Met dit dedain voor de leraar wordt de rode loper uitgelegd voor kwakzalvers

Deze week ontving ik weer een digitaal flitsbericht van het Steunpunt taal en rekenen vo. Het bericht bevat nieuws over het Protocol Ernstige RekenWiskunde Problemen en Dyscalculie (ERWD) en over de rekentoetspilot vo 2013.

De tekst bevat een overmaat aan leestekens. Dit doet vermoeden dat ze bij het Ministerie van OCW denken dat leraren moeite hebben met begrijpend lezen óf (!) dat het om reclame gaat. Ik citeer:

“Elke vo-schoollocatie ontvangt eind november óók een exemplaar van het volledige protocol.”

“Voor wat betreft de rekentoets is het van groot belang dat uw school, bij de opgave van de aantallen deelnemers per schoolsoort, behalve het aantal eindexamenkandidaten óók het aantal leerlingen uit het voorlaatste examenjaar opgeeft!”

“Niet voor niets dat deze pilot ook wel als dé generale repetitie voor alle betrokken partijen wordt beschouwd!”

Wat denkt u: is dit dedain voor de leraar of reclame? Of misschien allebei?

 

Het is niet de eerste keer dat ik als lerares wiskunde door de overheid word gedebiliseerd. Kijkt u maar eens naar de publicatie “Meijerink verbeeld, en nu in actie” met de volgende tekst voor leraren:

"Om kennis te maken met de referentieniveaus rekenen kunt u het rapport van de commissie Meijerink downloaden en bestuderen. Dat valt niet mee, want het gaat om veel tekst in kleine lettertjes.”

Het APS  raadde mij al eens aan een knip- en plak-practicum ("Muurtje bouwen") te doen. 

De mail het Steunpunt van taal en rekenen is wederom een bevestiging van het algehele dedain uit Den Haag jegens de leraar. Is dit dedain eigenlijk erg? Los van mijn gevoel van eigenwaarde en de status van de leraar? Ja, dit is erg. Met dit dedain voor de leraar wordt namelijk de rode loper uitgelegd voor kwakzalvers.

Nu het realistische rekenonderwijs op de basisschool niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, vinden de “rekenexperts” hun weg naar het voortgezet onderwijs. Deze stap vind ik te vergelijken met "potentiëring" in de homeopathie: een versterking van het medicijn door meer en langer schudden.

Meer van hetzelfde medicijn, dat zelfs mijn beste leerlingen heeft vergiftigd.

 

wiskundejuf

 

14 Reacties

  1. Dedain uit Den Haag, waar

    Dedain uit Den Haag, waar komt het vandaan en waar wordt het door veroorzaakt? Reken maar dat APS daar natuurlijk geen last van heeft. Gecijferdheid schuift, ook bij PWN:

    www.beteronderwijsnederland.nl/forum/weer-een-podium-voor-aps-gecijferdheid-en-pseudowetenschap

    Wiskunde Vakbekwaam, ondertekend door het bestuur van de NVvW:

    www.beteronderwijsnederland.nl/node/8196

    Wat de dyscalculie betreft:

    www.beteronderwijsnederland.nl/forum/protocol-ernstige-rekenwiskunde-problemen-en-dyscalculie

     

  2. Protocol Ernstige RekenWiskunde Problemen en Dyscalculie

    Protocol Ernstige RekenWiskunde Problemen en Dyscalculie

    Geschreven door

    1. Mieke van Groenestijn,: Studeerde orthopedagogiek. Lector Gecijferdheid.
    2. Ceciel Borghouts: Studeerde orthopedagogiek. Medewerker bij  het Freudenthal Institutuut en heeft een eigen bedrijf: Borghouts rekenadvies
    3. Christien Janssen: Studeerde onderwijspsychologie

     

    Uit dit protocol:

    • Het drieslagmodel is een model voor probleemoplossend handelen. Het laat zien hoe een leerling de oplossingprocedure van contextopdrachten doorloopt. De leerling gaat stapsgewijs van de context naar bewerking (plannen), vandaar naar oplossing (uitvoering van de bewerking) en van de oplossing terug naar het oorspronkelijk probleem (reflecteren). Het eigenlijke rekenen is slechts een onderdeel van het probleemoplossend handelen.
    • Goed kunnen rekenen is geen doel op zich. Rekenen in het dagelijks leven bestaat niet uit losse rekenactiviteiten.
    • Probleemoplossend rekenen, waarbij de leerlingen zelf hun oplossingsprocedures bepalen, is een belangrijk onderdeel van het hedendaags reken-wiskunde onderwijs. Hierdoor ontwikkelen leerlingen inzicht in hun eigen rekenwiskundig handelen.
    • Een kind is het middelpunt van verschillende gekoppelde dynamische systemen die voortdurend zijn ontwikkeling beïnvloeden. Een belangrijk kenmerk van een dynamisch systeem is het iteratieve karakter. Het is duidelijk dat het leren van rekenen-wiskunde een complex proces is van samenhangende dynamische systemen die elkaar continu beïnvloeden.

    • Naarmate leerlingen ouder worden, kunnen contexten complexer worden en kan er ook meer afleidende informatie in zitten. Dat komt beter overeen met de overdosis informatie die we in het dagelijks leven moeten doorwerken om tot de kern van een rekenvraagstuk te komen. Leerlingen leren relevante informatie te selecteren.

    • Het maken van veel kale sommen leidt tot betekenisloos leren (goochelen met getallen) en kan de rekenzwakke leerling juist in verwarring brengen.

    • Het leren van tafels is een sterk talige activiteit.

    • Berekeningen met de rekenmachine gaan vaak veel sneller dan het uitvoeren van berekeningen op papier of uit het hoofd en zijn ook betrouwbaar.

    • Op de rekenmachine hoeft de leerling alleen maar in te tikken: bedrag-10%. De rekenmachine geeft vervolgens het juiste antwoord.

    • Van belang is ook dat de leerlingen doorzien dat er bij een staartdeling niet gedeeld wordt. Het grootste getal wordt wel gedeeld door het kleinste getal (de deler), maar de uitvoering van de procedure bestaat alleen uit vermenigvuldigen en aftrekken. Daardoor kan  het woord staartdeling voor de leerlingen (met name voor de slimme rekenaars) verwarrend zijn.

    • Leerlingen leren beter en vlotter rekenen als nieuwe kennis en procedures worden gekoppeld aan reeds begrepen kennis en procedures die opgeslagen zijn in associatieve netwerken.

    • Nog altijd overheerst in het onderwijs de opvatting dat leerlingen het technisch rekenen moeten beheersen om contextproblemen te kunnen oplossen. In dit protocol gaan we uit van nieuwe inzichten, waaruit juist het omgekeerde blijkt. Begrijpend lezen, informatie in een context analyseren, praten over contexten en, daarop aansluitend, berekeningen uitvoeren leiden tot inzichtelijke procedures. Dit is de basis voor de ontwikkeling van betekenisvolle rekenwiskundige concepten en oplossingsprocedures.

  3. “De intolerantie waarmee

    "De intolerantie waarmee onderwijsvernieuwers hun ideeën aan iedereen willen opleggen is weerzinwekkend" en elke leraar is beter af door zijn eigen gang te gaan. Deze les kan zonder uitzondering worden getrokken uit de afgelopen decennia aan onderwijsgepruts en ze is essentieel voor het behoud van eigen gezondheid en plezier in je werk. Kortom laat maar l.llen die dames. 

    De rekendames hebben vooral oog voor "de zwakken" en offeren daar meedogenloos de middelmaat, de sterken en de eigen inzichten, mogelijkheden en praktijkervaringen van de leraar aan op. 

     

     

  4. Steeds weer hetzelfde verhaal

    Ik ken de invloed van het stuk op 'het veld' niet. Het achterliggende verhaal ken ik wel. Dat is het concept van de transferpsychologie, in ons land geïntroduceerd door onderwijspsycholoog Robert Jan Simons ('leren doe je het beste vanuit eerdere ervaring "). Waarbij gemeend wordt dat eerdere ervaring steevast een rijke bron van motivatie is. We hebben het, zo ook hierboven, al vaker gehad over het onwrikbare dictaat van deze 'leer'. Blind voor het onaangename feit dat in (zeer) veel gevallen de beschikbare bron van ervaring meer armoede dan rijdkdom bijdraagt aan het leerproces, meer storing, ruis, "interferentie", dan "advance organizer", om die klassieke termen nog eens te gebruiken. (Vandaar het grote voordeel van abstractie: kan óók heel leuk zijn, en is vooral: léérzaam!)

    Wie van ons BONners brengt dat inmiddels sleetse onderwerp nou toch eens onder de aandacht van betreffende bestuurders op OCW?

    • Als ik een kleinkind iets

      Als ik een kleinkind iets probeer uit te leggen dat ik belangrijk vindt maar haar op dat moment niet interesseet lukt dat slecht. Misschien heeft soortgelijke ervaring onderwijshervormers geïnspireerd. Maar een onderwijzer staat veel sterker. Een kind heeft geaccepteerd dat het naar school gestuurd wordt om te leren, ook wanneer de les gaat over dingen die haar op dat moment niet interesseren of waarvan ze het nut niet inziet. Het is een situatie waarin zij beseft dat haar willetje er niet toe doet en spant zij zich in om te luisteren en te begrijpen "omdat dat moet EN blijkbaar nodig is". Het heeft dus ook nog te maken met vertrouwen. Onderwijshervormers lijken de kracht van het heilige moeten te onderschatten.

      • Daarbij speelt in een klas

        Daarbij speelt in een klas ook groepsproces een rol waarbij een kind niet achter wil blijven. Maar juf en meester proberen natuurlijk wel de kinderen te motiveren voor het maken van oefeningen waarvan het doel voor die kinderen niet geheel duidelijk is. Cijfers geven, belonen, een boeiende introductie geven, en dergelijke meer, behoren ook bij de didactiek. Maar we gaan die oefeningen niet opgeven omdat kinderen er 'geen zin' in zouden hebben.

  5. Niet eens met deze mevrouw

    Niet eens met deze mevrouw (behalve met haar opmerkingen over de rekenmachine die vallen in de categorie 'water is nat').

    Rekenen leert een kind het best door de diverse losse onderdelen afzonderlijk flink te oefenen. Als dat inoefenen redelijk tot goed beheerst wordt, kan pas tot het clusteren en een contextgebeuren worden overgegaan. Dat is een zuiver didactisch principe dat in de praktijk het best blijkt te werken.

    Uiteraard weet een kind nog niet waar die losse onderdelen voor dienen, maar dat geeft helemaal niet. Het kind leert voortdurend terwijl  het pas veel later begrijpt. Het kind is gemaakt voor het inprenten van tal van zaken die het niet direct kan begrijpen.

    Uiteraard zijn de tafels talig; rekenen is OOK talig en vandaar dat men kleuters allerlei talige begrippen aanleert die later voor het rekenen van belang zijn. Het benoemen van de cijfers is ook een talig proces en daarom begrijp ik totaal niet waarom de taligheid van de tafels voor deze Mieke een probleem  is.

    Zo'n protocol maakt duidelijk hoe verschillend en m.i. onjuist die uitgangspunten van zulke vernieuwers zijn.

    • Het vervelendste bij de

      Het vervelendste bij de discussie over het beste rekenonderwijs en soortgelijke onderwijsdiscussies is het dwingend karakter. Er kan er maar één gelijk hebben en wat de gelijkhebber het beste vindt moet overal meteen op alle scholen worden ingevoerd. Dat blijkt elke keer opnieuw tot teleurstellende resultaten te leiden. Laten we op te beginnen toestaan dat er een tijdlang op verschillende scholen vanuit verschillende leerhypothesen gewerkt wordt. “Toestaan” houdt daarbij meer in dan toestemming uit “Den Haag” want in eenzelfde stad hebben vaak één of twee schoolbesturen een monopolie-positie en die besturen zien graag uniformiteit en eenvoud in concept. In het bijzonder zouden vroegere methoden moeten worden toegestaan want die waren zeer succesvol. Dan kunnen we na verloop van tijd kijken wie er dan wel gelijk had. Dat is trouwens niet zo verschrikkelijk gemakkelijk want elke partij wil de gelijkkrijg-test zo opbouwen dat haar kans op gelijk krijgen toeneemt. Daarnaast is misschien niet voor elke leerling elke methode even goed en is het misschien beter dat diversiteit gehandhaafd blijft.

       De intolerantie waarmee onderwijsvernieuwers hun ideeën aan iedereen willen opleggen is weerzinwekkend en op dit moment is iedereen het beste af als iedereen zijn gang mag gaan.

  6. Gerard Jeurninck, voorzitter

    Gerard Jeurninck, voorzitter van de Commissie Onderwijs van PWN, waarom zit APS nog in je commissie?

Reacties zijn gesloten.