Laat gepersonaliseerd onderwijs een kind niet juist in de steek?
door Nynke Kloppenburg
‘Het lijkt me mooi om een kind de wereld te laten zien en helpen ontdekken.’ Dit is een veel gehoorde motivatie voor zowel het ouderschap als het leraarschap. Wat iemand precies van die wereld wil laten zien, is voor iedereen verschillend. Je wilt kinderen graag jouw wereld laten zien: waarom jij de wereld de moeite waard vindt. Een lieveheersbeestje of een mooie zonsopkomst, een vrachtwagen of muziek van Bach, de waarde van familie, vriendschap of geld. En je hoopt natuurlijk dat je kind jouw wereld gaat waarderen en blij is dat jij het op die wereld hebt gezet.
Vanaf de geboorte van je kind is elk lachje en elk stapje, elke tekening en elk woordje bijzonder. En niks is fijner dan wanneer de omgeving dat bevestigt. Jouw kind is een uniek persoon met een eigen ontwikkelingspatroon en daarom wil je het met zorg en aanmoediging omringen. Maar als je eenmaal in het schoolsysteem zit, volgt er een ietwat ontluisterende confrontatie met de werkelijkheid. Alle kinderen moeten methodisch een programma afwerken en ondanks goede bedoelingen is er weinig ruimte voor de specifieke ontwikkeling van jouw kind, laat staan voor de eigen interesses. Wordt jouw bijzondere wezentje eigenlijk nog wel gezien?
Tegen deze achtergrond was ik geneigd de sinds enkele jaren steeds populairdere trend van ‘gepersonaliseerd leren’ positief te bezien. Ja, ik had wat zorgen over hoe zwaar het op digitale technologie leek te leunen, maar verder kon er toch niet zo veel mis zijn met deze vorm van op de individuele leerling afgestemd onderwijs? Het is het soort onderwijs waarin het kind volgens een omschrijving van de Onderwijsraad ‘bewust wordt gemaakt van leerdoelen, eigen keuzes kan maken, reflecteert op resultaten en daar op eigen niveau en in eigen tempo aan werkt?’
Anne Frank
Ongeveer een jaar nadat gepersonaliseerd leren was ingevoerd op de kleine school van mijn kinderen hoorde ik dit gesprekje op de achterbank:
Dochter 1: Ik vind geschiedenis niks aan! Dochter 2: Waar hebben jullie het dan over?
Dochter 1: Anne Frank!
Dochter 2: Dat vond ik best interessant. Dochter 1: Ik vind er niks aan! Dochter 2: Heb je wel les van juf X? Dochter 1: Nee! Van de computer!
En in diezelfde periode voor het slapen gaan:
Dochter: Ik wil niet naar school, is nergens voor nodig.
Ik: Nee?
Dochter: Nee, ik kan ook wel thuisblijven en hier werken. Ik kan alles doen op jouw laptop, ik weet de inlogcodes van Snappet (taal en rekenen) en van Topcanon (geschiedenis) en mijn extra werkboekjes kan ik meenemen en thuis invullen.
Ik: En juf, en de andere kinderen, heb je die niet nodig?
Dochter: Juf vraag ik niks, die zegt dat ik moet overleggen, maar iedereen is met iets anders bezig. Ik gok of sla het gewoon over als ik het niet weet. Ik heb toch wel genoeg sterren…en als ik wil spelen, bel ik wel iemand.
Wat ging hier mis? Hier was sprake van een kind, alleen, achter haar computer, leerdoelen afwerkend en reflecterend op haar werk via het aantal behaalde ‘sterren’, zonder enige belangstelling voor het verhaal van Anne Frank. Was dit dan het onderwijs waarop ik had zitten wachten? Waar was de docent gebleven, zo vroeg ik mij af? Waar waren de andere leerlingen? Waar waren de concrete ervaringen? Waar was de gemeenschappelijkheid?
Succesvol zijn
Er kantelde iets. Ik werd mij bewust van mijn eigen individualistische denken: ik vond mijn kind kennelijk zo bijzonder dat ik dacht dat onderwijs op maat het beste voor haar zou zijn. Ons individualisme is in een tijdsbestek van eeuwen gegroeid; vanuit de ‘ontdekking’ van het rationele denken en de vrijheid van het individu zijn wij onszelf gaan zien als vrije mensen met rechten en behoeften waarvan economisch succes de belangrijkste is geworden. Binnen het onderwijs staan kwalificatie, persoonsvorming en zelfs socialisatie ten dienste van dat succes. Sla het regeerakkoord er maar op na: “Goed onderwijs brengt het beste in mensen naar boven, voorkomt en verkleint achterstanden en helpt talenten zich optimaal te ontwikkelen. Goed onderwijs legt de basis voor een gezonde en succesvolle samenleving.”
Tel de gezonde en succesvolle mensen bij elkaar op en je hebt een succesvolle samenleving, zo lijkt het idee. En wat past beter in deze ambitie dan gepersonaliseerd onderwijs?
Kritiek
Er is al langere tijd kritiek op de eenzijdige nadruk op het economisch doel van onderwijs: onderwijs dat voorbereidt op de toekomst en dan met name op een goede plek op de arbeidsmarkt. Denkers als de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum in haar pamflet Not for profit (2010) en honderd jaar eerder John Dewey in onder andere School and society (1902) wezen op een ander doel van onderwijs, namelijk het goed functioneren van een democratie. Dewey zocht daarvoor de oplossing in het opdoen van praktische ervaringen terwijl Nussbaum meer ruimte wil voor vakken als geschiedenis, filosofie en literatuur.
Ook al is bij beide auteurs veel zinnigs te vinden over onderwijs, pas bij filosoof Hannah Arendt in haar essay The crisis of education (1961), zag ik mijn ongemak bij ‘gepersonaliseerd leren’ verwoord. Arendt stelt dat het doel van onderwijs is om het kind te introduceren in de wereld. Het kind komt weliswaar door geboorte op de wereld, maar het onderwijs laat het kind als het ware geboren worden in de wereld. Het kind moet zich daarvoor, zo betoogde Arendt, in een veilige, privé-omgeving kunnen ontwikkelen. Onderwijs vraagt volgens Arendt om een conservatieve houding, een houding waarbij we verantwoordelijkheid nemen en het bestaan accepteren zoals deze is, waarbij we het kind wijzen op details en zeggen ‘dit is onze wereld’. De rest moeten we aan het kind, de nieuwkomer, overlaten. “Het is in de aard van het mens-zijn dat elke nieuwe generatie in een oude wereld (op-)groeit, zodat een nieuwe generatie voorbereiden op een nieuwe wereld alleen kan betekenen “that one wishes to strike from the newcomers hands their own chance at the new.”
En zo begin ik de woorden te vinden voor mijn zorgen.
Er ligt in het gepersonaliseerd onderwijs zoveel nadruk op de uniciteit van het kind, op het individu, op zijn talenten, zijn doelen, keuzes en wensen, dat het kind zich alleen maar vreemd(er) in de wereld dreigt te voelen waarin het door geboorte is beland; het kind is nog onwetend en onervaren, waarop moet het zijn doelen en keuzes stoelen? Wie is eigenlijk die ‘persoon’ waarop gepersonaliseerd leren zich richt?
Onderwijs zou moeten helpen het kind in de wereld te introduceren in plaats van het erin te gooien. Als wij beginnen met de vraag naar wat het wil leren, als we het kind vragen een medeleerling te beoordelen of de eigen behaalde ’sterren’ te vergelijken met het resultaat van de ‘community’, dan zeggen we eigenlijk, in de woorden van Arendt ‘zoek het maar uit’, hou ons niet verantwoordelijk’, en ‘wij zijn onschuldig’. Zo’n houding, stelt Arendt, is een symptoom van de vervreemding van de wereld in een massasamenleving.
Deze houding mag je niet hebben in het onderwijs. Daarmee laat je kinderen in de steek.
Continue ik-boodschap
Eén van de kernwaarden van het uit Zweden afkomstige onderwijsconcept voor gepersonaliseerd leren Kunskapsskolan luidt: ‘Het leven is wat jij ervan maakt.’ Hoe krachtig en proactief dat ook klinkt, het is niet de boodschap die we aan een jong kind moeten meegeven. Behalve dat het leven in grote mate bepaald wordt door waar een kind toevallig terecht is gekomen, is het leven ook niet wat jij er in je eentje van maakt. Het is wat ontstaat in de interactie tussen jou en je omgeving, tussen jou, andere mensen en de ruimte waarin je leeft. Dat is een ander verhaal dan de continue ik-boodschap die uitgaat van het gepersonaliseerd leren.
Buiten de school leven kinderen in hun eigen sociale omgeving en binnen hun eigen sociale media-bubbels. De wereld binnen de school biedt de unieke gelegenheid te leren over een gemeenschappelijke wereld. De school is ook de plaats waarin je je in je eigen tempo mag ontwikkelen: niet om dramalessen te gaan volgen omdat je zo verlegen bent, maar een plek waar je verlegen mag zijn, en waar je misschien een jaar later ineens luid en duidelijk een spreekbeurt houdt omdat dit jouw moment was om uit de schaduw te treden.
Gemeenschappelijke wereld
Voor het kind dat ik geboren liet worden, wens ik dat het kan ontsnappen aan de existentiële eenzaamheid ontstaan door de geboorte als individu. Ik hoop dat mijn kind zich betrokken zal voelen bij anderen en zich thuis gaat voelen in de wereld. Betrokkenheid die ontstaat door ontmoetingen en kennis kan ook wel eens de beste garantie zijn voor het voortbestaan van onze wereld. Het kind dat ik geboren liet worden, dat ik wil begeleiden en dat ik bewonder in haar ontwikkeling, dat kind moet zien te overleven in een veranderlijk en onzeker bestaan.
Daarbij kunnen en moeten wij het helpen, door het kind op een fatsoenlijke manier te introduceren. En dat is een belangrijke taak van de school. Vertel het kind over de zekerheden die er wel zijn. Laat het kind een gemeenschappelijke wereld ontdekken. Vraag het niet meteen naar zijn eigen doelen, voorkeuren, oplossingen en meningen maar neem verantwoordelijkheid. Het kind is al genoeg individu van zichzelf, daar hoeft het onderwijs niet nog meer nadruk op te leggen.
Het gekookte kikker effect. De afgelopen decennia zij we er met z’n allen in gestonken vrees ik. De corona nu, laat prachtig zien waar de schoen wringt en we vooral op de ander en het andere gericht moeten zijn en niet op ikke ikke en nog eens ikke. Er ligt wel veel werk om de tanker van koers te laten wijzigen.