Beter rekenen in het mbo

rekenendoor Toon Rekkers

Inleiding
In het middelbaar beroepsonderwijs moeten de leerlingen van niveau 2 tot en met 4 verplicht rekenonderwijs volgen. De verplichting tot het volgen van rekenen heeft te maken met de onderhoudsplicht. De verplichte rekentoets telt echter niet mee bij de diplomering. Dat is uitgesteld tot na 2020.[1]

In de jaren 2007 en 2008 werd geconstateerd dat veel leerlingen, ook na het behalen van het mbo-diploma, niet ‘op voldoende niveau’ konden rekenen. Ongeveer tegelijkertijd werd het Europese Referentie Kader ingevoerd.[2] Beide waren destijds mede aanleiding om per 1 augustus 2010 ook in het mbo een verplichte taal- en een verplichte rekentoets in te voeren.[3] De commissie-Meijerink werd in het leven geroepen om het ERK naar de Nederlandse situatie te vertalen; zo werden de bekende referentieniveaus aan het stelsel toegevoegd.[4]

Maar heeft het invoeren van de verplichte rekentoets geleid tot betere resultaten bij de leerlingen? En heeft de forse financiële investering wel dat opgeleverd, wat ervan verwacht mocht worden?

Stand van zaken
De invoering van het verplichte rekenonderwijs en de verplichte rekentoets betekende een forse ingreep in het lesprogramma van het mbo. Het hele curriculum van het rekenonderwijs kwam, ondanks adviezen van de commissie-Meijerink en de MBO Raad, los te staan van het beroepsgerichte onderwijs.[5] Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs werden opgezadeld met dezelfde generieke examens voor rekenen. Dat wil zeggen, het rekenexamen 3F is voor elke sector hetzelfde. Deze examens moesten bovendien een wezenlijk onderdeel gaan uitmaken van het mbo-diploma. Dat gold ook voor de entreeopleidingen en de niveaus 2 en 3. Dus ook daar waar meestal de minst taalvaardige en rekenvaardige leerlingen na het vmbo terechtkomen. Deze leerlingen moeten in korte tijd klaargestoomd worden voor de rekentoets.

Het plan om in 2012 al de eerste verplichte rekenexamens uit te voeren werd uitgesteld naar 2014. Niet zo heel veel later werd 2014 voor rekenen veranderd in 2017 en voor Nederlands in 2016. De commissie-Steur adviseerde eind 2014 de minister om een mbo-leerling met zelfs met een 4,5 voor rekenen het mbo-diploma te verlenen.[10] En begin oktober besloot de overheid om de rekentoets wel te verplichten in het eindexamen, maar niet mee te laten tellen bij de diplomering.[6] Pas in 2020 wordt het resultaat van de verplichte rekentoets weer onderdeel van het mbo-diploma.[1]

rekenenwiskundevmboDan nog even dit. Opvallend is, dat het examen wiskunde en het examen rekenen in het vmbo-t qua inhoud en niveau op basisvaardigheden voor rekenen met elkaar overeenstemmen. En dat deze leerlingen meestal wel in staat zijn om wiskunde te halen terwijl ze zakken voor rekenen (zie Figuur 2, bron: Cito).

Knelpunten

  1. De referentieniveaus zijn, tegen het advies van de commissie-Meijerink en de MBO Raad in, zonder pilots vastgesteld.[5]
  2. Het vak rekenen staat helemaal los van de beroepscontext en wordt niet of nauwelijks vakspecifiek aangeboden.
  3. Het vak rekenen ontbreekt in zijn geheel in de oude en de nieuwe kwalificatiedossiers, of heeft er in een enkel gevel een vage en onbelangrijke positie.[7]
  4. Een opleiding tot leraar rekenen bestaat niet en is er alleen in de vorm van een post-initiële scholing.
  5. Het rekenonderwijs is te veel gericht op het digitale examen (teaching to the test), omdat in het mbo veelal het uitgangspunt gehanteerd wordt van ‘toetsing stuurt onderwijs’.
  6. Heel veel van het rekenprogramma wordt zodanig digitaal aangeboden, dat het idee is ontstaan dat dit ook de beste uitleg genereert voor de leerling.
  7. De vakdidactiek voor het vak rekenen is te veel gericht op het maken van de verplichte rekentoets in plaats van op het leren rekenen.
  8. In de huidige en de nieuwe kwalificatiedossiers treft men rekenvaardigheid soms aan in een kolom ‘vakkennis en vaardigheden’. Hier kan een leerling niet op zakken of slagen bij het eindexamen, omdat het geen kerntaak of werkproces heet.[7]
  9. Veelal, vooral bij niveau 2F, wordt het vak rekenen gegeven door onbevoegde en onbekwame rekendocenten en/of instructeurs.[8]
  10. Leerlingen in de lagere niveaus van het mbo hebben al veel te lang te horen gekregen dat ze toch niet kunnen rekenen.
  11. De rekenproblemen bij leerlingen zitten vaak niet in het rekenen zelf maar de probleemanalyse (met name in het lezen en het schrijven).
  12. Het mbo is tot nu toe onvoldoende in staat gebleken om de geconstateerde rekenachterstand weg te werken.
  13. Er is erg veel publiek geld besteed aan de implementatie van het verplichte taal- en rekenonderwijs en dat is niet altijd efficiënt en aan het directe rekenonderwijs besteed.[9]

Van een doordacht doorzetten naar een hoger rekenniveau, zoals de titel van het advies van de commissie-Steur luidt, lijkt in het middelbaar beroepsonderwijs vooralsnog geen sprake.

Aanbevelingen
De meeste leerlingen komen via het vmbo in het mbo. Zoals gezegd omvat de inhoud van de rekentoets op het vmbo in grote mate dezelfde stof als die van het examen wiskunde (zie figuur 2). Frappant is het dan om te zien dat de resultaten voor wiskunde beter zijn dan voor het rekenen. Voor het onderdeel rekenen betekent dat normaal gesproken dat ze dan voldaan hebben aan het niveau 2F. De praktijk lijkt, gezien de geconstateerde rekenachterstand, dan toch een stuk anders. Wat kunnen we hieraan doen?

  1. De rekenachterstand bij deze leerlingen kan het beste worden weggewerkt met behulp van voldoende bevoegde en bekwame leraren en de juiste nascholing.
  2. Repareer de rekenachterstand in het basisdeel. Na het basisdeel moet iedereen die naar mbo 3/4 wil doorstromen op 2F-niveau zijn.
  3. Maak leerlingen in de lagere niveaus bewuster van wat ze wél kunnen; ze hebben al veel te lang te horen gekregen dat ze toch niet kunnen rekenen.
  4. Leerlingen moeten in het rekenonderwijs gewoon weer met pen en papier aan de slag en hun moet worden geleerd hoe ze de opgaven netjes uitschrijven.
  5. Laat remedial teaching focussen op de dingen die ze wel kunnen in plaats van op herhaling van de dingen zie niet kunnen.
  6. Beperk de overkill aan digitaal lesmateriaal op de lagere niveaus (tot bijvoorbeeld maximaal twintig procent).

Voor het niveau 3F doe ik de volgende aanbevelingen:

  1. De leerlingenpopulaties en het karakter van de opleidingen van het middelbaar beroepsonderwijs en het havo/vwo verschillen zo sterk van elkaar, dat de aanpak van de rekenvaardigheidsproblemen en zeker ook de toetsing per onderwijssector bekeken zal moeten worden. Dat betekent op zijn minst: geen uniforme toetsen voor alle onderwijssectoren.
  2. Het rekenen moet in het mbo per beroepssector (zie ook veldraadpleging, 2008) worden aangeboden.[5] Dat wil zeggen: opnemen in de nieuwe kwalificatiedossiers, bijvoorbeeld in het basisdeel en de profieldelen, passend bij het beroep.
  3. In de rekentoetsen moeten de opgaven, met name de contextopgaven, een relatie hebben met de beroepssector. Dus er moet dus per sector een eindtoets komen.
  4. Laat rekenen deel uitmaken van de keuzedelen die leerlingen voorbereiden op de doorstroom naar het hbo.

Een verbeterslag
De verbeterslag van het rekenonderwijs in het mbo zouden we met een drietal kernpunten kunnen weergeven:

  1. Reparatie en onderhoud van het 2F-niveau moet in het basisdeel worden uitgevoerd door deskundige docenten.
  2. Het rekenonderwijs kan beter niet digitaal gestuurd worden. Dat lokt verkeerd leergedrag van de leerling en verkeerde didactiek van de (niet-deskundige) docent uit.
  3. Op niveau 3F zou je het rekenonderwijs en de toetsing het beste per kwalificatiedossier kunnen inrichten. Laat de omvang van het generieke deel afhangen van de aard van de beroepssector. Dus geen uniforme digitale 3F-toets voor alle beroepssectoren.

Met dank aan Jan Jimkes.

Noten

[1] Europese wensen en referentieniveaus. De oorsprong van het verhaal ligt eigenlijk bij de Europese Unie. Specifieker, het verdrag van Lissabon uit 2000. Toen is er afgesproken om een kader (EQF) op te stellen over ‘life-long learning’ en kwam er in 2006 (besluit van het Europees Parlement) een Europese richtlijn met 8 sleutelcompetenties, waarin het Europese onderwijs minimaal diende te voorzien. Hieraan werd, voor het onderwijs in moderne vreemde talen en de moedertaal, een systeem van zes niveaus gekoppeld, waaraan een en ander moest voldoen. Dit kennen we als het Europees Referentie Kader (ERK). En om het wat ingewikkelder te maken, de overige sleutelcompetenties, waaronder rekenen, vallen onder de Europese kwalificatiestructuur (EQF) met acht niveaus.
[2] De rekentoets gaat pas in het schooljaar 2020-2021 meetellen in het mbo. Volgens een brief van minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs aan de Tweede Kamer is daar nog een ‘forse verbetering van het rekenonderwijs nodig’. Bron: Brief minister d.d. 6 okt.2015 (ref. nr. 823755)
[3] Examenbesluit beroepsopleidingen WEB, 2 juli 2010, Staatsblad 2010, 294. Dit besluit geeft regels voor de examens in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het besluit werkt voorts de verhouding tussen centraal examen en instellingsexamen uit en bepaalt de totstandkoming van de slaag/zakbeslissing. Tenslotte regelt het besluit de verantwoordelijkheid van de diverse actoren in de examinering, zoals het College voor toetsen en examens.
[4] Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, 29 april 2010, Staatsblad 2010, 194. Deze wet regelt dat er referentieniveaus zijn die bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld worden en die onder meer gelden voor het middelbaar beroepsonderwijs. Doel is te komen tot versterking van de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen en tot verbetering van de aansluiting tussen de verschillende sectoren in het onderwijs op de leergebieden Nederlandse taal en rekenen.
[5] De MBO Raad pleit voor een zorgvuldige samenstelling van voor alle deelnemers verplichte examens op basis van de referentieniveaus. Voor de verschillende mbo-niveaus zal nader bepaald moeten worden welke onderdelen voor doorstroom noodzakelijk zijn en opgenomen dienen te worden in een examenprogramma dat voor alle deelnemers geldt. Per opleiding kan daarna nader bekeken worden welke onderdelen van de referentieniveaus relevant zijn voor het beroep. Deze onderdelen kunnen in de bijbehorende kwalificatiedossiers worden opgenomen. De MBO Raad adviseert om voor elk mbo-niveau een examenprogramma vast te stellen dat relevant is voor de doorstroom. Voor niveau 4 moet het programma in overleg met het hbo vastgesteld worden.
Bron: Veldraadpleging 2008
[6] Invoering rekenexamen in het mbo, bron: www.examenbladmbo.nl
Voor het mbo geldt voor niveau 4 eveneens dat het centraal examen rekenen vanaf dit studiejaar (2015) verplicht is en dus moet worden afgelegd door studenten die dit studiejaar het diploma willen behalen, maar dat het resultaat nog niet meetelt voor diplomering. Wel moeten de resultaten vermeld worden op de resultatenlijst bij het diploma. Voor de entreeopleidingen en mbo-2 en -3 zijn er dit studiejaar nog pilotexamens. Volgend studiejaar (2016) geldt ook voor deze mbo-niveaus dat alle studenten een centraal examen rekenen moeten maken, dat het resultaat niet meetelt voor diplomering, maar wel wordt vermeld op de resultatenlijst.
[7] Kwalificatiedossier commercieel medewerker, crebonummer 93802
2.5 werkproces: Stelt offertes op en brengt ze uit
Vakkennis en vaardigheden: Berekeningen/schattingen maken
[8] Veel docenten in het mbo uit de sectoren economie, techniek, verpleegkunde en wiskunde hebben een rekenkundige en wiskundige achtergrond, of zijn er goed in opgeleid. Hetzelfde geldt voor docenten die ooit gestart zijn in het basisonderwijs. Hier ontstaat een belangrijke oorzaak van het probleem. Deze groep docenten is meestal reeds volgeboekt met het onderwijs in hun vakgebied en/of zijn al een grote groep ‘goud grijs’. Dit laatste probleem signaleerde het CPB onlangs (2014): binnen korte tijd dreigt met het grijs ook de kennis uit het onderwijs te verdwijnen.
[9] Zo werd er jaarlijks vijftig miljoen euro onttrokken aan de volwasseneneducatie, dat in plaats daarvan werd uitgegeven aan minder effectieve nascholing, vergaderingen van rekencoaches, digitaal en overig lesmateriaal dat niet afgestemd was op het ‘leren rekenen’ en toetsen van een soms twijfelachtig allooi. Geld dat misschien beter aan het primaire proces had kunnen worden besteed.
[10] Er is sprake van een opklimmende slaagcesuur vanaf schooljaar 2015-2016 tot en met 2019-2020 (voor mbo-2 en -3 een jaar later). In 2015-2016 wordt gestart met een slaagcesuur bij een vaardigheidsscore die overeenkomt met een 4,5 (afgerond een 5), tenzij hierdoor een onaanvaardbaar hoog percentage leerlingen zakt; dan wordt in dat jaar – te beoordelen per schoolsoort of leerweg – de slaagcesuur aangepast. In de daaropvolgende vier jaar loopt de slaagcesuur van jaar tot jaar op vanuit het startniveau van 2015-2016 totdat in het vierde jaar de slaagcesuur en referentiecesuur samenvallen. Bron: commissie-Steur, december 2014.

 Zie ook de volgende websites:

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*