Opstaan tegen het zittenblijven

Al in de jaren zeventig werden problemen in het klassieke jaarklas-
leerstofsysteem geconstateerd o.a. het zittenblijven. Ook toen was er
kritiek op het onderwijs. Het zou elitair zijn en aan verborgen talent voorbijgaan. Het frontale lesgeven motiveerde niet en deed veel leerstof
niet beklijven. Differentiatie, wereldoriëntatie en zelfstandig werken aan opdrachten ed. deden hun intrede. Toch bleef de activiteit van de docent
in het onderwijs centraal: docentgecentreerd en aanbodgericht. Veel was verplicht en er was nauwelijks keuzevrijheid. Het leren leren is een
antwoord op die problemen, maar het is geen panacee.
De afgelopen jaren is deze op zich juiste aanzet het onderwijs
te verbeteren, geïdeologiseerd. Het is de enig ware weg geworden. Het is
doorgeschoten. Het is doorgeschoten omdat, vooral in het HBO,
formele onderwijskundige modellen met leerlijnen (conceptueel, vaardigheid,
integraal en reflectie), leerplanschema’s en formats, worden gekanteld in
de richting van organisatiekundige opvattingen. Leerlijnen lijken dan op productielijnen in een (leer)fabriek. Docenten zijn er voor de concepten en instructeurs voor de vaardigheden. Arbeidsdeling dus met bijbehorende
salarisverschillen. In die leerfabriek is de docent
de regie ontnomen. Daarvoor zijn onderwijsengineers, beleidsmedewerkers,
organisatieadviseurs en managers aangesteld die op veilige afstand van de student blauwdrukken ontwerpen.
Als je het onderwijs wilt verbeteren, geef de docent dan die regie terug.
Docenten hebben altijd gezocht naar mogelijkheden om het beste in hun
studenten naar voren te brengen dat bracht hun status en beroepseer met
zich mee. Pestalozzi, Montessori, Dalton, Peter Petersen (Jenaplan) en Kees Boeke zijn daar voorbeelden van. Inspiratie, vakmanschap, afwisseling in didactische werkvormen en aansluiten bij de mogelijkheden van de student
staan en stonden voorop. Daarnaast zorgde de overheid via centrale
examens, onverwachte inspecties en heldere eisen voor de nodige kwaliteit.
Docenten wordt vandaag de dag verweten dat ze een naar binnen gerichte
ambtelijke – en politieke cultuur (overal over willen meepraten) hebben,
weinig flexibel zijn en niet willen veranderen. Dit klopt in zoverre zij
zich verzetten tegen de hun opgedrongen ideologieën, maar voor het
overige staan ze overal voor open. Dat is misschien hun valkuil.

1 Reactie

  1. van welk probleem is wat eigenlijk een oplossing?
    Ik begrijp je (historische) analyse niet. In het begin van je betoog schets je enkele problemen van het klassieke jaarklassensysteem. Je geeft aan dat leren leren hier een oplossing voor zou zijn. Aan het einde van je betoog geef je aan dat een aantal traditionele vernieuwers al ruim voor “de uitvinding van” het leren leren een oplossing hebben gevonden. Als dat inderdaad waar is, is leren leren in jouw ogen dan een nevenstaande oplossing naast de genoemde traditionele vernieuwers, of is het een ultieme oplossing bovenop de traditionele klassikale school en de traditionele vernieuwers? Kortom: voor welk probleem is leren leren een oplossing en hoe verhoudt die oplossing zich ten opzichte van andere vernieuwingen?

    Tevens geef je aan dat de genoemde kanteling het doorschieten is van het leren leren concept, en die kanteling bekritiseer je. Maar waarom is dat dan doorschieten en niet de kern van het leren leren (dat zullen de voorstanders denk ik zeker betogen)?

    Ik denk dat het nadeel de huidige onderwijsvernieuwing er juist in ligt dat er te veel gekeken wordt naar vorm en niet naar inhoud. Wel onderwijskundige aandacht, maar geen didactische (laat staan vakinhoudelijke). Op welke manier je je onderwijs vorm wilt geven hangt af van de docenten en de leerlingen. De juiste vorm is niet voor iedereen gelijk. Maar veel vormen zijn mogelijk. Voorwaarde is wel dat kind (leerling / student) en inhoud centraal
    staat.

Reacties zijn gesloten.