CGL volgens Fontys

Het bestuur van Fontys reageert met deze notitie op kritische vragen van de CMR binnen Fontys.
Het is een voornemen en zeker nog geen realiteit. Je kunt niet anders concluderen dan dat het een grote terugtrekkende beweging is van het bestuur. Met name punt 2 en 3 en de 20 lesuren per week staan in schril contrast met de praktijk van het afgelopen jaar.

Competentiegestuurd onderwijs bij Fontys Hogescholen

Fontys Hogescholen heeft gekozen voor competentiegestuurd onderwijs. Deze keuze is het antwoord op de volgende kwesties:
· het veranderende profiel van de student;
· de opdracht tot meer uitdagend onderwijs en verzwaring van opleidingen;
· praktische eisen van de kenniseconomie;
· nieuwe inzichten over onderwijzen en leren;
· meer benutten van mogelijkheden ICT.

Het doel van competentiegestuurd onderwijs is dat de student het vermogen verwerft om op hbo-niveau in beroepssituaties succesvol te handelen. Competentiegestuurd onderwijs bij Fontys Hogescholen heeft de volgende kenmerken( ).

1. Competentieprofiel
Een competentie( ) is een cluster van verwante kennis, vaardigheden en houdingen dat:
· van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak;
· correleert met de prestatie op de taak;
· kan worden gemeten en getoetst aan aanvaarde normen;
· kan worden verbeterd door middel van training en ontwikkeling.
Competenties zijn voorzien van meetbare prestatie-indicatoren. De competentie-ontwikkeling van de student is tevens gericht op beroepsinnovatie. Elke bacheloropleiding hanteert een set van competenties die zijn ontleend aan de in samenspraak met het werkveld opgestelde beroepsprofielen. De competenties voldoen aan de internationaal geaccepteerde kwalificaties van hoger onderwijs.

2. Kennisbasis
Het kennisfundament van het competentieprofiel is expliciet beschreven ten einde de vak- en beroepskennis (paradigma’s, theorieën, concepten, principes, procedures, samenhang) te waarborgen. Prestatie-indicatoren voor competentieverwerving bevatten een verwijzing naar deze kennisbasis.

3. Toetsing
Toetsing heeft als doel de studievoortgang van de student te kunnen meten en beoordelen. Toetsen (waaronder tentamens) in de major en de minors zijn bedoeld om de studenten in hun competentie-ontwikkeling te volgen en te sturen met bruikbare feedback . De student verzamelt toetsresultaten en andere bewijzen in een digitaal portfolio.

In de competentie-examens van de bachelor worden studiepunten toegekend aan niveaus van competentieverwerving. Een competentie-examen bevat een portfolio-assessment en desgewenst tevens een performance-assessment. Het bewijsmateriaal voor het portfolio-assessment moet voldoen aan de eisen echtheid, relevantie, gestructureerdheid en actualiteit. Het bewijsmateriaal komt voort uit toetsen, beroepsproducten, werkstukken en andere prestaties. Competentie-examens worden afgenomen door docenten die zijn opgeleid tot gecertificeerd assessor.

Bij de instroom in een bacheloropleiding kan een intake-assessment plaatsvinden voor erkenning van verworven competenties.

4. Studieprogramma
De student wordt aangesproken als beginnend beroepsbeoefenaar die een ‘studiecontract’ met rechten en plichten is aangegaan met de hogeschool. Studenten en docenten ervaren binding in een learning community waarin zij met en van elkaar leren. De digitale leeromgeving faciliteert leren en samenwerken in de learning community. Relevante kennisbronnen zijn voor de student toegankelijk.

Het studieprogramma staat ten dienste van de competentieverwerving van de student en is gebaseerd op beroepssituaties. Het voltijd jaarprogramma gaat uit van 42 weken met elk een studielast van 40 uur. In het eerste leerjaar heeft de student een programma met ten minste 20 docentgebonden uren per week. Gaandeweg de opleiding neemt de student meer eigen verantwoordelijkheid en initiatief bij de organisatie van het programma. De studie-activiteiten vinden plaats in omgevingen die uitdagen tot actieve vormen van leren. Deze leeromgevingen kenmerken zich door integratie met de beroepspraktijk en met (toegepast) onderzoek en bevatten een mix van methodieken zoals practica, colleges, studietaken, stages, praktijkopdrachten en projecten.

Het studieprogramma is flexibel van opzet. Zodoende kan de student op basis van keuzes een eigen major-minor leerroute uitzetten, leidend naar het competentie-examen. Daaronder valt de mogelijkheid te kiezen voor zowel lint- als blokminors binnen de nominale studieduur van vier jaar.

5. Studieloopbaanbegeleiding
Tijdens de gehele bacheloropleiding wordt de student begeleid door een docent: de studieloopbaanbegeleider. Deze begeleider ondersteunt de student bij het werken aan competenties (inclusief de kennisbasis) en het uitzetten van een leerroute. De begeleider adviseert de student over de minorkeuze. De studieloopbaanbegeleider monitort samen met de student de studievoortgang.

6. Docenten
In competentiegestuurd onderwijs vervullen docenten verschillende didactische rollen. Voorop staat dat docenten (vakdocenten en beroepsdocenten) deskundig zijn ten aanzien van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. Daarnaast ontwikkelen docenten zich in rollen zoals expert, assessor, studieloopbaanbegeleider, onderwijsontwikkelaar en onderzoeker.

Aldus de heer Verbraak, voorzitter CvB Fontys

1 Reactie

  1. Zo lang
    het woord “competentie” vooraan staat heb ik er geen vertrouwen in. Het gaat niet om de woorden maar om de daden. Docenten zijn docenten en niet tegelijkertijd assessoren, ontwikkelaars, studieloopbaanbegeleiders en onderzoekers. Schoenmakers moeten bij hun leest blijven. Positief is inderdaad het ten dele in ere herstellen van de kennsioverdracht en de kenniscomponent. Maar is dit niet dezelfde woordenbrij dan bij het CGO maar dan zonder drogredenen. De toekomst zal het leren.

Reacties zijn gesloten.