Mbo wordt van kritiek niets wijzer

Het onderstaand artikel stond in De Volkskrant van 30 januari 2007. Het artikel is geschreven door een beleidsmedewerker van het Friesland College (u wat wel: dat ROC waar leerlingen maandenlang nog geen uur les krijgen).
_________________________
De roep van de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) om centrale eindtoetsen in het beroepsonderwijs, zoals gedaan door Ad Verbrugge Presley Bergen (Forum, 22 december) slaat de plank volledig mis. Ik werk zelf al ruim twintig jaar met veel plezier in het beroepsonderwijs en heb al heel wat tijd en energie besteed aan steeds veranderende richtlijnen, eindtermen, exameneisen en toetscriteria.

De meeste mbo-leerlingen worden vooral opgeleid voor de arbeidsmarkt. Van de niveaus 1 tot en met 4 kunnen alleen de niveau 4-leerlingen doorstromen naar het hbo. De niveau 1-, 2- en 3-leerlingen zijn aangewezen op de, beperkte, mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Ze hebben geluk als ze met hun, met moeite, behaalde diploma niet in de bak ‘onbemiddelbaar’ van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) verdwijnen. Ook doorstromen naar niveau 4 zit er niet voor iedereen in. Er zijn, vooral bij niveau 1 en 2, veel leerlingen met complexe leer- en gedragsproblemen die speciale zorg en begeleiding nodig hebben.

Op de arbeidsmarkt wordt mbo-werk vaak door hbo’ers gedaan. Het eenvoudiger werk waartoe de niveau 1- en 2-leerling is opgeleid, is vaak voor hbo- of universitaire studenten een bijbaantje, of wordt uitbesteed aan uitzendbureaus. Ander uitvoerend ambachtelijk handwerk verdwijnt steeds meer naar het buitenland of is seizoenswerk waar men alleen met tijdelijke contracten werkt.

Bezorgdheid om het mbo is terecht als het gaat om de kans op een fatsoenlijke loopbaan voor deze doelgroep te verbeteren! Ik heb vele leerlingen opgeleid op niveau 2 als ‘helpende in de gezondheidszorg’. Als ik die leerlingen een centrale eindtoets had moeten laten doen, bijvoorbeeld voor Nederlands, was een groot aantal daarvoor wellicht gezakt. Nu al hadden sommigen, hoe ze hun best ook deden, grote moeite met bepaalde basiskennis en -vaardigheden. Maar wat een trots op hun diploma! Diezelfde mensen werken nu al jaren tot volle tevredenheid in de zorg of hebben een ander plekje gevonden op de arbeidsmarkt.

Leerlingen die op het mbo komen, hebben basisschool en vmbo, al dan niet met diploma. Het mbo laat iedereen toe en is verplicht ervoor te zorgen dat iedereen met een kwalificatie de school verlaat. Veel mbo-leerlingen hebben grote moeite met spelling en grammatica, of met eenvoudig rekenen. Dat is op die leeftijd, zo’n 17 jaar, vrijwel niet meer te herstellen.

Het mbo moet iemand voorbereiden op een loopbaan in een sector die van de leerling specifieke kwaliteiten vraagt, zoals zorgzaamheid, technisch inzicht of dienstverlenend en ondernemend zijn. Het mbo kan ook eraan bijdragen dat leerlingen weerbaarder zijn op de arbeidsmarkt door ze onder begeleiding met de praktijk in aanraking te brengen.

Juist om mbo’ers beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt zijn, in overleg met brancheorganisaties, de nieuwe competenties ontwikkeld. De nieuwe competenties voldoen daardoor stukken beter dan de ‘oude’ eindtermen; veel opleidingen werken er al mee. Die ontwikkeling is niet te stoppen. Het toetsen ervan vraagt om een andere kijk op beoordelen. Het zou de BON sieren zich hierin te verdiepen. Het gaat bij onderwijs immers vooral om het leren, en niet alleen om het toetsen.

De kwaliteit van het mbo wordt voor een groot deel bepaald door de relatie met die praktijk: bedrijven en instellingen in de regio waarmee het mbo samenwerkt. Het mbo is erbij gebaat meer ruimte te krijgen om die relatie te versterken en per regio specifieke trajecten te ontwikkelen die de leerlingen de beste kansen bieden voor een goede loopbaan. Dé kans daarop ontstaat door op stages te laten zien wat ze in de praktijk kunnen.

De kwaliteit van het mbo hangt ook af van de mate waarin per leerling maatwerk mogelijk is. Daarmee komen we op het belang van ‘het nieuwe leren’. Mbo’ers komen met zo’n diversiteit aan kennis en vaardigheden binnen en met zulke verschillende verwachtingen, dat de tijd voorbij is dat je een gemiddelde mbo-klas drie of vier jaar tegelijk alles kunt aanleren door frontaal les te geven.

Lerarenopleidingen besteden nauwelijks aandacht aan het werken op het mbo. Een mbo-docent moet over andere kwaliteiten beschikken dan een docent in het algemeen voortgezet onderwijs. Het is zaak om in een team van betrokken docenten, coaches, vakspecialisten, praktijkassistenten, stagebegeleiders of hoe men alle functies ook noemt, samen de verantwoordelijkheid te dragen voor een goed leertraject voor elke cursist.

Als de bijdrage aan de discussie over onderwijs door de BON beperkt blijft tot een oproep tegen competentieleren, voor centrale toetsing en alleen eerstegraadsdocenten aan het werk, is het duidelijk dat het mbo van deze club niet veel hoeft te verwachten.

Eline de Koning is werkzaam bij het Friesland College, een regionaal opleidingen centrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
________________________________________________________

5 Reacties

  1. @ De Koning
    Commentaar per alinea:

    Alinea 1
    Twee uitspraken zonder onderlinge relatie. De eerste wordt niet onderbouwd.

    Alinea 2
    Als dat het perspectief is, dan is grote haast geboden met het veranderen van het huidige onderwijs op het mbo.

    Alinea 3
    Niet goedkoop bedoeld: er hebben tienduizenden Polen een goede baan in Nederland met dit hand- en ambachtswerk.

    Alinea 4
    Jaarlijkse mbo-uitval ongeveer 60.000. Die mensen komen dus zonder basale kennis op straat en zijn dan echt aan de Goden overgeleverd. Doe maar geen examen, want dan zakken er te veel: helaas herkenbare redenering.

    Alinea 5
    Het mbo biedt dus geen perspectief. Men legt zich bij de feiten neer en stelt maar geen eisen meer.

    Alinea 6
    Welke andere kijk op beoordelen? BON doet uitspraken over kwaliteitshandhaving zonder daar bij voorbaat methoden voor uit te sluiten. Objectieve, persoonlijke toetsen lijken vooralsnog het zuiverst.

    Alinea 7
    Het zijn nu juist werkgevers die klagen over de kwaliteit (mkb, vno-ncw). Taskforce Jeugdwerkeloosheid noemt de mbo-benadering ‘de dood in de pot’.

    Alinea 8
    Maatwerk kan alleen geleverd worden door gestructureerde, persoonlijke begeleiding. HNL biedt alles behalve dat.

    Alinea 9
    Zie www.werkeninhetmbo.nl: ‘geen bevoegdheid vereist’. MBO-scholen stellen blijkbaar zelf geen of weinig eisen aan het personeel.

    Alinea 10
    Eén voorbeeld waarin BON de bezorgdheid omtrent het (v)mbo uitspreekt, kunt u hier lezen.

    Ik kan het niet laten. Ik geef een beoordeling van de tekst van De Koning: een 0,8 op de schaal van Tabbers, waarbij 1,0 Tabbers de maximum-score is.

  2. SPW-SPH
    Kritiek op alinea 2: ”Van de niveaus 1 tot en met 4 kunnen alleen de niveau 4-leerlingen doorstromen naar het hbo. ” Dit is pertinent onjuist. Het is een publiek geheim dat niveau 3 spw-ers tegenwoordig (en ook al een aantal jaren geleden) konden doorstromen naar de SPH!

    Historia vitae magistra

  3. Centrale examens
    Het MBO zou als eerste weer centrale examens moeten invoeren. We moeten garant kunnen staan voor een minimaal niveau.
    Daarnaast vind ik dat de MBO’s een neventaak moeten krijgen. Leerlingen die géén diploma willen of kunnen halen, moeten toegeleid kunnen worden naar de arbeidsmarkt. Wellicht willen of kunnen ze later ooit dat diploma wel eens halen, misschien ook niet.
    MBO’s hebben een maatschappelijke taak om te zorgen dat er géén enkele jongere bij de straat loopt, zéker niet als ze daarmee ook nog studiefinanciering binnen kunnen halen, want dan is elke prikkel weg om iets nuttigs te gaan doen.
    O ja, én meer schoolgebonden uren op het MBO (met bewa…, o sorry begeleiding bedoel ik).

  4. MBO-ers kunnen niet leren schrijven en rekenen??
    Eline de Koning schetst wel een heel treurig beeld van de MBO-er.

    ‘Als ik die leerlingen een centrale eindtoets had moeten laten doen, bijvoorbeeld voor Nederlands, was een groot aantal daarvoor wellicht gezakt. Nu al hadden sommigen, hoe ze hun best ook deden, grote moeite met bepaalde basiskennis en -vaardigheden. Maar wat een trots op hun diploma!’

    ‘Veel mbo-leerlingen hebben grote moeite met spelling en grammatica, of met eenvoudig rekenen. Dat is op die leeftijd, zo’n 17 jaar, vrijwel niet meer te herstellen.’

    Kortom; de MBO-er kan niet leren schrijven of rekenen. Om deze reden wijst zij centrale toetsing af; deze leerlingen zouden dan afhaken zonder diploma. Ten eerste hangt dat natuurlijk af van de toetsen zelf. Waarom zou je bang zijn voor centrale toetsen, zolang die passen bij het betreffende MBO-niveau?

    Maar wat mij nog meer beangstigt: volgens mij vergeet mevrouw de Koning dat zo’n 50% van een generatie kinderen tegenwoordig in het MBO terechtkomt!!! Daar zitten dus ook heel veel kinderen met een gemiddelde intelligentie bij, die met het juiste onderwijs wel degelijk kunnen leren schrijven en rekenen. Het is heel ernstig als wij ze deze kans niet bieden!

    • Ronduit discriminerend
      Daar staat letterlijk ‘daar zijn ze toch te dom voor!’. Wat een trots op hun diploma; schattig hé? Hebben die sukkels ook eens wat.

Reacties zijn gesloten.