leerlingen kunnen geen sollicitatiebrief schrijven (geplaatst in NRC 29 april 2006)

Terwijl net is vastgesteld dat tussen een kwart en een derde van de mbo-leerlingen het Nederlands onvoldoende machtig is, schaffen mbo’s het vak Nederlands de facto af.

Doordat iedereen een diploma moet krijgen, is het onderwijsprogramma op de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo’s) afgestemd op de zwakste leerling en wordt de goede leerling de gewenste benutting en ontwikkeling van zijn mogelijkheden onthouden. Hoe is dit zo gekomen Eind jaren ’90 zagen de mbo-scholen zich gesteld voor de volgende problemen: (1) De kwaliteit van de instromende leerling liep gemiddeld terug en (2) Het ministerie van Onderwijs drong er via bekostiging en directieven op aan de doorstroming van leerlingen te bevorderen. De oplossing was snel gevonden: competentiegericht onderwijs. Dit is een onderwijsvorm waarin cognitieve kennisverwerving wordt vervangen door ervaringskennis.

De gedachte van het mbo was en is dat door alleen de ‘relevante’ kennis aan te leren zowel de leerling geholpen was als de school. Met het competentieonderwijs konden namelijk ook allerlei obstakels als proefwerken en tentamens worden afgeschaft, waardoor de doorstroming kon worden bevorderd. De mbo-scholen scoren dan ook goed op het gebied van doorlooptijd. Daarmee zijn dus twee vliegen in een klap geslagen, men kan met een relevant lessenpakket aansluiten bij de beginsituatie van de instroom van het mbo en men kan de inkomsten afstemmen op de kosten met de verbeterde doorstroom. Maar nu dient zich de prijs aan voor de samenleving. Het blijkt nu dat mbo’s het vak Nederlands de facto afschaffen, terwijl onlangs is vastgesteld dat tussen een kwart en een derde van de mbo-leerlingen het Nederlands onvoldoende machtig is om op het gewenste niveau te functioneren. Dit houdt concreet in dat de leerling geen sollicitatiebrief kan schrijven. Binnen het mbo wordt de opvatting gehuldigd dat het vak Nederlands slechts ondersteunend is aan andere vakken en het derhalve beter is als de hoofdvakdocent (bijvoorbeeld een docent wegenbouw) dit erbij doet. Nu is het probleem met deze benadering dat de hoofdvakdocent zelf te weinig kennis heeft om de fundamenten van het Nederlands over te brengen. Die fundamenten bevinden zich in de grammatica van de taal en in de vormgeving van tekst. Via onderwijs in grammatica ontwikkelt de leerling gevoel voor de Nederlandse taal. Dit heeft hij of zij nodig om later in de praktijk instructies te begrijpen. Het is dus essentieel dat de leerling begrijpt wat een persoonsvorm is teneinde teksten te kunnen begrijpen. Via lessen in tekst (schrijven en verklaren) wordt duidelijk hoe men een betoog opbouwt. Dit heeft een leerling nodig om later zonder ruis te communiceren over werk. Zo moet een verpleger bij de overdracht van de dienst aangeven hoe de patiënt zich de afgelopen acht uur heeft ontwikkeld en welke medicijnen zijn toegediend. Dat veronderstelt een goede taalbeheersing. Alleen al om ongelukken te voorkomen moet het vak Nederlands dus blijven.

De afschaffing van dit vak is slechts een symptoom van het fundamentele probleem met competentieonderwijs. Dat onderwijs heeft ‘leren via opdrachten’ als didactische hoofdvorm geïntroduceerd. Men moet dan met meerdere leerlingen een opdracht uitvoeren. Bij deze opdracht zijn een leerdoel en een eindniveau vastgesteld. De begeleider van zo’n opdracht wordt aangemerkt als een coach en is niet noodzakelijk een vakdocent. Als gevolg hiervan kan de leerling nauwelijks inhoudelijke vragen stellen aan de projectbegeleider. Hieraan is dan een nog groter probleem gekoppeld: doordat de leerling überhaupt geen inhoud krijgt gedoceerd, weet hij niet eens wat hij een vakdocent zou moeten vragen. Hierin zit de grote ontwerpfout van het competentieleren. Inhoud wordt ingewisseld tegen didactiek. De scholen doen daar nog eens een schepje bovenop door ‘dure’ vakdocenten te vervangen door goedkope procesbegeleiders die helemaal niets meer weten. Het gevolg is dat zo niemand meer behoorlijk Nederlands leert. Om dit tij te keren, zijn astronomische investeringen nodig. Laten we, om te beginnen, vakdocenten aanstellen tegen aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden.

1 Reactie

  1. beste Jan,je hebt helemaal
    beste Jan,
    je hebt helemaal gelijk, maar “wij” kunnen geen vakbekwame docenten, en nog wel tegen aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden aanstellen. Ze worden zelfs wegbezuinigd. Wat de overgebleven vakdocenten moeten (proberen te)doen, is het management er van overtuigen, dat ze met dit competentiegedoe op het allerlaagste niveau uitkomen. Waarmee leerlingen met dit niveau (gelukkig wel hoor) een diploma halen, maar de leerlingen met een in potentie een hoger niveau hierop niet getild worden.
    Het grote probleem is: hoe kunnen we het management overtuigen? Er zitten daar teveel mensen, die geen hart voor het onderwijs en de leerlingen/studenten hebben. Ze hebben een een of andere vage managementopleiding genoten. Maar het managen van een school (met docenten, die allemaal vakbekwame eigenwijzers zijn), is iets heel anders dan -pak hem beet- een afdeling van de rabobank.
    Misschien een idee om bij het bestuur te gaan lobbyen?

Reacties zijn gesloten.