17 Reacties

  1. diminutivum en biologisch geslacht
    Ik heb altijd gedacht dat het gevoel voor het woordgeslacht in het Nederlands al zo ver afgesleten was dat het biologisch geslacht mocht prevaleren boven het woordgeslacht. Maar blijkbaar is nog steeds de regel van toepassing dat in de Germaanse talen een diminutivum onzijdig is. Houden de talenregels nu ook in dat een persoon (zoals in het Duits) altijd vrouwelijk is?
    Seger Weehuizen

    • Mijmeringen over onzijdig
      Het diminutivum is n.a.w. de reddig geweest van het onzijdig in het Nederlands. Zonder verkleinwoorden, die een grote klasse onzijdige woorden vormen, zou het onzijdig vermoedelijk dezelfde voortijdige dood zijn gestorven als het mannelijk en vrouwelijk.

      Anders dan in het Duits volgen het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord in de regel wel het biologische geslacht:

      Het meisje rijdt op zijn fiets. Het is op tijd.

      Das Mädchen fährt sein Fahrrad. Es ist pünktlich.

      Het meisje rijdt op haar fiets. Zij is op tijd.

      Ergens is het Duits toch veel mooier, nietwaar?

      (Hoewel ook het Duits zijn verontreinigingen kent: die Antwort i.p.v. het feitelijk juistere das Antwort. Ook zijn bepaalde klankonderscheiden uit het Duits verdwenen terwijl ze in het Nederlands zijn blijven bestaan.)

      • Waarom niet bij het pronomen relativum?
        Uit de informatie na het klikken op jouw link haal ik de zin: “Van de 1100 studenten dacht 43 procent dat het juiste antwoord ‘een meisje die’ is”.
        Uit “dacht” concludeerde ik dat “die” hier fout is en dat voor het pronomen relativum juist naar het woordgeslacht gekeken moet worden. Gelden voor het pronomen realtivum andere regels en zo ja waarom?

        vale

        Seger Weehuizen

        • Om op je vraag terug te
          Om op je vraag terug te komen: Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat het pronomen relativum voor het taalgevoel dichter tegen het lidwoord aanschurkt dan een pronomen personale of een pronomen possessivum. Hoe dan ook is het Nederlands een bende.

        • Betrekkelijk voornaamwoord volgt wel geslacht
          Ja, het betrekkelijk voornaamwoord volgt nog wel het geslacht, waarbij de onzijdige vorm ‘dat’ is:

          (goed)”Het kabinet, dat demissionair is, maakt geen nieuwe plannen.”

          Tegenwoordig zie en hoor je vaak (fout):
          “Het kabinet, die demissionair is, maakt geen nieuwe plannen.”
          “Het kabinet, die demissionair zijn, maakt geen nieuwe plannen.”
          “Het kabinet, die demissionair zijn, maken geen nieuwe plannen.”

          Veel journalisten maken dit soort ergerlijke fouten; reden om de journalistenopleidingen een kritisch door te lichten.

          De vorm ‘wat’ kan gebruikt worden als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent, wat wil zeggen dat het antecedent in de hoofdzin ontbreekt:

          (goed)”Het meisje dat daar fietst belt tegelijkertijd mobiel, wat mij onverstandig lijkt.”

          (Koot en Bie hadden hier ooit iets leuks van gemaakt.)

        • betrekkelijk voornaamwoord
          In het Nederlands congrueren het betrekkelijk voornaamwoord en het aanwijzend voornaamwoord in alle opzichten met het antecedent, dus ook in (grammaticaal) geslacht.
          Bij het bezittelijk voornaamwoord heeft het natuurlijk geslacht van het zelfstandig naamwoord voorrang.
          Correct is dus:
          ‘Dat (onz.) meisje dat (onz.) daar zit leest in haar (vrouw.) boek.’

          • Waarom?
            Zeer bedankt Monteverdi; het is duidelijk. Maar met Seger vraag ik me dan nog wel af waarom dit zo is.

          • waarom
            Tja, waarom dit zo is weet ik ook niet; ik ben classicus, geen neerlandicus. Mijn vrouw is weliswaar neerlandica maar weet deze vraag zo ook niet te beantwoorden…

  2. Inzake taaltoets VU
    De in het artikel genoemde voorbeelden zijn triest, bijzonder triest.
    Deze ‘studenten’ hebben kennelijk allemaal een VWO-diploma op zak, terwijl hun Nederlands op het niveau ‘ik weet waar je huis woont’ ligt. Ooit kwamen dergelijke mensen gewoon achter de kassa van de supermarkt terecht. Daar staat tegenover dat we nu steeds meer hoogopgeleiden hebben.
    De diplomadrukpers draait op volle toeren.
    Dit kan men toch voorkomen door op het voortgezet onderwijs de juiste eindexamens voor Nederlands in elkaar te zetten? Uiteraard geflankeerd met maatregelen betreffende 1e en 2e correctie.

    • Laten we direct met de universiteit beginnen.
      De universiteit biedt bijscholingscurussen op het niveau van het basisonderwijs. Het is dat men kenneijk geen belang hecht aan iets als aardrijkskunde of geschiedenis en dat reken/wiskunde al langer in het bijspijkercircuit (samen met natuurkunde) zitten.

      Ok ja,,, gezien het overgewichtprobleem lijkt bijspijkeren op het gebied van lichamelijke opvoeding ook geen overbodige luxe.

      Misschine kunnen we beter op 4 jarige leeftijd direct met de universiteit beginnen. LIssabon in één keer gehaald. Iedereen gelukkig

    • De aangehaalde voorbeelden
      De aangehaalde voorbeelden zijn uiteraard wel slechts de extremen die het in de pers goed doen. Maar hoe dan ook is de noodzaak van zo’n taaltoets op de universiteit (!) bepaald droevig stemmend.

      • geen extremen… helaas, maar schering en inslag 😉
        De voorbeelden in het artikel zijn voorbeelden waarbij zoveel procent iets niet weet (55% weet niet wat “schering en inslag” betekent, of 43% die denkt dat het “een meisje die” is bv). Dat zijn dus geen extremen, dat is… schering en inslag.

        • En toch …
          die ‘schering en inslag’ kwamen nog voor in het H/V eindexamenonderwerp ‘met de Loep op Lancashire’ over de industriële revolutie in Engeland. En dat was in 2004/2005 (dat eindexamen dan hè, niet die I.R.)(voordat iemand me verkeerd gaat citeren ;-)) ).

        • demonocratisch
          Ik vint t daarom demonocratisch dat schering en inslag vervalt, moet worden geschrapt die gezegde, want 55% is meerderheid die t niet meer weet, en de meerderheid is in een demonocratie de baas. De meisje die moet nog even wachten totdat de meerderheid zegt die meisje die en dat is dan ook demonocratisch. ’t Gaat toch erom dat de meerderheid je begrijpt in een land met een demonocratische grondslag? Wat is taal anders dan communicatie wat?

        • Twee gebroken lansen
          Toetsen en bijspijkeren, allemaal lapmiddelen.
          Niet fout, maar ook geen oplossing.

          Kinderen moeten gewoon vanaf hun nulde jaar heel veel goed Nederlands horen.
          Voorlezen moet zo veel mogelijk gestimuleerd worden. Dat kost vrijwel niets, en is m.i. ongelooflijk effectief. Goed voor de woordenschat, voor “het taalgevoel”, voor de fantasie, voor het gevoel voor “normen en waarden”, voor een open kijk op de wereld – waarvoor eigenlijk niet?

          Ouders en opa’s en oma’s moeten daar vroeg mee beginnen. Ouders die niet zo goed zijn in Nederlands ontwikkelen daarmee zelf hun kennis van het Nederlands. Ze ontdekken wat logische zinsconstructies zijn, wat uitdrukkingen betekenen, e.d.
          Hun kinderen krijgen de correcte taal te horen, en pikken die op.
          Kinderen, ik denk vrijwel alle kinderen, vinden het heerlijk om voorgelezen te worden. En het is ook erg leuk om voor te lezen.
          Geef alle ouders elk half jaar een nieuw voorleesboek. En geef hen de mogelijkheid er zoveel bij te lenen als ze willen.

          Op de basisschool moet natuurlijk ook veel voorgelezen worden, zeker in de lagere klassen. Maar ook oudere kinderen zijn met een goed verhaal vast nog wel te boeien.
          En waarom wordt er op de middelbare school zo weinig voorgelezen? Gewoon doen. Net doen of het normaal is. Dat is het namelijk ook.

          Ik breek eens lans voor het voorlezen. Dat moge duidelijk zijn.

          En een andere lans (ik heb er nog een paar staan) breek ik voor de klassikale les. Om dezelfde reden. Daar horen kinderen hun taal, en wel zonder s.m.s.- en straattaal-simplificaties. Althans, als er gekwalificeerde en bevlogen docenten voor de klas staan.
          Zelfstudie is funest voor de taalvaardigheid.

          • Maar ook kilometers maken met zelf lezen
            Voorlezen: super, helemaal akkoord. Daarnaast moeten kinderen écht kilometers maken met lezen, zowel verhalen als informatieve teksten; hardop en stil.

            Misschien leest de juf hoofdstuk 1, de leerling hoofdstuk 2, juf hoofdstuk 3. Dan moet je het wel lezen anders snap je hoofdstuk 3 niet.

          • Kilometers lezen, maar ook…
            Uiteraard is het goed als kinderen zelf kilometers maken.
            Maar de eerste zes a zeven jaar kan dat nog niet. En niet ieder kind zal een vlotte lezer worden, al is het maar omdat er ook “echte” dyslectici bestaan. Voor hen is voorlezen noodzaak.

            Een derde lansje zou ik nog willen breken voor liedjes zingen.
            Dit kan, mede door de veelvuldige herhaling, sterk bijdragen aan een goed inzicht in de taal. Maar hierbij leer je ook de uitspraak, de woorden komen a.h.w. voor in je mond te liggen. Je krijgt een actieve woordenschat.
            Daarnaast heeft zingen positieve effecten op het sociale vlak.
            Ik heb op een erg goede Hervormde Lagere School gezeten. Eén van de sterke punten was dat we elke ochtend en elke middag begonnen en afsloten met zingen. In alle klassen! Psalmen en gezangen uiteraard; in klas 4 en 5 begeleid door de meester met zijn traporgeltje.

            Doet de Pabo eigenlijk nog iets aan zingen en andere muziek? Ik meen daarover wel eens treurige berichten gelezen te hebben.

Reacties zijn gesloten.