Beoordelen van eindexamenopstel 1966 hbs-A

In 1966 werden een aantal ‘didactische studiebijeenkomsten voor Neerlandici’ georganiseerd door het bestuur van de sectie Nederlands van de Ver. van Leraren in Levende Talen. (Voor leden waren daar geen kosten aan verbonden, niet-leden betaalden ƒ 4,-. Dat waren nog eens tijden!). Voor een voordracht door Th. J. A. van Leeuwen is daarbij een kleine proef gedaan. Uit de convocatie:

Het voorhanden zijn van enig materiaal uit de praktijk zal mogelijk kunnen bijdragen tot de puntigheid van de discussie. Daarom treft U hierbij aan drie eindexamenopstellen, I, II en III, die dit jaar gemaakt werden door leerlingen van de h.b.s.-A-afdeling van een lyceum.
Of onze beoordelingsnormen en cijfers al of niet ver uiteenlopen, zou kunnen blijken, als iedere deelnemer bereid is een papiertje ter vergadering te deponeren, waarop drie cijfers en de korte motivering daarvan.
De volledige examenopgave luidde als volgt:

  • De “beat”
    Toelichting: Beatmuziek is bij een groot deel van de moderne jeugd populair. Welke verklaring kun je daarvoor geven? Is er verband tussen deze muziek en andere moderne levensuitingen?
  •  
    Door een gelukkig toeval ben ik in het bezit van het stencil met de drie eindexamenopstellen: letterlijke transcripties, dus spellingfouten zijn spellingfouten in het opstel, etc.. De proef uit 1966 kan dus worden herhaald. Doe mee, zie het einde van deze blog.

    opstel I
    De “beat” [schrijver onbekend]

    • Iedere tijd heeft, dacht ik, een karakteristieke muziek. Zo is de “beat” ’n soort muziek, die kenmerkend is voor onze moderne tijd. De naam zegt het al, slaande, opgewonden en opwindende muziek, die geheel bij onze jachtige maatschappij hoort. Een maatschappij, waarin je moeilijk jezelf kan zijn. Alles wordt je opgelegd en juist in de “beat” vind je de mogelijkheid om zelf te creëren, om ’n ogenblik jezelf te zijn, je te uiten, zoals je je op dat ogenblik voelt. Daarom bestaat er tegenwoordig zoveel behoefte aan creaties, die geen clichés zijn. De kunstenaar, die “in” wil zijn, moet origineel zijn. Hij moet iets brengen, wat uit de toon valt en daardoor opvalt. Want tegenwoordig moet je opvallen om geen nummer te zijn. Je zakt anders weg in een wereld, die niet van jezelf is. Je leeft niet meer, maar wordt geleefd. En daartegen verzet de moderne jeugd zich, dacht ik. Ze wil anders zijn dan anderen. Gewoon zijn, menselijk maar vooral zichzelf. Want als je je uit door te dansen op muziek, kún je jezelf zijn, vooral op beat-muziek. In deze muziek ligt een mogelijkheid om zelf te creëren. Allerlei dansvariaties zijn mogelijk.
      Je kunt aan het beat-tijdperk – zo kun je, dacht ik, onze tijd op het gebied van show-biss wel typeren – een karakteristiek danstijdperk toevoegen. Hoeveel nieuwe dansen zijn er niet ontstaan, de twist, de slop, de shake, de woele-boele, te veel om op te noemen. Oók wel dansen natuurlijk, die hun basis hebben in de jaren ’20, ’30 of nog eerder, maar toch op ’n manier gebracht, die geheel eigen is aan onze tijd. Overal is snelheid te bespeuren. Deze snelheid, die bij onze tijd hoort, is juist in de muziek het meest duidelijk te maken en dat is ook begrijpelijk. Gelukkig ben ik een liefhebber van elk soort muziek. Ik heb een rythmisch klassieke basisopleiding gehad en heb pas laat van de beat leren houden – want je moét het leren – toen ik een jaar of zestien was. Ik houd van klassiek en ik houd van “beat”, van jazz, eigenlijk van elk soort muziek, omdat ik weet, dat je je kunt uiten op ’n manier, zoals je zelf wilt. Je kunt jezelf zijn. Maar het meest, dacht ik wel, in de beat-muziek, die zich daar ook het meest voor leent. Klassieke muziek staat op papier. Je moet spelen, zoals de componist het heeft geschreven. Degene die het gevoel van de componist het best kan vertolken is ’n groot kunstenaar, natuurlijk, maar hij brengt het gevoel van de componist over en niet het gevoel van zichzelf. Het vertólken is van hemzelf en daarom zal ik ’n klassiek musicus altijd blijven respecteren, hij is tenslotte óók ’n kunstenaar in zijn soort. In de beat-muziek bestaat echter méér mogelijkheid om jezelf te zijn. Dit is natuurlijk een persoonlijke mening en ik verwacht ook niet, dat iedereen die met mij deelt, maar tóch leent, dacht ik, de beat-muziek zich meer voor improvisatie dan de klassieke muziek. Je kunt op ’t ogenblik van je spel je gevoelens overbrengen op en daardoor contact krijgen met het publiek, waarvoor je speelt, omdat je het voelt, dat je je helemaal geeft. Je wilt het publiek amuseren op ’n manier, waarop je menselijk bent. Natúurlijk kan beat-muziek aanleiding geven tot uitspattingen, tot extase, tot hysterie, maar ik geloof tóch, dat dit heel menselijk is. In ’n uitspatting ben je jezelf, in ’n extase ben je dat ook.
      Het is natuurlijk vaak verkeerd, afbreken van zaken, uittrekken van kleren, dit keur ik ook af, maar toch is niet alles onmenselijk. Het kan onmenselijk wórden en dan is ingrijpen van ordeherstellers (ik zal het actuele woord politie maar niet gebruiken) natuurlijk noodzakelijk. Minder in ’t oog vallend is de ontwikkeling op ’t gebied van de kleding, de op-art kleding, die zich óok weer goed leent voor zelf-creatie. In de schilderkunst valt een zelfde ontwikkeling te bespeuren, veel abstract natuurlijk. ’n Kunst, die óók weer te associëren is met de op-art kleding. In de jazz-wereld zien we de avant-garde stijl floreren, de ultra-vrije jazz, als reactie op de in de ogen van de avant-gardist tóch nog te gebonden jazz. Accoorden-schema’s worden niet gebruikt, alleen gevoel is belangrijk.
      Het is natuurlijk moeilijk om vooruit te zien, maar tóch geloof ik, dat deze kunstuitingen allemaal van tijdelijke aard zijn. Zo is ook de “beat”, die nu al enigszins verdrongen wordt door de weer opkomende blues, folk- en protestsongs, slechts een tijdverschijnsel, dat langzaam met de provo zal verdwijnen.

    opstel II
    De “beat” [schrijver onbekend]

    • Eeuwen lang hebben de elkaar opvolgende generaties veranderingen te weeggebracht. Veranderingen, die de ene keer tot uitdrukking zijn gekomen in het geestelijk leven der mensen, de andere keer in lichamelijke en meer werelds gerichte verlangens en gewoonten. Ook onze generatie brengt een eigentijdse sfeer mee.
      Voor een groot deel heeft de beat-muziek er schuld aan, dat de moderne jeugd een sfeer meebrengt, waarmee de ouderen zich niet kunnen verenigen. Ja, die beatmuziek, die, in de korte tijd dat zij bestaat, al heel wat stof heeft doen opwaaien en ouderen “bezorgd” het hoofd heeft doen schudden.
       
      De beatmuziek immers is wild, vlug, onsamenhangend met weinig respect voor de muziek, die geschreven is precies volgens de regels zoals de wals en het menuet. Natuurlijk heeft ook die muziek zijn waarde, misschien wel meer waarde dan de beat zelf heeft. De moderne jeugd gebruikt deze muziek eigenlijk om te laten uitkomen wat zij nu precies willen en voelen. Immers ook de jeugd wil vrij zijn, vrij om er een eigen mening op na te mogen houden, vrij om te leven. Zij heeft ruimte en lucht nodig, met het gevolg dat zij, veel eerder dan de ouders, zich afkeren van het gezag en de conventies, haar opgelegd door eeuwenoude, en zich maar zeer langzaam aanpassende principes.
      Is het eigenlijk wel zo gek dat de beatmuziek enorm populair is bij de moderne jeugd? Helemaal niet! De tijd zelf is beatmuziek, even vlug, jachtig en steeds maar zoekend naar meer levensruimte, getuige immers de vele maanreizen en aardomwentelingen.
      Toch heeft de beatmuziek andere dingen in zich die gemakkelijk ernsitige bedreigingen kunnen vormen voor de bestaande moraal. Nu is daarbij helemaal niet zo ernstig dat, door de beatmuziek en de populairste vertolkers daarvan, de Beatles, zich ingrijpende veranderingen op het gebied van kleding en haardracht hebben voorgedaan. Natuurlijk, het is waar, een jongen met lang haar, langer soms nog dan een meisje, maakt een gekke indruk. Om nu echter iemand te weren op grond van zijn haar, gaat mijns inziens wel een beetje te ver. Niet het uiterlijk, maar het innerlijk is toch belangrijk! Zo lang die personen rustig hun gang gaan is er niets aan de hand, dus geen reden tot bezorgdheid. Werkelijke bezorgdheid is gerechtvaardigd bij de excessen, zoals die zich hebben voorgedaan in Amsterdam en zich nog wel voordoen, zij het dan op kleinere schaal.
      Daarom zijn de lieden, die aan die demonstraties en happenings meedoen, provo’s genaamd, in zekere mate gevaarlijk voor onze samenleving. Het tot uiting brengen van je gevoelens en mening is niet verkeerd, verkeerd kan alleen de wijze, waarop je deze aan het licht brengt, zijn. Dit alles is mijns inziens een groot gevaar, evenals het trappen tegen de moraal. De moderne levensuitingen, verband houdend met de “beat” voorzover deze ruimte en vrijheid schept, behoeven niet zover te gaan, dat de samenleving en de moraal als kaartenhuisjes in elkaar storten en er niets anders overblijft dan een paar principes zonder enig verband. Principes, bovendien nog, die ontworpen zijn door een kleine groep en waarnaar de massa zich zou moeten richten.
       
      De “beat” zou men eigenlijk als precies hetzelfde moeten beschouwen, zoals men dat vroeger deed bij de charleston en de steeds gewaagder worden badpakken. Een verschijnsel der tijd en daardoor het ontstaan van andere, aan die tijd aangepaste levensopvattingen en levensuitingen.

    opstel III
    De “beat” [schrijver onbekend]

    • De oudere mensen spreken vaak zo minachtend over de manier waarop de “jeugd van tegenwoordig” zich uit. Ze vinden dat de manier van kleden, de moraal en vooral de muziek met de daarbijbehorende dansen meer dan afgrijselijk is. Hoe staat de jeugd daar nu zelf tegenover? Omdat ik zelf tot die jeugd behoor, zal ik graag mijn visie over de “beat’ geven.
       
      Allereerst wat betreft de muziek, de “moderne” dansen en kleding van vroeger. Vroeger was het zo, dat de meisjes als ze achttien of negentien waren hun eerste “bal” hadden. Ze kregen dan een pracht van een jurk aan met allerlei ruches en kantjes en zagen er dan uit als een etalagepop, want normaal bewegen was vrijwel onmogelijk in zo’n gewaad. Op de avond zelf werd dan keurig een Engelse of weense wals gedanst en alles ging precies volgens de regels der etiquette. De meisjes hadden meestal een chaperonne bij zich en ze dansten met diverse heren, die keurig in een balboekje stonden aangetekend. Alles ging dus vreselijk stijfjes en ik geloof dat ik bijna medelijden zou krijgen met die keurig opgedofte dametjes. Maar dat medelijden blijkt niet echt nodig, want de jeugd van toen zocht naar iets nieuws. De charleston doet zijn intrede en het hek is van de dam, want een lekkere wilde charleston kun je nu eenmaal niet dansen met lange rokken of popperige jurkjes. Het gevolg was dat de dansjaponnen zeer eenvoudig werden met een ruime plooirok eraan die flink kort werd (voor die tijd tenminste). Men vond het schandalig, dat de jonge meisjes zich zo “bloot” durfden te geven.
      En wat zien we nu? De jonge meisjes van destijds, die zich probeerden los te maken van een stijve traditie, zijn nu opeens degelijke huismoeders, die hun eigen dochters – en zoons – proberen tegen te werken als ze iets nieuws willen. Zijn ze hun eigen jeugd vergeten?
       
      Hoe is de muziek en dans van tegenwoordig?
      Er is in feite niet zoveel verandert. De moderne jeugd wil, net als de jeugd van vroeger, nieuwe wegen zoeken, los van oude gewoonten en gebruiken. De jeugd wil zich uitleven. Ik merk dat zelf ook. Als ik een hele dag op school gezeten heb, móet ik gewoon even af reageren. Als het weer meezit, doe ik dat meestal in de vorm van een stevig partijtje tennissen. Een ander zal dat op een andere manier doen. Maar je moet je wel uitleven en de jeugd van tegenwoordig kán dat gelukkig ook. Een van de beste middelen is voor veel “tieners” een of andere beatplaat keihard opzetten en dan lekker gaan “shaken”. Ik vind het ook fijn om na een duffe repetitieweek met een stel vrienden en vriendinnen een fuif te organiseren en me dan lekker uit te leven. De kwaliteit van de muziek speelt dan geen rol, als het maar hard en opzwepend is, m.a.w. als er maar “beat” in zit. De Stones, Beatles, Kinks en die vele andere beatgroepen brengen juist dat geluid, waar je behoefte aan hebt. Dat die behoefte aan beatmuziek zeer groot is bij de moderne jeugd, blijkt wel uit de verkoopcijfers van de platenhandelaars. Ik wil hiermee niet zeggen dat “beat” de enige manier is om je uit te leven, want er zijn nog zoveel anderen manieren. Ik heb bijvoorbeeld al genoemd sport. “Beat” is gewoon één van de middelen om even uit de dagelijkse sleur en/of verveling te raken. De dansen, die bij de beatmuziek horen moeten ook wel wild zijn, dat kan niet anders. Maar dat er mensen zijn, die opmerkingen maken in de trant van “Dat is geen dansen meer, dat is wiebelen” of “’t Lijkt wel of je zo nodig naar een bepaalde plaats moet”. Dat vind ik onzin. Het “shaken” (lett. schudden) hoort bij de beatmuziek en is a.h.w. te vergelijken met de charleston, gewoon een uiting van “lekker gek doen”. Zelf heb ik niet veel beatplaten, omdat ze ten eerste bijna allemaal op elkaar lijken en ten tweede over een poosje weer vervangen worden door een andere stijl, een andere muziek, die de jeugd van de toekomst weer wild maakt.
       
      Wat betreft de kleding van de moderne jeugd, zou ik allereerst willen opmerken, dat we hierbij de jeugd niet over één kam moeten scheren. Natuurlijk moet de kleding aangepast zijn aan het vrijere leven, dat tegenwoordig geleid wordt. Zoals destijds de rokken voor de charleston korter moesten worden, zo moeten nu de rokken weer korter zijn om te kunnen “shaken”. Nu begint de splitsing in twee “soorten” jeugd. De jongens en meisjes, die ondanks alles beschaafd willen blijven, zullen hun kleding wel aanpassen aan de moderne tijd en beslist wel met de mode meegaan. Maar die jongens en meisjes, waarvoor men tegenwoordig allerlei woorden uitvindt, zoals nozem, beatnik, provo, vetkuif, sjorsklant e.d., weten niet hoever ze kunnen gaan. De modeontwerpers schrijven wel korte rokken voor, maar zij dragen ultra-korte rokken, Ze uiten hun vrijheid op een bijzonder vreemde manier. Ze wassen zich soms een hele tijd niet, laten hun haren tot de schouders groeien, de meisjes dragen evenals de jongens broeken met wijde “flodderpijpen” en grote capes of iets dergelijks. Het is tegenwoordig vaak zo, dat je een jongen niet meer van een meisje kunt onderscheiden en men terecht kan spreken van “mongens en jeisjes”.
      Toch geloof ik niet dat deze ontwikkeling een gevolg is van de beatmuziek. De beat is een uiting van een nieuwe generatie, die kleding is weer een andere uiting, maar beide staan los van elkaar.
       
      Een ander verwijt, dat de ouderen over de jeugd maken betreft de moraal. Men scheert alle jongeren weer over één kam en zegt, dat de verhouding tussen jongens en meisjes veel en veel te vrij is. Ik ben echter van mening, dat dit toch wel een gezondere houding is dan vroeger, toen de jongens en meisjes zeer streng gescheiden werden, zowel op school als in clubverband. Bijna alle scholen zijn tegenwoordig gemengd, vanaf de lagere school reeds. Dit kan alleen maar een goede invloed hebben, want de jongens en meisjes staan m.i. tegenwoordig lang zo vreemd niet tegen over elkaar als vroeger, misschien ook wel door de betere sexuele voorlichting van tegenwoordig.
       
      Mijn conclusie is dan ook, dat de “beat” bij de moderne jeugd zo populair is, omdat het gewoon een middel is voor de jeugd om weer eens iets anders te doen, om zich los te maken van conventies. Om de oudere generatie gerust te stellen zou ik nog willen zeggen, dat hjet “beat”-tijdperk heus wel weer over gaat en dat de “beatgirls” van nu eens degelijke huisvrouwen zullen worden net als hun moeders. Maar wat krijgen wij dan weer voor ónze jeugd?

    =====================================================
     
    De eindexamenkandidaten hbs-B hadden in 1966 de keuze uit acht onderwerpen voor hun opstel (D. J. Kruijtbosch en S. J. Richter: Schriftelijke opgaven van het eindexamen H.B.S.-B. Wolters-Noordhoff). Waarschijnlijk hebben de kandidaten voor het eindexamen hbs-A dezelfde keuze gehad:

    1. Waaraan herkent men een beschaafd mens?

    2. Herman Heijermans (met toelichting)

    3. De “beat” (met toelichting)

    4. De waarde van het opinieonderzoek

    5. “Niet in het snijden der padi is de vreugde: de vreugde is in het snijden der padi die men geplant heeft.” Multatuli.

    6. Overlast van water in ons land

    7. Concentratie van bedrijven

    8. Zondagmorgen

    In 1966 deden elf neerlandici in Eindhoven en 13 in Amsterdam mee aan dit onderzoekje. De resultaten ervan zijn gepubliceerd, ik zal de plaats na afloop van dit onderzoekje noemen, en de resultaten vermelden. In de tussentijd is er gelegenheid om deel te nemen aan dit nieuwe onderzoekje: beoordeel deze drie opstellen als eindexamenopstellen hbs-A in 1966 (hbs-A en B hebben beide een cursus van vijf jaren. “Aan de hogereburgerschool A staat het onderwijs in de maatschappelijke vakken en de talen, aan de hogereburgerschool B het onderwis in de wis- en natuurkundige vakken op de voorgrond.”). Dat is natuurlijk een vreemde opdracht, maar de bedoeling is om er rekening mee te houden dat het gaat om een kandidaten die een vijfjarige opleiding hebben gedaan, en die de samenleving van begin zestiger jaren als hun referentiekader hebben. Ik verklap geen bijzonderheden over deze drie eindexamenkandidaten, alleen dat de officiële eindexamencijfers voor deze drie opstellen bekend zijn. Of deze drie opstellen misschien met bijzondere redenen zijn gekozen (uitblinkers, achterblijvers, typische middenmoters, laag/hoog sociaal milieu, gewoon op basis van toeval), ik zeg daar niets over.

    Mail mij (BON email): per opstel het cijfer en een korte motivering. Geef summiere informatie over uw eigen achtergrond: leraar? Nederlands? Schoolsoort? Eindexamenklassen?

    Geef zo mogelijk een kort verslagje van de eigen ervaring met deze oefening in vergelijken van eindexamenniveau 1966 – 2010: is het goed te doen, welke vooronderstellingen heb je moeten maken, enz.

    Ik verwacht tussen 11 en 24 bruikbare reacties, en zal rapporteren zodra deze binnen zijn.

    NB: Het verzoek is aan deelnemers om de cijfers en de motiveringen NIET op het forum te plaatsen, maar per BON-email aan mij te sturen. Op het forum plaatsen zou meteen het karakter van het onderzoekje veranderen. (Dat kan ook interessant zijn, maar levert geen onafhankelijke cijferoordelen meer op). Beschouwingen over de vergelijking en de vergelijkbaarheid van eindexamenkandidaten HBS 1966 (vijfjarig) met die van het vwo 2010 (zesjarig) graag op het forum zetten. Alvast mijn dank,

    Ben Wilbrink

    14 september 2010.
    Het aantal inzendingen was nul, dat is ongeveer elf minder dan de ondergrens van mijn verwachting. Optimisme helpt niet altijd. De publicatie in 1966 van de resultaten van dit micro-experimentje:

    A. G. van Melle (1967). Het stelonderwijs in de hogere klassen. Levende Talen, 38, februari, 37-44.

    • “Op de bijeenkomsten in Eindhoven en Amsterdam werd aan de deelnemers gevraagd een oordeel te geven over een drietal opstellen, handelend over de ‘beat’ en gemaakt voor het laatste eindexamen H.B.S.-A. Door een misverstand was in Eindhoven de op het examen verstrekte titelomschrijving niet bijgevoegd, zodat de becijfering hier lager uitviel dan verantwoord was., Het behaalde eindexamencijfer was voor opstel I, II en III resp. 7, 4 1/2, 6.
      In Eindhoven, waar 11 deelnemers een beoordeling inleverden, werd het volgende gemiddelde bereikt:
      opstel I: 5,5 (scala lopend van 3 1/2 tot 7 1/2!)
      opstel II: bijna 5,4 (scala lopend van 4 1/2 tot 6)
      opstel III: 6,6 (scala lopend van 5 tot 8)
      In Amsterdam, waar 13 schriftelijke waarderingen binnen kwamen, was het resultaat als volgt:
      opstel I: ruim 5,8 (scala lopend van 4 tot 8!)
      opstel II: bijna 5 (scala lopend van 4 tot 6)
      opstel III: bijna 6,8 (scala lopend van 5 tot 8)
      Hierbij dient te worden opgemerkt, dat zich bij docenten een zekere specialisatie voordoet: het maakt een groot verschil, of men levenslang op jongensgymnasia of op meisjesscholen les geeft en aan welke sfeer men bij het korrigeren van opstellen gewend is.
      Bij het boven vermelde onderzoek van de Nijmeegse Universiteit (82 vragen) liep een vijfde deel der medewerkers in zijn beoordeling méér dan twee punten uiteen.
      Of hier inderdaad sprake is van ‘een brevet van onvermogen’ zoals in Eindhoven werd opgemerkt en of deze gegevens de noodzaak van een hiërarchie der normen illustreren, is een open vraag gebleven. Het laatste woord in deze materie is zeker nog niet gesproken.

    5 Reacties

    1. De beat goes on
      Tussen 1962, het jaar waarin ik eindexamen HBS-A deed en 1966 zit de explosieve opkomst van de Beatles en de Stones. In 1962 deden we het althans wat de populaire muziek betreft, met de brave Cliff Richard met “Do you want to dance”, wat ik overigens nog steeds een erg aardig nummer vind. Het opstel was in die tijd nog onderdeel van het examen wat betekende dat je er twee jaar maandelijks in de klas op had geoefend. Dat kun je terugzien in de hier gepresenteerde teksten. Oefening baart kunst. De vergelijking met de VWOers van nu is moeilijk omdat naar ik meen het opstel niet meer op het programma staat. Je kunt erover discussiëren of het al dan niet zou moeten terugkeren. Waarom het afgeschaft is weet ik niet. Mij dunkt dat het opstel kan bijdragen aan het schrijven van goed opgebouwde en in goed Nederlands verwoorde wat langere teksten waarin een visie, mening of gedachte wordt ontwikkeld. Ik waag me als niet-neerlandicus niet aan de vraag in hoeverre de teksten aan deze en misschien nog andere relevante criteria voldoen dus doe ik niet mee aan je onderzoek.

      • Het opstel afgeschaft
        Tot de redenen voor afschaffen van het opstel in het eindexamen behoren ongetwijfeld de lage validiteit van de beoordeling van het opstel, en de tijd die nodig is voor het nakijken. Dat zoeken we nog precies uit. Dat is ook van enig belang, omdat het eindexamen Nederlands volop in discussie is: voor het College voor Examens van OCW is een expertgroep in de slag om de vernieuwing van het CE Nederlands voor te bereiden. De discussie over wel of geen opstel in het eindexamen Nederlands heeft een parallel in de discussie over wel of geen proefvertaling voor de vreemde talen, inclusief Latijn en Grieks (zie draad 6486).

      • Oefening baart kunst?
        In mijn tijd (NET voor de verplichte invoering van de 2de fase) moesten we wel nog een opstel schrijven. Echt veel oefenden we hier niet op: een paar opstellen in totaal, waar ik me nauwelijks voor inspande (ik besteedde liever mijn tijd aan wiskunde, natuurkunde en scheikunde). Op mijn examen behaalde ik een 9,1. Ik weet niet ofdat mijn opstel goed was of dat ik geluk had met mijn leraar maar voor mij ging het adagium “oefening baart kunst” niet op voor dit onderdeel. Ik vermoed dat die 0,9 punten werden afgetrokken omwille van spelfouten, grammaticale fouten en stijlfouten en dat hij niets aan te merken had op de inhoud, de structuur en de opbouw.
        Mogelijk is het schrijven van een opstel, in mijn geval een betoog, een vaardigheid waarvoor je een beetje talent moet hebben, iets wat je als vanzelf kan wanneer je dat beetje talent hebt maar wat je moeilijk leert wanneer je niet dat beetje talent hebt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het opdoen van kennis of het concreet toepassen van wat truucjes.
        Mijn moeder die volgens anderen goed kan schrijven (er is een niet-literair boek van haar gepubliceerd in een bescheiden oplage) zei dat je het gewoon simpelweg moet doen: niet te veel nadenken maar gewoon beginnen.

        Ondanks dat ik geen taal sudeer zal ik me toch eens wagen aan een analyse. Op het eerste gezicht valt me al op dat het gewicht van de verschillende beoordelingscriteria een belangrijke rol speelt. Meer ga ik nu niet zeggen om het onderzoekje van Ben niet te verstoren.

        • Een eindexamen is geen eindexamen maar ……
          We moeten geen moment vergeten dat het eindexamen VWO geen eindexamen is maar eentoelatingsexamen. Een examen waarmee vastgesteld wordt of je al dan niet voldoende weet en KUNT om met succes aan een universiteit te studeren. In principe levert het examen dus geen diplma op dat bewijst dat je veel op het VWO hebt opgestoken, laat staan dat je op het VWO hard gestudeerd hebt. Daarom is het ook niet relevant of je een voldoende cijfer voor een opstel haalt door veel oefenen of zonder überhaupt te oefenen. Als je een voldoende haalt toon je aan dat je een samenhangende gedachtengang rondom een opgegeven thema kunt opbouwen en begrijpelijk of liever nog helder verwoorden.
          Ik herinner me na mijn eindexamen gehoord te hebben dat de leraar en de hoogleraar-gecommitteerde in hun becijfering 2 punten op de 1-10 schaal in hun beoordeling van mijn opstel verschilden en dat betekende ook een verschil tussen onvoldoende en voldoende. Toen ik op het Gymnasium zat waren er nog geen schoolexamens.
          Seger Weehuizen

        • Talent of niet, is dat de kwestie ?
          Het afschaffen van het opstel zal wel zo zijn redenen hebben hoewel de door Ben gegeven reden mij wat merkwaardig voorkomt. De validiteit van de beoordeling is toch iets anders dan de intrinsieke waarde die je kunt toekennen aan dit onderdeel van het curriculum. Ik denk behalve aan het oefenen in het schrijven van langere teksten ook aan een stukje Bildung. In alle vakken heb je natuurtalenten (zo vond ik bijv. tekenen een ramp) maar als je het curriculum zo gaat beoordelen houd je niets meer over. Er zal altijd discussie zijn over onderdelen dus heb je eerst een wat algemener beeld nodig van de eisen, die je aan leerlingen kunt en moet stellen om vervolgens te kijken naar de invulling van het curriculum. Het resultaat zal altijd discutabel blijven maar je mag verwachten dat de discussie op een goed niveau gevoerd wordt. Dus niet alleen maar van jezelf uitgaan. Overigens: het curriculum van HBS-A was heel anders dan dat van B; geen wis- en natuurkunde dus als je belangstelling daarnaar uitging moest je daar niet wezen.

    Reacties zijn gesloten.