS en het oude Gymnasium die naar mijn overtuiging veel leerlingen zouden trekken. Als er weer examenopgaven gemaakt zouden worden die passen bij deze afgedankte scholen zou niet alleen gemakkelijker overgestapt kunnen worden op hergebruik ervan maar zou door wederzijdse transgenese met de nieuwe schooltypen zowel de oude als de nieuwe schooltypen het onbetwist goede van elkaar kunnen overnemen. Als de examen-opstellende organisaties ook tussentijdse toetsen opstellen zouden die, zo gewenst, ook gebruikt kunnen worden om kritiek op het functioneren van een leraar naar het belangrijkste te sturen: Heeft de leraar er voor kunnen zorgen dat voldoende leerlingen de leerstof beheersen?
        Wat het VWO betreft zouden de universiteiten moeten aangeven welke combinaties van (eventueel van verschillende examen opstellende instanties afkomstige) examenonderdelen leerlingen voor een bepaalde studie toelaatbaar maken.
        Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.