Ritzen versus Van Bijsterveldt

Jo Ritzen, oud minister van onderwijs en nu voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, zegt dat staatssecretaris Van Bijsterveldt de Tweede Kamer onjuist geïnformeerd heeft over het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs dat in 2011 ingaat.

Het nieuwe financieringsmodel zal de universiteit van Ritzen waarschijnlijk 10,6 miljoen euro per jaar minder opleveren.

Lees verder in de NRC.

34 Reacties

  1. Het nieuwe
    Het nieuwe financieringsmodel voorziet in een uniforme bekostiging van het hoger onderwijs, voor universiteiten en hogescholen. Het merendeel van het geld zal straks verstrekt worden op basis van het aantal ingeschreven studenten. In het huidige model draait het vooral om het aantal uitgereikte diploma’s.

    Hoe komt het dat U.M. nu ruim 10 miljoen Euro minder per jaar zou gaan krijgen. Ligt het slagingspercentage daar hoger?

    • Slagingspercentages
      Slagingspercentages (numerieke rendementen) kunnen nogal verschillen, al naar gelang de opleiding. Maastricht is sterk in geneeskunde, met een hoog slagingspercentage. Ik sluit niet uit dat het intensievere onderwijs van Maastricht ook in andere opleiding tot relatief betere numerieke rendementen heeft geleid, vergeleken met die van elders (rechten, gezondheidswetenschappen). Ik ben benieuwd of dit inderdaad een rol speelt bij de inkomensdaling die Maastricht beweert voor de kiezen te krijgen. Als dit zo is, dan heeft het niets met diplomafraude te maken. Het enige dat je dan kunt zeggen, is dat Maastricht lange tijd relatief voordeel heeft gehad uit de bekostiging op basis van uitgereikte diploma’s (wat Ritzen ook erkent, volgens het stuk in de NRC).

      • Re: slagingspercentages
        Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de Universiteit Maastricht wat makkelijker diploma’s afgeeft dan andere universiteiten (voor dezelfde opleiding) en daarom profiteert van output financiering.

        • Lezen
          @Mark

          Dat schrijf ik: het probleem in Maastricht is juist NIET dat ze makkelijk diploma’s afgeven.

          Als jonge universiteit hebben ze waarschijnlijk wel extra middelen gekregen om intensiever onderwijs te kunnen geven dan elders gebruikelijk is. Daar volgend betere rendementen uit (relatief meer diploma’s).

          De opleiding geneeskunde is altijd al gekenmerkt door relatief hogere numerieke rendementen. De verklaring daarvoor is een heel eenvoudige: het is een opleiding met een glashelder profiel, voor glasheldere beroepen, in een beschermde arbeidsmarkt. Wat wil je nog meer? Maastricht heeft relatief veel studenten geneeskunde, vergeleken met Leiden, Amsterdam, Groningen. Misschien zit Rotterdam in hetzelfde schuitje als Maastricht.

          Wees niet zo naief om overal diplomafraude in te zien.

          • Misschien gewoon lagere eisen, daarom nog geen diplomafraude
            Ik wil niet zo ver gaan om te spreken van diplomafraude maar afgaande op wat ik heb begrepen van studenten is de studie geneeskunde in Nederland in het algemeen en onder andere in Maastricht in het bijzonder wel wat gemakkelijker dan in Leuven.
            Er zijn veel studenten die in Leuven kansloos zakken en vervolgens in Nederland vrij gemakkelijk slagen.
            Ik weet niet ofdat dit enkel omwille van een verschil in niveau is. Aan de Vlaamse universiteiten is vooralsnog het goed kunnen reproduceren van theorie een belangrijkere vereiste. Er zijn studierichtingen waarvoor dat minder belangrijk is maar laat geneeskunde nu net een studierichting zijn waarvoor parate kennis wel zeer belangrijk is. Ik weet dat U.M. minder waarde hecht aan parate kennis, daar wordt meer met casussen gewerkt waarin je zelf op zoek moet naar de relevante informatie (ProbleemGestuurd Onderwijs).
            www.maastrichtuniversity.nl/web/Faculteiten/FHML/Doelgroep1/AankomendeStudenten/Bacheloropleidingen/Opleidingen/Geneeskunde/Opleidingsinformatie.htm
            Verder valt aan het programma op dat ze minder fundamenteel te werk gaan. Normaal gesproken (de klassieke opbouw van die studie) begin je in een studie geneeskunde met in detail de opbouw van het lichaam te behandelen (anatomie, histologie en biochemie) en behandel je in de 2de fase van de studie pas in detail wat er allemaal mis kan gaan met het lichaam. Het lijkt er op dat U.M. de eerste fase als het ware overslaat en direct begint met de 2de fase in de veronderstelling dat de studenten zo ook wel een goede parate kennis opdoen.

            Hoe dan ook, ik ben blij dat de outputfinanciering gedeeltelijk wordt teruggedraad.
            Gedeeltelijk, want: Het merendeel van het geld zal straks verstrekt worden op basis van het aantal ingeschreven studenten.
            Dit is een belangrijke stap in de goede richting.

          • Makkelijker? Selectiever zul je bedoelen.
            Bart,

            Een belangrijk verschil tussen Nederland en Vlaanderen is dat in Nederland de toelating tot geneeskunde effectief plaatsvindt voordat de studie begint, terwijl dat in Vlaanderen juist tijdens de studie gebeurt (er is tegenwoordig wel een toelatingsexamen of -toets; de details daarvan ken ik niet, maar ik weet vrijwel zeker dat relatieve selectie in vooral het eerste jaar daarmee niet van de baan is).

            De eisen voor het doctoraalexamen geneeskunde in Maastricht zijn vergelijkbaar met die aan andere opleidingen geneeskunde in Nederland. Een verschil is waarschijnlijk dat de Maastrichtse student dat doctoraal iets eerder haalt.

          • Reactie op jouw eerste alinea
            Hier vergis je je in, Ben. Ik verwijs naar het Witboek waar ik eerder naar refereerde: www.ond.vlaanderen.be/toelatingsexamen/achtergrondinformatie.htm
            Alle gegevens die je mogelijk interessant kan vinden over het toelatingsexamen en meer kan je hierin terugvinden. Zo wordt er ook vergeleken met de Nederlandse loting en de Waalse selectie en kan je ook de slagingspercentages voor de studie geneeskunde hierin terugvinden.

            Van de Nederlanders die deelnemen aan dit toelatingsexamen mag verondersteld worden dat verreweg de meesten een VWO-diploma bezitten, anders is deelname zinloos aangezien het bezitten van een VWO-diploma een voorwaarde is om je als Nederlander in te schrijven voor een universitaire studie. Voor Vlamingen zijn de voorwaarden inderdaad extreem soepel, gelukkig is er wel nog een behoorlijke zelfselectie, wellicht mede omdat ouders veel kosten maken voor de studies van hun kinderen (weinig studiefinanciering en geen lening, dus veel kosten voor ouders).
            Er zijn 2 sessies van het toelatingsexamen per jaar, 1 in juli en 1 in augustus. Van de Nederlandse deelnemers slaagt per sessie ongeveer 25%, over beide sessies samen slaagt ongeveer 1 op 3. Van de Vlaamse deelnemers slaagt per sessie ongeveer 1 op 3 en over beide sessies samen slaagt iets meer dan de helft.
            De jongens presteren iets beter dan de meisjes en de Nederlanders blijken vooral te weinig punten te halen op het onderdeel wetenschappen. Tabel 8 op bladzijde 113 zal wellicht interessant zijn voor jullie.

            De relatieve selectie in het eerste jaar is zeer laag. In Leuven slaagt al gedurende vele jaren ongeveer 90% van de eerstejaarsstudenten en dit ondanks een toename van het aantal studenten (ook voor voor interessante hypothesen). Dit is niet verwonderlijk aangezien een toelatingsexamen beter dan een gewogen loting het kaf van het koren scheidt. Daar zijn voor- en tegenstanders het waarschijnlijk over eens.

          • Selectie aan de poort en in eerste jaar: Vlaanderen (tand)arts
            Bart,

            Bedankt voor de verwijzing. Ik zie ergens dat in het eerste jaar 85% slaagt, dat betekent inderdaad dat het eerste jaar dan niet meer is gericht op het verminderen van aantallen studenten.

            De Vlaamse wet die het toelatingsexamen voor de opleidingen tot arts en tandarts regelt, de Vlaamse selectie aan de poort, is in Nederlandse ogen een merkwaardig stukje wetgeving. Het toelatingsexamen is evident bedoeld om de slachting in het eerste jaar van de betreffende opleiding te voorkomen, maar geeft de examencommissie alle vrijheid om dat naar eigen goeddunken in kwantitatieve zin te doen. Het examen is, zo begrijp ik het, een puur vergelijkend examen dat een voor de opleidingen te overzien aantal studenten moet opleveren. De overheid wast de handen in onschuld: er zijn geen quota vastgesteld. Kennelijk is de Vlaamse regering van mening dat de opleidingen dit zelf maar moeten uitzoeken en regelen, en ziet ze er geen bezwaar in dat leerlingen en anderen wordt wijsgemaakt dat hier gaat om een examen dat de geschiktheid voor het volgen van de betreffende opleidingen moet vaststellen. Als ik me vergis, hoor ik dat graag van je. Waar ik me in zou kunnen vergissen is bijvoorbeeld een ‘verborgen agenda’ achter dit toelatingsexamen: het wijst relatief meer Nederlandse kandidaten af, dan Belgische, dat komt de Belgen waarschijnlijk mooi uit. Dat gun ik ze in dit geval ook, moet ik zeggen. Een handigheidje, dat toelatingsexamen? Het bespaart in ieder geval veel kandidaten de ellende om er pas na een jaar ploeteren uitgegooid te worden, dat is winst. Dit toelatingsexamen trekt de samenstelling van de beroepsgroep van artsen uit balans: het zijn de slimmeriken in de exacte vakken, alsof dat de beste artsen op zal leveren. Maar ja, dat nadeel kleefde ook aan de waanzinnig selectieve propedeuse.

          • Niet alleen politici bedrijven politiek
            Er is inderdaad officiëel geen quotum vastgesteld voor het aantal studenten, het Vlaamse parlement verbood dat nadrukkelijk om de oppositie tegemoet te komen. Wel zijn er quota vastgesteld voor alle specialismen.
            Maar ja, je wil toch elk jaar een min of meer vast aantal kandidaten toelaten zodat de quota jaarlijks vervuld worden, de universiteiten een vaste instroom krijgen en er straks niet onnodige werkeloosheid ontstaat onder afgestudeerde artsen.
            Om deze reden wordt het toelatingsexamen jaarlijks te moeilijk gemaakt, het aantal geslaagde kandidaten wat ze dan nog tekort komen om de quota te vervullen en voldoende huisartsen te hebben wordt gedelibereerd. Jaarlijks wordt dus een flink aantal kandidaten gedelibereerd, ergens tussen 10% en tientallen procenten van de geslaagde kandidaten (je hoeft het maar eventjes te vragen aan eerstejaarsstudenten geneeskunde om dit te achterhalen). Indien je gedelibereerd bent (en dus eigenlijk te weinig punten behaalde) dan staat dit op het ´rapport` vermeld.
            Er wordt dus wel gewerkt met quota voor het aantal studenten maar de organisator kan dit niet toegeven aangezien zij dan zou toegeven in strijd met de wet te handelen.

            Het toelatingsexamen is inderdaad een vergelijkend examen. Het gaat er niet om ofdat je geschikt bent, het gaat er om ofdat je geschikter bent dan andere geschikte mensen. In hoeverre dat toelatingsexamen hier in slaagt, daarover kan je discussiëren. Wel is zeker dat de kandidaten die slagen voor het toelatingsexamen door de bank genomen de betere studenten zijn. De studie werd namelijk niet noemenswaardig gemakkelijker in de eerste jaren van het toelatingsexamen, enkel het vak wiskunde werd geschrapt aangezien er een degelijke wiskundebasis werd verondersteld gezien de selectie d.m.v. het toelatingsexamen (wiskunde is een van de 4 getoetste vakken).

          • De vragen voor dit
            De vragen voor dit toelatingsexamen worden opgesteld door de gespecialiseerde hoogleraren van de Vlaamse universiteiten (of in ieder geval onder hun verantwoordelijkheid).
            Ik ben het met je eens dat de slimste mensen niet noodzakelijk de beste artsen zijn. Sterker nog, ik ben er van overtuigd dat de slimste mensen niet noodzakelijk de beste studenten zijn. Het karakter, de motivatie en het geheugen spelen een minstens zo’n belangrijke rol voor een studie geneeskunde. Je hoeft immers in het algemeen niet al te complexe of al te abstracte fenomenen te begrijpen, wel moet je enorm veel kennis opdoen. Bovendien is er in Vlaanderen nog de cultuur, zeker voor zo’n richting (naar mijn inschatting is dit bij exacte studies minder het geval), dat je soms nogal afhankelijk bent van de hoorcolleges. Als je geen goede aantekeningen maakt en geen goede aantekeningen leent van een ander dan heb je een probleem. Dan mis je nogal wat tekeningen en met wat pech ook wat informatie.
            Het Vlaamse parlement koos er voor om de slimmere en betere scholieren toe te laten tot geneeskunde aangezien zij dit de rechtvaardigste methode vindt om de kandidaten te selecteren.

            De Vlaamse wet die het toelatingsexamen voor de opleidingen tot arts en tandarts regelt, de Vlaamse selectie aan de poort, is in Nederlandse ogen een merkwaardig stukje wetgeving.
            Waarom? Is dat enkel omdat de overheid zelf geen quotum oplegt voor het aantal studenten of heb je hier ook nog een andere reden voor?

          • Waarom?
            Bart,

            Je hebt het zelf al uitgelegd. Er gebeuren allerlei zaken die niet expliciet in de wet staan. Het volk wordt belazerd.

            Inderdaad, als het erom gaat dat de overheid een grens wil stellen aan het aantal opleidingsplaatsen voor geneeskundige studies, dan moet ze dat openlijk doen en er een numerus clausus voor vaststellen (alleen Nederlanders noemen zoiets een numerus fixus). En als je een numerus clausus vaststelt, dan moet je dus ook, als overheid, iets bepalen over de wijze waarop de stoelendans om dat schaarse aantal plaatsen eerlijk zal worden uitgevoerd. De Vlaamse overheid loopt weg voor die verantwoordelijkheid.

          • De Vlaamse overheid liep
            De Vlaamse overheid liep 10-15 jaar geleden weg voor die verantwoordelijkheid, gelukkig doet de organisator van het Vlaamse toelatingsexamen voor de studies geneeskunde en tandheelkunde dit niet. 🙂
            De Vlaamse overheid laat iedereen die van de lagere school komt toe tot een ASO-opleiding, de scholen zelf selecteren gelukkig nog wat met als gevolg dat het niveau sterk verschilt tussen diverse profielen van het ASO en 1 profiel op het TSO een hoger niveau heeft dan 2 profielen op het ASO.
            De Vlaamse overheid laat iedere Vlaming die een diploma van middelbaar onderwijs heeft (ook wanneer iemand 6 jaar TSO of 7 jaar BSO heeft gevolgd) toe tot de universitaire studies, de universiteiten selecteren gelukkig het eerste jaar ondanks dat er ook in Vlaanderen een outputfinanciering is.
            De Vlaamse docenten en de Vlaamse bestuurders van onderwijsinstellingen moeten behoorlijk tegen de stroom inroeien. Hopelijk doorstaan ze ook de outputfinanciering-beproeving.

            Overigens kan een vergelijking tussen het Vlaamse onderwijs en het Waalse onderwijs interessante inzichten opleveren. Tegenwoordig is het onderwijs een gewestelijke bevoegdheid, vroeger was dat niet. De structuur van het onderwijs is hierdoor nagenoeg hetzelfde, voor zo ver er verschillen zijn in de kwaliteit van het onderwijs (en het heeft er alle schijn van dat dit zo is) komt dit door verschillen in cultuur en financiering.

          • Hoe weet jij dat?
            Ben, hoe weet jij dat Maastricht niet makkelijker diploma’s weggeeft dan andere universiteiten? Ik zei niet dat ze dat doen, ik opperde alleen de mogelijkheid dat dit wel eens zo zou kunnen zijn.

      • re Slagingspercentages
        Maar Ben,
        De hoge Maastrichtse geneeskunde percentages zijn een artefact van de wijze van beoordelen: 4 voortgangstoetsen per jaar, vaste zak/slaaggrens (m minus 1x sd, resulterend in een vast zakpercentage van 7,5 % als ik me goed herinner per toets- Wijnen, weet je nog wel?- ik heb geen zin het nog eens op te zoeken). Je KUNT in de praktijk eigenlijk alleen zakken door het toeval. Maar er zwaaien wel eens een paar studenten om en die hebben er een jaar met de pet naar gegooid.

        Het Maastrichtse onderwijs is veel minder intensief dan waar ook ter wereld, met 4 contact-uren per week en wat praktikum eromheen, en met een voortgangstoets waarop je je niet kunt voorbereiden.

        Ik heb dat NRC-stuk niet gelezen, ik de vakantie lees ik geen kranten, maar het is al 35 jaar een grof schandaal dat deze hoge Maastrichtse neprendementen worden beloond en de andere universiteiten als lichtend voorbeeld worden voorgehouden.

        Willem Smit

        • Maar Willem
          Het onderwijs zit in Maastricht iets anders in elkaar dan bij andere opleidingen geneeskunde het geval is. Ik heb nooit ergens bewijs gezien dat de opleiding geneeskunde in Maastricht slechter zou zijn dan elders in ons land. Maar je weet: ik sta altijd open voor betere informatie.

          De Maastrichtse voortgangstoets is een fenomeen dat ik nooit goed heb begrepen, maar het is in ieder geval niet zo dat het gewone tentamens zou vervangen. Wil je zo’n voortgangstoets eens afleggen, zie dan HIER.

          De voortgangstoets is een toets op het niveau van doctoraal- of artsexamen (wat het is vergeet ik altijd; in Maastricht veronderstellen ze dat iedereen precies weet wat de voortgangstoets is, maar dat werkt bij mij dus niet). Het geinige is dat deze toets drie of ver keer per jaar bij ALLE studenten wordt afgenomen (dus ook de eerstejaars) (ook andere faculteiten kunnen daaraan deelnemen). Dat is telkens dus een nieuw samengestelde toets. Vroeger waren het tweekeuzevragen, Wynand Wijnen vond dat de beste vorm, tegenwoordig is dat meer gevarieerd. Of zo.

          • Helaas
            Deelnemen aan die voortgangtoets is enkel mogelijk wanneer je een abonnement afsluit, n.m.m. een duur abonnement.
            Ik heb er mijn twijfels over ofdat je met meerkeuzevragen het niveau van een artsenstudent onderzoekt aangezien juist het kunnen reproduceren zo belangrijk is voor een toekomstig arts.
            Voorbeeldje: wanneer voor een anatomische structuur 4 namen worden gegeven en je weet van die overige 3 namen (ongeveer) waar ze liggen (bijv. de m. gracilis ligt ergens mediaal op het been, de m. Rhomboideus ligt in de buurt van de schouder etc.) dan is het niet moeilijk om het juiste antwoord te geven. Wanneer je voor een histologische foto 4 mogelijke antwoorden krijgt dan wordt het je ontegenzeggelijk veel gemakkelijker gemaakt dan wanneer je zelf moet bedenken wat je ziet, je kan immers 3 van die opties afstrepen omdat je weet dat die niet mogelijk zijn. Idem voor bijv. symptomen van ziektes.
            Een arts moet niet ongeveer weten hoe de vork in de steel zit, hij moet het precies weten en dit in een fractie van een seconde zonder enige twijfels te hebben. Dat is de uitdaging van een artsenstudie en het is essentieel dat met betrekking hiertoe geen compromissen worden gesloten.

            Ik wil hiermee niet die voortgangstoets afbranden. Als extra hulpmiddel zou dit mogelijk nuttig kunnen zijn. Ik hoop in ieder geval dat de examens geen meerkeuzevragen bevatten, dat is een ongeschikte toetsvorm voor studies als geneeskunde en tandheelkunde.

            Ofdat het niveau wel of niet lager ligt in Maastricht dan aan andere universiteiten, ik doe daar geen uitspraak over. Ik stel enkel dat het slagingspercentage niets zegt over het niveau.

          • maar Ben toch
            Misschien dat ik er binnenkort zin in heb, maar nu vast dit. Vooral omdat jij er een heldenrol in speelde.
            In Maastricht waren ze erg trots op hun voortgangstoets en ik weet nog goed dat jij toen in een artikel meldde dat precies diezelfde toets allang bestond en in gebruik was ergens in de States (Kansas University? -ik zoek het nog wel een keertje op). Dat werd vervolgens ook sportief toegegeven, er was geen sprake van plagiaat. Ik vond dat toen erg knap van je, zo 2e helft van de jaren zeventig. Ben je dat vergeten? Ik niet.
            Later indien nodig meer over die toets. Het verbazende was dat niemand zich er over verbaasde; over die toets waarvoor altijd een vast percentage zakte -relatieve cesuur- die automatisch de hoge rendementen leverde (in de media werden jarenlang met 85% na vier jaar geschermd) en die amper behandelde leerstof bestreek. Wel boeiend dat nog steeds niemand zich daarover verbaast, zelfs niet de expert op toetsgebied bij uitstek: Ben Wilbrink.
            Nog even dit: er waren geen andere tentamens dan de voortgangstoets, de medische studenten legden alleen de vgt af.
            Of de Maastrichtse basisartsen na hun opleiding minder presteerden dan hun elders opgeleide companen is inderdaad nooit aangetoond. Ook niet dat ze beter waren of net zo goed. Er was bij de start van Maastricht een alumni-onderzoek beloofd en dat is ook uitgevoerd. Een rapport met de resultaten is nooit verschenen. Ook later is er nooit een onderzoek naar gedaan.

            Willem Smit

          • Tijden veranderen
            Willem,

            Interessant. We moeten er dan toch maar iets meer werk van maken.
            Het is niet onmogelijk dat in de beginjaren er alleen met die voortgangstoets werd gewerkt, daar wil ik vanaf zijn.
            Als je zo’n toets afneemt bij studenten die net beginnen aan de studie, ben je iets vreemds aan het doen, zeker. Er is nog geen stof voor bestudeerd, nog geen ervaring opgedaan. Een nul-meting zeg maar. Het idee lijkt te zijn geweest dat de studenten over de jaren heen hun beheersing kunnen zien groeien. Dat is geinig, maar of het alle moeite loont? In Maastricht menen ze nog steeds van wel.
            Die Amerikaanse toets kan ik me niet herinneren, mogelijk is het een Canadees artsexamen dat uitsluitend bestond uit een zeer groot aantal keuzevragen, over alle vakken heen, en dat volledig compensatorisch werd gescoord: de zak-slaaggrens was een score op de volledige toets, niet een groot aantal zak-slaaggrenzen op de deelverzamelingen van vragen uit de diverse vakgebieden. Je weet dat ik nog steeds gek ben op volledige compensatie.
            Meteen een reactie op Bart: Er is op zich niets mis met meerkeuzevragen, wanneer ze maar goed zijn ontworpen. In Maastricht doen ze dat steeds beter, onder andere Schuwirth doet daar heel goed werk. Maar je bedoelt waarschijnlijk dat het kiezen uit gegeven alternatieven zich slecht verhoudt tot wat een arts in de praktijk moet kunnen en kennen (zij moet zelf de mogelijk relevante alternatieven meteen kunnen generen, en daar een onderbouwde keuze uit kunnen maken). Dat ben ik met je eens. Maar precies op dat punt is Schuwirth bezig met toetsen op diagnostische vaardigheden.

            (bijvoorbeeld:) Lambert Schuwirth (2001): Toetsen van medisch probleem oplossend vermogen. LOS Contact. HTML [Tja, die spellingfout in de titel … ]

          • De Maastrichtse voortgansgtoets: hoe scoren andere artsen?
            Wes Holleman maakte mij attent op het volgende artikel:

            P. A. W. van Hessen, G. M. Verwijnen en Tj. Imbos (1991). De kennis van de Nederlandse basisartsen gemeten met de Maastrichtse voortgangstoets. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 135, blz. 1975-1978. pdf

            Het artikel geeft veel informatie. Er is wel het een en ander aan te merken over zwakke punten in het onderzoek, zoals de auteurs ook doen, maar zoals te verwachten komen er geen spectaculaire resultaten uit. Ik citeer de eerste alinea, omdat die meteen adresseert waar in deze draad discussie over is ontstaan.

            De Maastrichtse voortgangstoets (MTV) is regelmatig afgenomen bij anderen dan Maastrichtse studenten. De resultaten tonen een vrij constant beeld: studenten van diverse faculteiten scoren gemiddeld hoger naarmate zij verder in het curriculum gevorderd zijn, huisartsen in opleiding en andere onlangs afgestudeerden, samen aangeduid als ‘referenten’, scoren meestal iets hoger dan studenten in hun laatste studiejaar, en de verschillen tussen de faculteiten zijn gering.

            Bedenk dat het gaat om het examen basisarts, de MTV [anno 1990] “bestaat uit circa 235 vragen uit het gehele domein van medische kennis op basisartsniveau”. Het gaat om kennis die in zekere zin volledig opsombaar is, wat bij niet-geneeskundige opleidingen meestal een onmogelijkheid is. Voor de huisartsopleiding heeft Lisa Tan bijvoorbeeld een volledige opsomming opgesteld van de kennis die de huisarts nodig heeft (proefschrift). NB: als basisarts ben je nog geen huisarts: dan moet je de huisartsopleiding nog doen.

          • re Hoe scoren andere artsen
            Dit “onderzoek” en het daarin aangehaalde “onderzoek” was me bekend.
            Ik kan -toen en nu- geen andere typering vinden dan het cliche “verbijsterend”.
            Neem bv. het gegeven dat na zes jaar ongeveer een score goed wordt gehaald van zestig procent (min fout: 40%). Dat betekent dan na het eerste jaar een score van gemiddeld 10%, etc., halverwege dat jaar: 5%.
            Je moet je deze studenten eens voorstellen terwijl ze met deze toets bezig zijn. In 1991 nog zeggen de auteurs van Ben’s pdf over deze scores: “Volgens sommigen betekent dit dat studenten te weinig weten, volgens anderen dat de vragen toch te moeilijk of te weinig relevant zijn. Het laatste woord hierover is nog niet gezegd”. Dat is dus 15 jaar nadat ze met deze toets begonnen. 15 jaar gevuld met discussies over de validiteit van deze piepkleine feitjesvragen voor de hoge valuta pretenties van het PGO-curriculum in Maastricht.
            Er is veel en veel meer. Zelf was ik aanwezig bij een proefafname te Leiden waarover Bender c.s. rapporteren: een volslagen chaos waarover de onderzoekers amper reppen. De uitkomsten komen in 1989 terug in het onderzoek van Verwijnen, van der Vleuten en Imbos en van de chaos is dan helemaal geen spoor meer te vinden. Hoe heet het oppimpen van een proefafname naar een experiment? Nep, wat mij betreft.
            En al die jaren maar roepen dat Maastrichtse basisartsen ongeveer even hoog/laag scoren als elders opgeleide. Nou dat klopt wel zo’n beetje, als je voorbij gaat aan de nep, maar wat betekent het? Misschien weten de elders opgeleiden wel meer dan je met de MVT kunt gokken. Neem eens een traditionele essay-toets af aan Maastrichtenaren, zou je zeggen.
            Ik herinner me vaag dat er eens een Gronings basisartsexamen omgeformuleerd is in een voortgangstoets -kan dus niet, maar goed- en dat daarop Groningers en Leidenaren even laag scoorden als de Maastrichtenaren.
            Nog een zijdelingse opmerking. Toen de hoge rendementen geld op gingen leveren zat Maastricht goed, met zijn 95% tegen minder dan 65% elders.

            Willem Smit

          • We gaan door.
            Ik neem het onderzoekverslag erbij pdf.

            De Leidse jonge basisartsen is gevraagd om het examen thuis in te vullen. De rommelige sessie die je in Leiden hebt meegemaakt, hoeft niet verbonden te zijn met het besproken onderzoek. Overigens is alle onderzoek op onderdelen wel rommelig, dus dat is geen schrikken geblazen.

            De toets bestaat uit tweekeuzevragen (staat niet in het artikel?). De scoring is aantal goed min aantal fout (overslaan levert score 0 op; toch een gokje wagen, en fout gokken levert negatieve score -1/(2-1) = -1 op [2: want twee alternatieven]). Dit is allemaal prima, het moedigt het raden op tweekeuzevragen niet aan.

            De betrouwbaarheden komen niet boven de .80, wat me belachelijk laag lijkt. Maar goed, ik ben geen fan van hoge betrouwbaarheden.

            Tabel 2 geeft onbegrijpelijk eindscoregemiddelden: zijn dit nu percentages? En waarvan dan? Of letterlijk goed-min-fout, maar hoe zit het dan voor die 35 vragen gedragswetenschappelijke vakken? Laten we aannemen dat het om percentages gaat: rond 40%. Dat is belachelijk laag. Die belachelijk lage score wordt ook niet basisartsen buiten Maastricht gemaakt. En zowel voor basisvakken, als voor klinische vakken, en gedragswetenschappelijke vakken. Afgezien van het belachelijk slechte resultaat (zullen dan heeeel moeilijke tweekeuzevragen zijn geweest), gaat het toch om de vergelijking tussen Maastrichtse en andere basisartsen: en die verschillen nauwelijks in prestaties.

            Rendementen: je bedoelt propedeuserendementen? Die 65% is voor geneeskundeopleidingen? Groningen heeft 1990 na een ingrijpende herziening van de examenregeling (op advies van Willem Hofstee) propedeuserendementen van ca 90% gerealiseerd. Heeft dus ook met kwaliteit van het beoordelingstrajecten te maken. Een hoog rendement in Maastricht is op zich niet verbazingwekkend, of argwaanwekkend.

          • re: e gaan door
            Ben, je schrijft: “De rommelige sessie die je in Leiden hebt meegemaakt, hoeft niet verbonden te zijn met het besproken onderzoek. Overigens is alle onderzoek op onderdelen wel rommelig, dus dat is geen schrikken geblazen.”
            Die rommelige proefafname van Bender cs. wordt in alle verdere onderzoeken aangevoerd als ondersteuning van de eigen uitkomsten. Ondermeer via de literatuurverwijzingen van Verwijnen cs, Van Hessen cs. Dat is fout. Ik heb Bender genoemd omdat ik er toevallig zelf bij was maar ik had ook anderen kunnen noemen. Ik ben onderzoek naar de MVT blijven volgen; Bender was de eerste in een lange rij.
            Helaas moet ik blijven bij mijn conclusie dat al dit vergelijkende onderzoek naar de MVT, niet alleen op onderdelen maar in z’n geheel geheel ondeugdelijk is. Daarvoor zijn dus 2 hoofdredenen: de rommeligheden bij de afnames, en –belangrijker- het ontbreken van kennis van de validiteit van deze curriculum-onafhankelijke toets. Niemand weet welke betekenis deze toets heeft voor wat dan ook.
            Maastricht beweert op basis van dit vergelijkende onderzoek dat er weinig tot geen verschil bestaat met elders opgeleide basisartsen. Die bewering was en is dus ontoelaatbaar.
            Meer hierover vind je in de laatste 2 paragrafen van MYTHE 4

            Willem Smit

            Willem Smit

          • De ene basisarts is de andere niet?
            Willem,

            Ik heb hier geen houvast aan. De voortgangstoets en het problem-based leren (Mythe 4, slotsectie) lopen hier door elkaar. Dat validiteit van de voortgangstoets, of van welk examen dan ook, niet redelijk bekend is, daar sta ik niet van te kijken. (Over validiteit van toetsvragen, waarvan die van toetsen in zekere zin een afgeleide is, zie de betreffende paragraaf 2.6 in mijn herziening ‘Toetsvragen ontwerpen.’

            De onderzoekpublicaties van de onderzoekers die je noemt, heb ik niet bij de hand.

            Ik weet ook niet waar je naartoe wilt. Zijn er bijvoorbeeld over Maastrichtse artsen meer klachten bij tuchtcommissies ingediend, dan over artsen die elders zin opgeleid? Ik vind het nogal heftig, Willem.

          • re De ene basisarts is de andere niet
            Ben,
            eerst een verkeerde verwijzing rechtzetten die ik zelf veroorzaakte.
            Het gaat niet om de laatste twee paragrafen van Mythe 4 maar van de bijlage Smit (2006) bij die mythe.
            Ik heb jouw par. 2.6 gelezen.
            Een goed stuk, dat bij mij echter meer vragen oproept dan beantwoordt.
            In jouw opvatting van validiteit gaat het erom dat onderwijs de lln. uitrust voor het leven. Dat wil iedereen wel, denk ik, maar dat leven is wel een erg ruim begrip. Jij neemt de uitdaging aan en komt met strategieen, processen, hogere cognitieve vh. enz. in plaats van, of in aanvulling op, die vermaledijde, veel te simpele, inhoudvaliditeit, die bereikt wordt als de toets de vragen stelt waarop het antwoord in het leerboek staat. (Ik houd het simpel).

            In de referenties die je geeft, bedankt, valt het me op dat harde conclusies ontbreken. Vrijwel steeds is sprake van suggesties en mogelijkheden. Dat klopt, maar laat zien dat het onderwijs (en het toetsen) voor het leven haar programma nog lang niet rond heeft. Nochtans is dat onderwijs even oud als het traditionele.

            Je paragraaf 2.6 verdient meer dan een plekje in een draad. Doe me een plezier en start een nieuwe met een korte inleiding.

            Hoe het de Maastrichtse artsen vergaat in het leven, weet ik niet, weet niemand. Bij geruchte zijn er veel werkzaam in verpleegtehuizen; ik houd niet van geruchten. Het is toch ontoelaatbaar dat zo’n groot onderwijsexperiment haar alumni niet evalueert, vind je niet?
            Een tegenvraag. In de Maastrichtse geneeskunde opleiding is de voortgangstoets vrijwel het enige toetsinstrument. Er zijn geen andere tentamens of examens –tot 2000, misschien inmiddels wel, dat weet ik niet- Je zegt er niet van staan te kijken dat er over de validiteit van die toets niet veel bekend is omdat die van traditionele toetsen en examens ook niet redelijk bekend is (overigens geen goed argument). Maar de inhoudvaliditeit van die toetsen is of was redelijk op orde en bekend. In jouw opvatting is die validiteit misschien onbelangrijk maar het was tenminste iets. Triviantvraagjes keur je af, ik ook, maar de mvt kent geen andere. Stoort je dat niet?

            Je passage over minister Donner in 2.6 kan ik niet volgen, is er een zin weggevallen?

            Willem Smit

          • Dan weet ik het wel

            Er was bij de start van Maastricht een alumni-onderzoek beloofd en dat is ook uitgevoerd. Een rapport met de resultaten is nooit verschenen.

            Ik ben inmiddels cynisch genoeg om dan te concluderen dat de resultaten de opdrachtgever niet goed uitkwamen.

          • Dan weet jij het wel?
            Mark,

            Wat verwacht je eigenlijk van een alumni-onderzoek? Stel dat jij het zou mogen ontwerpen en uitvoeren, hoe zou je dat dan doen? Wat is op voorhand je verwachting dat er aan resultaten uit zal komen? Zou het wel de moeite waard zijn?

            Je lijkt te denken dat zo’n onderzoek wel is uitgevoerd, maar niet gerapporteerd. Waar haal je dat vandaan? Ken je daar voorbeelden van uit de wereld van het onderwijs?

            In dit geval kun je er op rekenen dat het (volgens Willem) ooit beloofde onderzoek gewoon niet is uitgevoerd (er is geen opdracht gegeven, er is geen geld voor uitgetrokken). Voor een veronderstelling van kwade trouw moet je echt een onderbouwing geven.

          • Re: dan weet jij het wel?
            Volgens het bericht van Willem is dat alumni-onderzoek uitgevoerd, maar niet gerapporteerd. Daar haal ik het vandaan.

          • Alumnionderzoek UM
            Mark,

            Je hebt helemaal gelijk. Ik vraag Willem bij deze om details over dat uitgevoerde alumnionderzoek: wanneer dan, nog in de zeventiger jaren?, met welke vraagstelling, door wie uitgevoerd (intern, extern).

            Of zo’n onderzoek (waarschijnlijk een piepklein onderzoekje) resultaten op kan leveren die in de wereld buiten Maastricht ook maar enige belangstelling kan wekken, betwijfel ik. Ik leg dat uit.

            Ik heb ook wel eens meegewerkt aan een alumnionderzoekje voor de UvA, als ik me goed herinner, met Jaap Dronkers, voor een of ander Jaarboek. Best leuk om te doen, maar het levert geen boeiende resultaten op. [hier]

            Een groot alumnionderzoek, zo mag je het in zekere zin wel noemen, heb ik samen met Joop Hartog en Joop Odink uitgevoerd rond 1990: de meeste sinds 1945 in Nederland afgestudeerde economen zijn gevraagd een uitgebreide vragenlijst in te vullen. De respons was laag, maar toch tweeduizend bruikbare vragenlijsten. Dus voor economen is per universiteit bekend wat ze zijn gaan verdienen, welke krant ze lezen, etcetera. Dat levert dus geen verrassende nieuwigheden op. Behalve dan dat al die richtingen en vakken waaruit studenten kunnen kiezen, geen verband hebben met het latere werk. En dat de ‘goede naam’ van een opleiding gewoon een functie is van zijn omvang. [pdf]

            Je ziet, ik heb wel enige ‘alumnionderzoeken’ onder ogen gehad, en ik zou niet weten hoe het mogelijk zou kunnen zijn dat zo’n onderzoekje resultaten oplevert die politiek gevoelig liggen voor een CvB.

            Overigens werken externe onderzoekbureaus die aangesloten zijn bij de vereniging van deze bureaus, met een code die bepaalt dat onderzoekrapporten altijd worden gepubliceerd, ongeacht wat de opdrachtgever daarvan vindt (die is bij de opdrachtverlening gecommitteerd aan publicatie).

  2. Kan het ook een beetje minder?
    Aan de RWTH Aachen studeren op dit moment van de 5207 buitenlandse studenten, 124 studenten uit Nederland (2.4%). [Kerncijfers RWTH Aachen].
    Totaal aantal studenten 41494 waarvan 12.5% buitenlander.

    Aan de UM studeren in 2009/2010 13744 studenten waarvan 6474 buitenlanders (47%) [Kerncijfers UM]
    De kerncijfers zeggen niets over de verdeling naar land van herkomst. Maar de schatting is dat 30% de Duitse nationaliteit heeft.

    Dat zat het College van bestuur van UU niet lekker en gaf economiehoogleraar Peter de Gijsel de opdracht de jacht op de Duitse student op te voeren. [Ublad 7 (40) – 30 oktober 2008]

    De burger fronst de wenkbrauwen: 6000 euro ontwikkelingshulp per WO-student is wel veel geld.

    • Buitenlandse studenten
      Universiteiten leggen ongetwijfeld geen geld toe op hun buitenlandse studenten. Hoe de economie van ‘de buitenlandse student in het Nederlandse HO’ in elkaar zit, is mij een raadsel, en dan moet het wel een kwestie van bekostigingssystematieken zijn. Daar liggen dan weer tal van hoogdravende beleidsopvattingen achter, over topuniversiteiten, kenniseconomie, topstudenten, en topdiploma’s. En Engels als academische voertaal (voer voor wie?). Ik sprak er onlangs over met een Maastrichts econoom die er meer van zou kunnen weten, maar hij moest toegeven dat hij er geen coherent verhaal bij had. Ga er dsu maar van uit dat het beleid voor buitenlandse studenten een allegaartje en optelsom is van Europese regelgeving, Nederlandse bekostiging, universitaire ambitie, en talloze langer of korter lopende initiatieven voor internationalisering, ontwikkelingshulp, enzovoort.

      Met diplomafraude heeft dit alles niet te maken. Het is best mogelijk dat in Maastricht, dat waarschijnlijk koploper is wat het relatieve aantal buitenlandse studenten betreft, al die ambitieuze buitenlandse studenten het de Nederlandse studenten lastig maken om qua studieprestaties goed mee te komen.

      • Buitenlandse studenten
        Er is een verschil tussen EU studenten en niet-EU studenten.

        Discriminatie op basis van nationaliteit is niet toegestaan binnen de EU. Duitse studenten betalen dus hetzelfde collegegeld als Nederlandse studenten voor dezelfde opleiding en universiteiten krijgen van de overheid voor dezelfde opleiding hetzelfde bedrag voor een Duitse student als voor een Nederlandse student.

        Duitse studenten in Nederland kosten Nederland dus wel degelijk een hoop geld.

        De Europese rechter heeft onlangs besloten dat EU studenten echter geen automatisch recht hebben op studiefinanciering in het land waar ze studeren: discriminatie op basis van nationaliteit mag nog steeds niet, maar eisen dat de student voor aanvang van de studie een aantal jaar in het betalende land heeft gewoond mag wel. Een mogelijke oplossing is dus om een hoger collegegeld te eisen en tegelijk een hogere studiefinanciering te geven (dit is wat Schotland doet om de Schotten op Schotse universiteiten te bevoordelen boven de Engelsen).

        • Studieren in Holland…
          De gelijknamige website legt voortreffelijk uit wat allemaal komt kijken bij deze overstap. [=>]
          Wie achter de site zit is niet duidelijk. 9 Hogescholen en 4 universiteiten (UM niet) prijzen hun instelling de hemel in.

          Waarom een medicijnstudie in Nederland in is, beschrijft een film op de site studieren-medizin [=>]

          • De website
            De website studieren-in-holland is een initiatief van de firma Educon in Rheine. Educon heeft meer van dergelijke “studieren-in-…”.
            Hun doel is om Duitse studenten van informatie te voorzien over het studeren in het buitenland.

    • Hogere collegegelden
      Voor een deel draait de economie van de buitenlandse studenten aan de Universiteit Maatricht waarschijnlijk rond op basis van hogere collegegelden die moeten worden betaald.

      Een aantal jaren geleden was er ophef ontstaan over een groep Aziatische studenten die hier een opleiding geneeskunde zou gaan volgen, allemaal netjes betaald, maar de vraag was hoe dat dan zou gaan met de voor deze studenten benodigde plaatsen voor co-assistentschappen. En dat lijkt dan ook precies het punt te zijn waarop je kritische vragen rond die grote aantallen buitenlandse studenten kunt richten: liften zij ‘gratis’ mee op de voor de Nederlandse studenten bedoelde infrastructuur? Uit de economie van tweede- en derdegeldstroomonderzoek is bekend dat daarvoor vaak gebruik gemaakt moet worden van de bestaande infrastructuur zonder adequate vergoeding daarvoor. Het gevolg is al gauw dat die activiteiten in feite verliesgevend zijn, dus ten koste gaan van het onderwijs en het onderzoek in de eerste geldstroom.

Reacties zijn gesloten.