Absurde uitersten van HNL

Op het forum (www.beteronderwijsnederland.nl/?q=node/1099&PHPSESSID=30af5c0cbd8971f2fd588e7e9cdd5a47)wordt de vraag gesteld of leren leren mogelijk is zonder dat te koppelen aan specifieke inhoud. Ik probeer de rare bokkesprongen van HNL tussen kinderachtig concreet en absurd abstract te beschrijven.

Voor mij gaat het bij leren vaak om de route tussen abstract en concreet. Hoe leg je die route af? Dat gaat dan ongeveer als volgt: je begint met een concrete situatie (hoe teken je de grafiek van y=x+1), Dat verbreed je naar andere voorbeelden. Dan kom je tot het inzicht (in meer of mindere mate aangegeven door een docent) dat er een algemene systematiek in zit en je komt tot een abstractere vorm: y=ax+b. Dan stelt een goeie docent je de vraag: zou dit altijd kloppen, en je gaat terug naar concrete voorbeelden. Zo gaan de gedachten steeds van concreet naar abstract en terug. De aanwijzingen van de goeie docent in dat proces heb ik altijd als typische leerervaringen opgevat. Naarmate de leerling die ervaringen vaker heeft leert hij zelf die spronget te maken en zoekt zelf naar extreme situaties waar iets wellicht anders loopt. Dat noem ik leren leren.
In HNL mag dat niet, maar zou idealiter de vergelijking van een lijn een just in time leeractiviteit zijn als de leerling aan een concreet product werkt. In mijn idee is dat een nog veel concretere situatie dan de door mij gekozen wiskundige startsituatie, zonder context. En omdat het leren stopt zodat de product klaar is, is er voor de leerlingen geen enkele redem om algemene situaties te gaan beschrijven danwel uitzonderingen te gaan zoeken. Dat is niet nodig om het probleem op te lossen. HNL blijft dus hangen op een heel erg concreet niveau en biedt nauwelijks werkelijk leren. Men rent van voorbeeldje naar voorbeeldje en de lijn wordt niet aangebdracht.

Daar staat het volledig andere uiterste tegenover. Die leerling moet gaan formuleren wat hij er van heeft geleerd en de terminologie daarbij is nogal abstract. Verder moet de leerling naar zichzelf in de derde persoon kijken (ook abstract) en de geleerde dingen koppelen aan comtetentiebeschrijvingen (nietszeggend abstract zelfs).

Kortom: waar inhoudelijk elke abstractie zorgvuldig wordt vermeden, verwachten de HNL-ers een enorme abstractie op gebieden waar de mensheid nog heel weinig werkelijk weet (hoe leert men, hoe heb ik geleerd, wat heb ik geleerd, wat is leren eigenlijk?). Kortom men verwacht een dans tussen extreem concreet en absurd abstract van de leerling en gaat er daarbij vanuit dat datgene wat tussen die uitersen inzit dan “vanzelf” meekomt (dat is he domein van de vakdocent en derhelve niet relevant).

Die interne discrepantie zie je ook bij verhalen van HNL-ers. Die zijn bijna altijd in de vorm van uiterst saaie presentaties met powerpoint. Een manier die een karikatuur van een hoorcollege is, datzelfde hoorvollege waar je volgens dezelfde HNL-ers slechts 5% van onthoudt.

Rare jongens die HNL-ers

2 Reacties

  1. LOL ! Dit is bijna humor.
    “Die interne discrepantie zie je ook bij verhalen van HNL-ers. Die zijn bijna altijd in de vorm van uiterst saaie presentaties met powerpoint. Een manier die een karikatuur van een hoorcollege is, datzelfde hoorvollege waar je volgens dezelfde HNL-ers slechts 5% van onthoudt.”
    LOL ! Dit is bijna humor. 😉
    Je spitst het natuurlijk wel toe op de wiskunde. Ik ben het wat dat betreft volkomen met je eens. Maar dat heb ik al eerder geconstateerd.
    Het is wel de vraag in hoeverre je alles wat geldig is voor wiskunde, kunt ‘exporteren’ naar andere domeinen.
    Overigens is naar mijn mening de malaise in het wiskunde-onderwijs al begonnen bij de introductie van de boekenserie “Moderne Wiskunde”.

    • toespitsen op wiskunde
      Klopt: ik spits het toe op wiskunde. Mar dat komt omdat ik juist leren-leren en leren reflecteren altijd als activiteiten heb gezien die bij uitstek bij wiskunde passen. Bij wiskunde ben je constant bezig met de vraag: klopt het wel wat ik zeg, kan het algemener, kan het beter… allemaal zaken waar je reflecteert op je eigen wiskundige gedachten. Maar ook het abstractere: leren leren is wiskundig van aard. Op welke manier los je wiskundige problemen op? Er zijn nogal wat boeken geschreven over oplosstrategieën. Vaak toegespitst op wiskundige situaties. Juist daarom kon ik me ook altijd vinden in pleidooien voor leren-leren: wij (de wiskundigen) deden dat al lang.
      Maar ook hier kun je enkel leren leren ingebed in inhoud.
      Bij bijvoorbeeld vreemde talen onderwijs is leren leren minder relevant. Je hebt vooral behoefte om taal x te leren, niet hoe je gemakkelijk verschillende talen kunt leren (dat is interessant voor een opleidingsinstituut voor talen). Ik leer liever Frans, dan dat ik wordt overgoten met de methodologie van het onderwijs in vreemde talen en dan wordt losgelaten met het idee… zo … nu kan hij dat frans zelf wel even leren.
      Er zijn veel verschillen tussen het onderwijzen/leren van exacte vakken en het onderwijzen/leren van talen of geschiedenis. Exacte vakken doet veel minder een beroep op de geheugenfunctie en veel meer een beroep op analytische/logische vaardigheden (veel denken over weinig), terwijl een taal eerder weinig denken over veel is. Veel woorden kennen, veel literatuur, maar weinig hersenpijnigingen over waarom iets een lijdend voorwerp is.
      Dus bij talen is HNL al helemaal vierkante kul en leren leren ook.

      Enkel bij vage vakken als management kan HNL iets betekenen (het gaat dan vooral over Fingerspitzengefuhl, en dat leer je inderdaad in de praktijk en die managementsboeken, raadpleeg je enkel als je ze nodig hebt, als dat al zou voorkomen)

Reacties zijn gesloten.