67 Studeren in Frankrijk: ‘Lost in the Fog’ Chinese studenten in Frankrijk en Nederland.

28 maart 2011
Hoe zit het wereldwijd met de Chinese studenten? Naar schatting zijn het er 1,4 miljoen die in het buitenland studeren, van 7 grensoverschrijdende studenten is er 1 Chinees. Er zijn nogal wat keerzijden aan verbonden die weinig te maken hebben met kwaliteit, wederzijdse (geestelijke) verrijking of economisch voordeel. In Frankrijk is daar de laatste tijd over gepubliceerd en daarbij vergeleken blijft de universitaire communicatie in Nederland wat achter. Vroeger kwam men daar zelfs teksten tegen waarvan men de indruk kreeg dat de schrijver een brok emotie moest wegwerken als het om Chinese studenten gaat. Oh, het uitverkoren en beloofde land te zijn van een Chinese student! Een toekomstige Einstein die weliswaar niet in staat is een half dozijn Engelse woorden op een rij te zetten, maar dat is niet erg als je elkaar maar begrijpt en dat moet a fortiori voor een bètastudie gelden. Ons geheime polder-Wunderwaffe, speerpunt van de internationalisering, want ‘in onze Nederlandse labs komt een kwart tot een derde van onze mensen uit het buitenland, simpelweg omdat in Nederland niet genoeg geschikte mensen te vinden zijn’ (VNO/Philips 2004, nog steeds de doctrine). Zou het werkelijk zo kunnen zijn dat het geïdealiseerde buitenland meer/beter ‘geschikte’ wetenschappers produceert dan wijzelf ooit zouden kunnen doen? Onze Masters zijn toch zo goed en geliefd omdat ze kort, goedkoop en vooral Engels-talig zijn? Hoeveel ‘labs’ zijn er eigenlijk nog nu ook die van Organon (3e qua grootte) zo onnozel in de mondiale put is gevallen? En is het niet verkapt racistisch zich in te spannen om ‘geschikte’ studenten aan te trekken uit ‘NESO-Landen’ (1) i.p.v. Afrikanen voor wie het misschien zoveel nuttiger zou kunnen zijn? Zijn die dan niet ‘verrijkend’?Overigens moet men wel een groot respect hebben voor wat NESO tot stand brengt. Inmiddels zijn er 5100 Chinese studenten in Nederland die vaak business studies plegen en meestal onder elkaar blijven. Veel van hen (70%?) blijft in Europa hangen. Studeren is ook een emigratie strategie, al is die ‘70%’ waarschijnlijk uit de lucht gegrepen.

In Frankrijk zijn er nu 29.000 en vormen het grootste cohort buitenlandse studenten met de Marokkanen (31.000) en Algerijnen (21.800) op een totaal van 246.000 buitenlandse studenten (12 % van alle studenten) die de staat zo’n € 2,5 à 3 miljard/jaar kosten want de staatsinstellingen van hoger onderwijs zijn hier voor het grootste deel gratis. Ongeveer 20% komen via uitwisselingen op universitair niveau. Dat zijn in principe de ‘goeden’. Een gedetailleerde uitsplitsing schijnt niet te bestaan. Ook Frankrijk probeert een hoopvolle fascinatie om te zetten in iets positiefs: ‘Men moet er aan denken dat de invloed van Frankrijk in de toekomst afhankelijk is van de ambitie om op grote schaal de volgende generatie van de Wereldelite hier op te leiden’ (Pierre Tapie in Le Monde van 1 maart 2011). Daarbij gaat het impliciet om Chinezen want ‘tegen 2020 is China het universitaire eldorado van de wereld met 5 van de 20 top universiteiten’. Jammer voor Frankrijk is dat ‘het aantal jonge buitenlanders dat in staat is colleges in het Engels te volgen ongeveer 20x zo groot is als het aantal dat in staat is dat in het Frans te doen’. Tot nu toe werden (Aziatische) studenten mede geselecteerd op basis van voldoende talenkennis om het Franse universitaire onderwijs te kunnen volgen. Nu er wat meer Engelstalige cursussen zijn, zou de doelstelling moeten verschuiven in die zin dat de klemtoon van de selectie komt te liggen bij intelligentie en bekwaamheid en dan pas wordt aangevuld (dus geen a priori) met een ‘pratique obligatoire de la langue française en fin de formation‘, want het studeren in Frankrijk betekent ook dat men van het land moet houden en diens culturele uitstraling verrijkend integreert. Dat kan alleen via de taal. (Vrij naar: C’est en faisant découvrir et aimer la langue française à de nouveaux publics qu’elle rayonnera, comme conséquence de la francophilie’). Hiermee doelt hij kennelijk op studenten, die hun hele universitaire parcours in Frankrijk doen (= diplomastudenten in de Nederlandse terminologie), een klein elite deel van het totaal. Maar wel het belangrijkste. In een Nederlandse context zou het ‘wishful thinking’ zijn, omdat daar universitaire vorming de vorm heeft aangenomen van een productie proces waar studenten klanten zijn die het meeste willen voor weinig geld en de minste inspanning (= zesjes cultuur, één jarige Masters, prijsvechter zijn enz.), culturele binding en uitstraling zal hun worst zijn. De Heer Pierre Tapie, die hier geciteerd werd, is een echte intellectueel en baas van ESSEC, de economische Hogeschool. De ‘polytechnicien’ is zelf een puur product van de Franse meritocratie, met een zeer ruime bedrijfservaring. Hij is de president van de ‘Conférence des Grandes Ecoles’ de lobby van de beste en de meest veeleisende onderwijsinstellingen. Hij zegt dat als je bij de beste behoort, men ook een hoog collegegeld moet vragen. Zijn idee is het aantal niet-Europese studenten (in feite Aziaten) drastisch te verhogen en de collegegelden te aligneren op wat in de VS, Australië of Engeland gebruikelijk is d.w.z. € 13.500/jaar, voldoende om ruimte te scheppen voor een aantal beursen voor merite of sociale overwegingen, want gemiddeld kost een student hier € 11.000/jaar. Hij stelt terecht vast dat de Chinezen die in Australië of Engeland het volle pond betalen dat ook in Frankrijk zouden moeten doen, want het zijn allang geen arme Chinezen meer die een universitaire vorming in het buitenland zoeken, 90% betaalt het helemaal zelf.

Het klinkt erg mooi en het is misschien waar dat Frankrijk in Aziatische ogen meer glamour, luxe, savoir-vivre, cultuur representeert dan welk land dan ook, en bovendien gelouterd wordt door hun veel vertaalde wereldlitteratuur en de duurzaamheid van de Verlichting, maar de in beweging zijnde Aziatische massa is prozaïsch is nauwelijks geïnspireerd door het ‘hogere’. In Frankrijk constateert men met lede ogen dat ze op uitzonderingen na sowieso de besten niet krijgen, want degenen die gezalfd uit het selectieproces te voorschijn komen, gaan naar de beste locale universiteiten. De koopkrachtige uitgeselecteerden geven daarna de voorkeur aan universiteiten in Engels-talige landen, met name Australië, de VS en Engeland. Landen en a fortiori universiteiten die nog minder geprofileerd zijn worden 3e of 4e keuze bestemmingen en krijgen bovendien te maken met een amorfe toestroom (althans in theorie) die afkomt op de (vermeende) laagdrempeligheid, afwezigheid van collegegeld, de duur van de studie, emigratiemogelijkheden, lage taaleisen, ‘dunne’ dossiers e.d. Dat zou de Nederlandse autoriteiten te denken moeten geven.

De Chinese studenten die in Frankrijk terecht komen, meest kostenbewuste, abacussende zelfbetalers, zijn vooralsnog op kennis van het Frans geselecteerd. Kennelijk heeft zich daarom heen een diensten verlenende ‘business’ ontwikkeld die de kandidaten door het maquis van motivatiebrieven, universitaire pre-inscripties, keuzeproblemen, visa en taaltesten lootst. Zo’n 400 (!) kantoortjes houden zich daar mee bezig met een actieve steun van de Chinese overheid. Een kant-en-klaar pakket kan € 4.000 kosten. Als ze aankomen, volgen ze een talencursus (6 maanden, soms tot 2 jaar) die kennelijk weinig effect sorteert. Hun universitaire pre-inscriptie is van weinig nut (allang verlopen?) en zo ontstaat er massa zwevende, zeer middelmatige studenten (étudiants flottants) die een pleisterplaats zoeken of in de natuur verdwijnen. Een 15-tal Confusius-Instituten fungeren als plaatsingsbureaus voor uiterst marginale instellingen die studenten nodig hebben om te overleven of voor universiteiten waar ze een diploma konden kopen zoals in Toulon. De rector magnificus werd daar op betrapt en het is een schandaal geworden, InHollandwaardig. Soortgelijke incidenten deden zich voor in Corsica en Parijs.

Als men er van uit gaat dat de 20% die binnen het universitaire kader binnenkomen goed zijn, dan kan men zich de vraag stellen wat de toegevoegde waarde is van de 80% die quasi op de bonnefooi komt en voor wie Frankrijk, en Europa in het algemeen, de 3e of 4e keus was. Hun motivaties lopen uiteen van avontuur, huwelijk (de dames), de meest goedkope opleiding, het verkrijgen van een willekeurig diploma, emigratie, een handeltje opzetten. Hoe lager de drempel, hoe meer er komen. Zou het in Nederland echt anders zijn?

Dat neemt niet weg dat men in de hoofdstad hoort van zeer briljante Chinezen van eerste generatie immigranten op de Ecole Polytechnique, in de handel, in de advocatuur enz. die gemotiveerd gekomen zijn via het netwerk van de Alliance Française en de 470 Franse scholen en Lycees in het buitenland (300.000 leerlingen waarvan 2/3 niet-Frans) en ook door de uitstraling van het land zelf. De Ecole Centrale (de één na beste ingenieursschool) heeft een filiaal in China en ESSEC een campus in Singapore.

—————————-

Met enig weemoed blader ik door ‘L’Ambassade de la Compagnie Orientale des Provinces Unies vers le Grand Cham (= Khan) de Tartarie ou Empereur de la Chine’ de Franse versie van de VOC ambassade aan China onder leiding van Pieter de Goyer en Jacob de Keyzer die op 14 juli 1655 uit Batavia vertrok en op 31 maart 1657 terugkwam en die op de heenweg de landroute van Canton naar Peking had genomen. Mijn rijk geïllustreerd exemplaar (512 bldz in-folio) uit 1665 is nogal onbeschaamd, en vooral onderdanig, opgedragen aan Monseigneur Colbert, onze gevaarlijkste concurrent, en werd in Amsterdam gedrukt. Een van de doelen van de ambassade was de Keizer te hulp te roepen ‘pour délivrer la mer des tyrannies & brigandages du fameux Pirate Koxinga’. Het ging echter hoofdzakelijk om de handel, maar het verslag overtrof dat in ruime mate. Het is meer een encyclopedisch relaas waar nieuwsgierigheid en het nut gezamenlijk opgaan. Het ging om belangstelling, waarneming, kennisoverdracht, informatie. Het is geschreven met een zelfbewuste visie: ‘Il n’ y a rien de si agréable en la nature que de voir; rien de si éclatant que de savoir beaucoup; rien de si absolu que de pouvoir tout’, schrijft ‘Sr de Nieuhoff’ (Johan Nieuhof 1612 – 1672) de chroniqueur van de Ambassade, die ook een zeer verdienstelijke tekenaar was. Het zou het devies moeten zijn voor iedere betere ‘research’ universiteit. De hedendaagse werkelijkheid is anders. Zoals ingenieurs zich zo vaak ‘techneuten’ noemen, valoriserend is dat echt niet, het is alsof ze iets onderdanigs hebben geïnterioriseerd, komt men in universitaire vaak berichten tegen met au fonds de zelfde strekking van beperkende onwetendheid. Lees in het Jaarverslag van de RU van Leiden (2009): ‘Sinds 2007 wordt universiteitsbreed uitvoering gegeven aan het programma Internationalisering; een speerpunt van universitair beleid (2). De belangrijkste doelstelling van het programma is het bevorderen van de buitenlandse instroom in de masteropleidingen [En de eigen mensen zijn dus tweede rangs?]. … In januari is het Leiden University Excellence Scholarship Programme (LExS) gelanceerd; de eerste tachtig bursalen zijn in september 2009 aan hun opleiding begonnen. LExS is gericht op excellente niet-Europese studenten die zich in Leiden aanmelden voor een masteropleiding’. Frankrijk wil dat buitenlanders zo goed betalen voor hun beste opleidingen, dat er nog iets overblijft voor beursstudenten. Zoiets wordt locaal al toegepast door Sciences Po’. En ook dat ze ambassadeurs worden van de Franse cultuur. Zou zoiets in Nederland kunnen? ‘Goede basiskwaliteit met excellentie [vindt men] slechts in de niche’ (dixit Differentiëren in Drievoud). Als men dat niet verbetert door te strijden tegen de ‘zesjes cultuur’ (idem) met ambitie en differentiatie tussen de universiteiten, dan komt er nooit een gestage, verrijkende stroom van goede (= knappe) buitenlandse studenten op gang en blijft het klungelen als met cement dat niet pakt omdat men er teveel zand bij doet. Zelfs NESO klaagt over ‘het ontbreken van internationaal vermaarde topinstellingen zoals Oxford en Cambridge en de zwakker wordende internationale positie van Nederland op het gebied van onderzoek door het lage investeringsniveau’.

De Nederlandse universiteiten zeggen niets over zelfbetalende studenten uit NESO-landen, meest Chinezen. Worden ze door Leiden, Utrecht enz. gelubd en krijgen ze (beurs)geld op de koop toe? Hoeveel zelfbetalers zijn er vergeleken met beursstudenten en in welke echelons zitten ze? Ook in vergelijking met andere landen? Wat is hun betekenis voor Nederland?

Was het nodig om de meeste zo niet alle Masteropleidingen te verengelsen om zo heel weinig buitenlandse studenten van het betere soort aan te trekken? ‘Topstudenten’ in de terminologie van de Heer Rutte in 2005? Men moet wel héél erg goed en méér biedend zijn om een buitenlander te overtuigen dat het gekopieerde de moeite waard is. In de Nederlandse context waar alle universiteiten gelijk moeten zijn lukt zoiets niet. Daarom, maar tegen alle hoopvolle verwachting in zijn verreweg de meeste buitenlandse studenten (78%) van bachelors niveau.‘The high percentage of foreign students in the Netherlands studying at bachelor’s level is somewhat unexpected, as English-taught programmes in the Netherlands are mainly offered at master’s level’ zegt NUFFIC in ‘Mapping Mobility’, bldz. 69 als een ‘understatement’ dat klinkt als ‘verantwoordelijk maar niet schuldig’. Van het totale aantal buitenlandse studenten (76.500) zijn 44% Duits en de meesten daarvan (72%) zijn bachelors. Hoeveel jonge Duitsers zijn niet uitgeweken omdat ze in het eigen land niet aan de bak konden komen? En die waarschijnlijk veel te weinig meebetalen? En hoe kan het dat wat in Wenen een plaag is, in Nederland wordt voorgesteld als een bewijs van kwaliteit en aantrekkelijkheid? En waarom zijn er zo weinig (1.000) Duitse studenten in Denemarken? Zijn die misschien niet veeleisender? Het is overigens jammer dat de Universiteiten niet uitleggen wat ze precies met ‘internationalisering’ bedoelen en wie ze graag zouden ontvangen en uitsturen, hoe ze zouden moeten selecteren en filteren. En in welke faculteiten, want heeft het veel zin je borst nat te maken voor 51.000 buitenlandse diploma studenten die merendeels ‘economics’ en ‘behavior (sic, moet aan chimpansees denken, prefereer trouwens ‘behaviour’) & Society’ studeren? Wat is de toegevoegde waarde? ‘Differentiëren in Drievoud’ (bldz 21) zegt van de (te) vele bachelor studenten: ‘Dat is prima met het oog op de international classroom-functie maar minder positief als we graag potentiële kenniswerkers aantrekken zoals masterstudenten en promovendi’. Ja, ja, ‘international classroom function’ een mooie eufemistische kreet, wat betekent dat precies? De universitaire jaarverslagen lijken op elkaar, prioritair wil men internationaliseren, maar nergens vindt men het heilige vuur om de verspilling van het lokale talent (meest manlijk) en de relatieve honkvastigheid van de eigen studenten tegen te gaan. Zo lijkt het mij niet normaal dat in Leiden en Utrecht 2/3 van de studenten dames zijn en dat de in-bound uitwisseling (76.500) de out-bound (41.500) ver overtreft. Het had andersom moeten zijn en niet alleen Engelstalig.

Internationaliseren zou je voor je zelf moeten doen en niet voor het buitenland. Het is waar dat Nederlanders misschien meer denken in termen van ‘brain circulation’ dan ‘brain gain’ zoals Frankrijk. Maar dat betekent ook een afwezigheid van de wil iets meer mee te geven, iets duurzaams met betrekking tot Nederland dan een competentie ad minima. Het is de filosofie van een off shore onderwijs instelling die aan zijn omzet denkt, hoe meer hoe beter. ‘Inkomsten te verwerven met de export van onderwijsdiensten’ zegt NESO. Dus korte masters en zo goedkoop mogelijk, pile ‘em high, sell ‘em cheap. NUFFIC in legt er nog een schep boven op in zijn verslag: ‘Dutch Higher Education, Mapping Mobility 2010, International Mobility in Dutch Higher Education’, men ademt daarin een sfeer van geesteloos rondschuiven van jonge mensen. Als je andermans taal teveel gebruikt wordt je een beetje slaaf.

Het mentaliteitsverschil tussen Frankrijk en Nederland zou men zo kunnen formuleren: ‘Wie zich groot gedraagt, wordt vanzelf groot. Wie zich klein gedraagt, maakt zich klein’. Het stond in andere context in de NRC van 28 maart 2011.
——————–

Soms komt er een ‘feed back’ uit China die onze neus in een veranderende werkelijkheid drukt. Het lag min of meer voor de hand dat het China van Deng Xiaoping zich inspireerde op het model van de VS: Veel werken, zich verrijken, je kinderen naar de beste universiteiten sturen. Na 2008 kwam de cesuur, toen bleek dat de Amerikaanse methodes van oversimplificatie, power point modellisering, extreme kwantificering in mindere mate toepasbaar zijn gezien het huidige ontwikkelingsniveau van China. De jonge Chinezen die met buitenlandse diploma’s terugkomen zijn teveel geoccidentaliseerd en moeten zich hernieuwd bij de taaie locale cultuur aanpassen waar Confusiaanse familieverhoudingen en een zware vorm van centralisatie van de samenleving in hoog aanzien staan. Dat uit zich enerzijds in een strenge controle op de werknemers (‘ik wil weten wat ze denken’) en anderzijds in een gevoel van verantwoordelijkheid voor het personeel aan wiens bestaan de (meest familie) bedrijven inhoud en richting moeten geven (Vrij naar een artikel van ‘Roland Berger, Strategy Consultants’, in ‘Challenges’ van 24 februari 2011). Het Amerikaanse model van ongebreidelde individuele prestatie staat daarbij op de tocht. Het Chinese model-in-opkomst met zijn diepgang en niet zo subtiel gebruik van nationalisme en mercantilisme, zou alle Europese economische faculteiten te denken moeten geven.

(1) NESO: Netherlands Education Support Office. NESO’s ‘markt landen’ zijn Brazilië, China, India, Indonesië, Maleisië, Mexico, Rusland, Taiwan, Thailand en Vietnam.

(2) Het is beledigend als ik dat zo lees. Was mijn generatie dan minder ‘internationaal’? Laat een lambda academicus die pronkt met grauwe Engelse veren maar eens in Frankrijk komen solliciteren, zoals ik dat zelf heb kunnen doen. Het is onwetend en misleidend te denken dat de verengelsing op de internationale arbeidsmarkt substantieel kansverhogend is. En hoeveel NL multinationale bedrijven zijn er de laatste tijd niet verkocht, waardoor het potentieel van buitenlandse arbeid beduidend is verminderd? En welke Nederlander heeft nog een internationale uitstraling als ooit mijn Professor Tinbergen?