Poëzie in het onderwijs?

Een favoriete bezigheid die ik met velen deel, is lekker lui een boek of tijdschrift lezen.Zo zat ik in mijn tuintje De Groene van deze week te lezen, toch niet direct een blad voor luie lezers. Maar misschien wel de laatste “slijpsteen voor de geest”onder de Nederlandse weekbladen, zoals een ingezonden briefschrijver opperde.
In een stuk over de in 2008 overleden criticus Rein Bloem schrijft Piet Gerbrandy naar aanleiding van diens visie op poëzie:”Bloem had gelijk Poëzie is taal. Alle andere kwaliteiten die aan poëzie worden toegeschreven, zoals haar rijkdom aan beelden, ideeën en emoties dankt zij aan de enthousiaste en geduldige lezer. Zonder inzet van de lezer kwijnt zelfs het vitaalste gedicht weg”.
Daar lig je dan in je tuinstoel als luie lezer.
Als gematigd lezer van vooral gemakkelijke poëzie kan ik het standpunt van Bloem en Gerbrandy niettemin onderschrijven. De poëzie heeft lezers nodig. Het lezen en herlezen van moeilijker poëzie loont vaak de moeite, hoewel dichters het ons soms wel erg lastig maken. Bloem heeft veel betekend voor de receptie van een vrijwel onleesbaar geachte dichter als Hans Faverey over wie hij opmerkte: “De dichter is Hans Faverey, in dit land waar iedereen een uitgever vindt de enige outcast”.
Dat dichters zich wel bewust zijn van dit spanningsveld tussen de poëzie en de luie lezer vond ik mooi verwoord in een gedicht van de Vlaams/Nederlandse dichter Ben Cami.

Poëet

Ziehier deze gedichten ze komen
Gewoon in een tijdschrift ik heb ze
Naar de uitgeverijen gezonden nee
Was het antwoord onverkoopbaar.
Ze konden ze toch weggeven er zijn
Mensen met nog ruimte
In hun boekenkast ze lezen wel niet
Maar hun kleinzoon misschien wel.

En aangezien ik geen enkele lezer
Tel na vijfendertig jaren
Is het zo welletjes schrijf nu
Je gedichten godomme zelf.

Uit: Wat ik wil is gelijk aan niet (1974)

Cami ging hierna gewoon verder met het schrijven van gedichten en dat is natuurlijk de paradox.

Poëzie in het onderwijs anno 2011?