Michel Rog (CDA): ‘De lumpsum gaat er anders uitzien’

Interview met het CDA-Kamerlid

Michel Rog (Tweede Kamerlid CDA)

door Ben Verkroost, Huub Philippens en Charlotte Goulmy

Wim Kan noemde het CDA in oprichting destijds niet ongeestig ‘een safaripark voor de laatste christenen’. Sindsdien heeft deze partij zich ontwikkeld tot een middenpartij met een confessioneel tintje, die met wisselend succes heeft geopereerd. Met Michel Rog, onderwijswoordvoerder van deze partij, hadden wij onlangs op een druilerige morgen in het gebouw van de Tweede Kamer een gesprek. Opmerkelijk genoeg maakte hij de overstap van de op het individu gerichte partij D66 (waarvoor hij tot 2005 lokaal actief was) naar het meer communitaristische CDA. Zelf zegt hij daarover: het CDA heeft de verbinding met de mensen en de organisaties in het maatschappelijk middenveld. De politiek kan het niet alleen.

De beroepsvereniging
We beginnen met te vragen wat Michel Rog denkt over de recente ontwikkelingen rond de Onderwijscoöperatie. Michel Rog: “Het rapport LeerKracht! uit 2007, van de Commissie Leraren, onder voorzitterschap van Alexander Rinnooy Kan, staat aan de basis van de oprichting van de Onderwijscoöperatie. Een van de belangrijkste conclusies van de commissie-Dijsselbloem was dat de gedreven onderwijsvernieuwers van het studiehuis en het nieuwe leren niet hadden geluisterd naar het veld. Dat moest voortaan worden voorkomen. Het rapport kwam met een actieplan. Een van de aanbevelingen was de vorming van een beroepsvereniging van leraren, die de stem van de beroepsgroep duidelijk zou laten doorklinken. De vraag was waar de organisatorische kracht van de beroepsgroep zat. Want die was tot dat moment niet herkenbaar aanwezig. Zo kwam men uiteindelijk uit op een samenwerkingsverband tussen vakbonden en inhoudelijke beroepsgerichte verenigingen. Deze vormden de voornaamste grotere verbanden die leraren organiseren. Om die reden werd ook de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) uitgenodigd om deel te nemen. Dit ging niet vanzelf. De traditionele vakbonden hadden ambivalente gevoelens jegens een betrekkelijk nieuw fenomeen als de ten opzichte van het nieuwe leren en het studiehuis zeer kritische vereniging BON, onder leiding van Ad Verbrugge. Deze voorzitter vertolkte met verve nogal geprononceerde standpunten in het politieke debat over onderwijsvernieuwingen op organisatorisch en pedagogisch/inhoudelijk gebied. Dat was in het begin even wennen. Aanvankelijk leek het goed te gaan, maar na enige tijd bleef men te veel hangen in onderlinge politieke debatten. De Onderwijscoöperatie werd daardoor een politieke club in plaats van een vertegenwoordiging van de beroepsgroep. Het uitgangspunt ‘van, voor en door leraren’ kwam ondanks vaak goede bedoelingen en pogingen als de LerarenAdviesRaad (LAR) niet uit de verf. Men is er niet in geslaagd deze corporatistische samenwerking door te ontwikkelen naar de stem van de leraar.”

Van/voor/door
Michel Rog is lid van een van de constituerende partijen van het kabinet-Rutte III. “Het beginsel ‘van, voor en door leraren’ is nu heel duidelijk in het regeerakkoord vastgelegd,” zegt hij. Dat is voor Rog een harde voorwaarde bij de beoordeling van het regeringsbeleid. “Onderwijs is zo goed als de leraar voor de klas. Daarom moet hij als vakkracht de professionele ruimte krijgen die hem toekomt.” Ook Michel Rog heeft aan de wieg van de Onderwijscoöperatie gestaan. Wat ging er na een veelbelovend begin mis? Als voorbeeld noemt hij de Wet Beroep Leraar en Lerarenregister. “Wat ik niet meer wil meemaken, is de beroering die daaromheen is ontstaan. In het begin leken alle partijen in de Onderwijscoöperatie enthousiast. Maar de partijen bleken, het advies van de commissie-Dijsselbloem ten spijt, het draagvlak niet goed te hebben ingeschat. De suggestie was gewekt dat de bonden de leraren hadden geconsulteerd. Dat bleek later niet zo te zijn. In het bestuur van de Onderwijscoöperatie was de leraar nagenoeg afwezig en naar het leek ook niet welkom.” Rog vindt het heel zorgelijk hoe een leraar die zich kandidaat had gesteld voor het voorzitterschap en die wél draagvlak had, Jan van de Ven, afgeserveerd is. Waarmee hij overigens niet wil zeggen dat voor hem in het debat alleen de inbreng van Jan van der Ven of Ad Verbrugge telt. “Waar het mij om gaat, is dat de informatie over het draagvlak – namelijk dat het er zou zijn – niet bleek te kloppen, wat mij als Kamerlid belet om alle belangen bij het realiseren van goed onderwijs zorgvuldig af te wegen. Met als belangrijkste doel de leraar de ruimte te geven en daarvoor ook te faciliteren.”

Curriculum.nu
“Het stramien voor Onderwijs2032 lijkt al klaar te liggen en het is nog steeds dezelfde groep die met de ontwikkeling ervan aan de gang is,” zeggen wij. Maar volgens Rog ligt alles nog niet vast. Wat hem betreft gaat het vakoverstijgende principe niet door, wat effectieve vormen van samenwerking tussen verschillende vakken niet uitsluit. Er zijn in het regeerakkoord allerlei nieuwe ontwikkelingen, zoals de herziening van de referentieniveaus in het rekenonderwijs, waar hij zelf sterk voor heeft gepleit. Hij hecht er belang aan te zeggen dat de regering zich nergens bij voorbaat aan gecommitteerd heeft, dus ook niet aan de rekentoets. Als voorstellen duidelijk ingaan tegen wat de beroepsgroep wil, gaan ze niet door. Wat het basisonderwijs betreft, is hij niet tegen meer nadruk op Engels, maar het Nederlands moet voorop blijven staan, ofwel ‘spreek je moerstaal’. Als kinderen van de basisschool komen, moeten ze wat de basisvakken betreft een behoorlijk niveau hebben.

Burgerschapskunde en maatschappijleer
In het primair onderwijs is burgerschapskunde – anders dan het vak maatschappijleer in het voortgezet onderwijs – een onderdeel dat door het hele programma heen loopt. Daar zijn wel heldere kerndoelen nodig. In het voortgezet onderwijs vindt hij – en hier spreekt de oud-leraar maatschappijleer – een degelijke opzet van dit vak van groot belang. “Des te pijnlijker is het ontbreken van een burgerschapsopdracht in het mbo, waar het niet in het curriculum geborgd is en daardoor een vrijblijvend onderdeel is. Geen bevoegde leraren, geen curriculum waarin het aantal verplichte uren vastligt. Het is onbegrijpelijk dat leerlingen van het voortgezet onderwijs op zeventienjarige leeftijd wel een duidelijk ingekaderd programma maatschappijleer volgen, terwijl dat op het mbo niet het geval is. De opzet van het vak in het vo zou model kunnen staan voor het mbo. Bevoegde leraren maatschappijleer zouden het vak moeten dragen, en niet bijvoorbeeld een gymnastiekleraar, die het er een beetje bij doet.” Op onze vraag of de bevoegdheidsverplichting in het vo nog steeds opgaat, omdat we vaak zien dat niet-bevoegde tijdelijke krachten worden ingezet, antwoordt Rog dat die verplichting nog steeds geldt. Hij vindt dat bij de scholen de verplichting ligt om ervoor te zorgen dat (nog) niet bevoegde leraren die bevoegdheid verwerven.

Basiskennis
We zeggen de indruk te hebben dat op scholen die veel met projecten en thema’s werken en die de boeken hebben afgeschaft, leerlingen vaak de noodzakelijke basiskennis ontberen om daar goed mee om te gaan. Curriculum.nu in de praktijk? Over de verdere ontwikkeling van curriculum.nu is Rog minder pessimistisch, maar hij gaat het wel kritisch volgen. De beroepsgroep heeft wel sterk de behoefte aan het formuleren van duidelijke doelen. Waar willen we heen? Wat is wezenlijk? “Maar veranderingen kunnen toch geen doel op zichzelf zijn?” vragen wij. “Dan worden er straks verkeerde afslagen genomen.” Rog is hier heel duidelijk in. “Dat gaan we dus niet doen. Het CDA gaat daar niet aan meewerken. Dat is afgesproken in het regeerakkoord en daar kan ik mij als Kamerlid op beroepen.” Betekent dit dat scholen en vakdocenten zelf kunnen beslissen over de plaats van het vak in het programma en de inrichting daarvan? Rog vindt van wel, maar daarvoor is een sterke positie van de leraren in het gehele proces onontbeerlijk. “Ik ben niet voor arbeiderszelfbestuur, maar wel voor scholen waarop zelfbewuste leraren voor hun vak zelf sterk in positie zijn. Voor leraren die zelf het heft in handen nemen. Het regeerakkoord is daarin met ‘van/voor/door leraren’ volstrekt duidelijk. Dat betekent ook ruimte voor veel verschillende onderwijsmodellen. Niet alleen maar BON- en LIA-leraren. Maar er moet altijd wel een duidelijk draagvlak voor zijn.” Op onze vraag of vakbonden zich met de inhoud van het onderwijs mogen bezighouden, antwoordt Michel Rog dat hij de vormgeving van een curriculum en nadenken over de inhoud van het onderwijs in de eerste plaats een taak vindt voor de vakverenigingen.

Meer ruimte voor nieuwe scholen
Er ligt een wetsontwerp ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’ klaar. Een belangrijke verandering daarin ten opzichte van de bestaande wetgeving is een verruiming van het richtingsbeginsel. De mogelijkheid tot het stichten van nieuwe scholen is nu nog vooral voorbehouden aan levensbeschouwelijke richtingen. In de nieuwe wet ontstaat meer ruimte om een school te beginnen op basis van een bepaald onderwijsconcept.  Over de gehanteerde criteria die onder de nieuwe wet zullen gaan gelden, blijven nog tal van vragen. “Er komt ruimte voor nieuwe scholen,” zegt Rog, “maar het is nog niet zeker hoe dat  wetsontwerp er precies uit gaat zien. Daar wordt nog over gepraat.” Dat kan straks nog een spannende behandeling worden, denken wij.

Tot slot
Michel Rog denkt – en dat spreekt vanzelf – dat we met dit regeerakkoord en met deze bewindspersonen een goede regeerperiode tegemoet gaan. Aan het einde van ons gesprek komt Michel Rog zelf nog even terug op de door BON zwaar bekritiseerde lumpsumregeling. Die wordt niet afgeschaft, zegt hij, maar gaat er wel anders uitzien. “In overleg met de Onderwijsraad en de Algemene Rekenkamer wordt gewerkt aan een betere borging op basis van harde afspraken. Ik vind het een bloody shame dat de PO-Raad wel meedeed aan de recente stakingen, terwijl ze zelf de afspraken rond de functiemix niet zijn nagekomen. Dit was geld voor leraren dat daar niet is aangekomen. Met dezelfde middelen voor een loonstijging is de afgelopen drie jaar in het vo drie procent meer gerealiseerd dan in het po. “Men mag naar de overheid wijzen, maar de PO-Raad wijst ook met vier vingers naar zichzelf en daar heb ik heel veel moeite mee.” En toen klonk de Kamerbel.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*