Ons kent ons ( inside information II)

Ons kent ons ( inside information II)

 

De dagelijkse werkzaamheden van bestuurders bestaat uit besturen. Volgens eigen zeggen speelt het geen enkele rol wat ze besturen, of het nu een pannenkoekenbakkerij, een verffabriek of een hogeschool is, het maakt niet uit besturen is besturen punt en daarmee uit.

Ze vinden dat ze als hoofd van het bedrijf een grote verantwoordelijkheid dragen en daarom ook uitermate goed betaald moeten worden, onder de twee ton bestaat namelijk het grote gevaar dat hun uitzonderlijke talent opgemerkt wordt door een andere fabriek uit het buitenland en die wil dan koste wat het kost onze schoolbestuurder binnen halen tegen een veel aantrekkelijker salaris dan wat wij over hebben voor de uitmuntendheid van onze bevlogen bestuurder.

Uit gesprekken met bestuurders blijkt het tegendeel waar te zijn. Bestuurders kennen niets, weten niets, en doen niets, over en in het bedrijf dat school heet. En dat hoeft ook niet. Niet onderhevig aan de wetten van vraag en aanbod is het niet zo nodig enige kennis van zaken te hebben over het product, onderwijs, dat verkocht moet worden. Leerlingen bieden zich als het ware van zelf aan. Daar zorgt de centralisatie als gevolg van de vele fusies uit het verleden wel voor. Enig boerenverstand van organisaties kan de bestuurder niet aangemeten worden getuige alle externe adviseurs die omheen het onderwijs scharrelen, een dik belegde boterham verdienen en die ingehuurd worden als er weer een re organisatietje moet plaats vinden of als de organisatie weer eens ‘stevig op de poten’ moet worden gezet. Mooi voorbeeldje daarvan is onzer aller welbekende Doekle die na een jaartje of twee het bijltje bij InHolland er bij neergooide. Resultaat van zijn twee jaar besturen, nul, niks, nada.  Een bestuurder fluisterde mij in het oor dat besturen vooral bestaat uit netwerken en er voor zorgen dat er een fenomenaal groot ons-kent-ons circuit bestaat waar in geval van calamiteit altijd op terug gevallen kan worden. Zo een calamiteit is bijvoorbeeld een tekort aan liquide middelen of heel recentelijk een klein aantal opstandige en rebbelerende studenten en docenten aan een universiteit.

Het netwerk onderhouden is dan ook een van de belangrijkste bezigheden van de huidige lichting schoolbestuurders. Geen facebook, LinkedIn, of instagram voor de bestuurder maar de nette bijeenkomsten, cursussen en vergaderingen zijn de meest uitgelezen plekjes om de juiste man op de juiste plaats te treffen. Binnen het netwerk is alles voorzien. Makelaars, vastgoedondernemers, uitvoeringsinstanties, scholingsinstituten, rechters, de uitgesproken ‘politieke vriendschappen’ van oudsher, immers het overgrote deel van de bestuurders had vroeger een politiek baantje, zij het als wethouder, burgemeester, eerste of tweede Kamerlid, staatsecretaris, minister of anderszins een baantje in de volksvertegenwoordigerij. Wat er op neerkomt dat het merendeel geen flauw benul heeft wat ‘het bedrijfsleven’ eigenlijk voorstelt. Misschien is dat een van de redenen waarom het financieel zo slecht gaat met veel scholen.

Nochtans is er geen klagen over de financiële middelen die hun elk jaar weer wordt toebedacht. Elk jaar maakt de overheid zo een slordige 20 miljard over aan de onderwijsbestuurders, geld waar ze vrijelijk over mogen beschikken binnen de kaders van wetgeving en CAO. Maar zoals reeds gezegd het netwerk zorgt er wel voor dat wet en CAO rekkelijke begrippen zijn geworden.

Wat je wel de bestuurder en zijn directe adviseurs moet aangeven is hun onnoemlijke geduld en lange termijn planning. Een voorbeeldje daarvan zoals beloofd in mijn vorige column. Vijftien jaar geleden fluisterde mijn directeur van een VO school in het oor dat de tweekoppige raad van bestuur had besloten om op termijn de docenten in schaal 10 te vervangen door instructeurs in schaal 7. De instructeur was het nieuwste van het nieuwste en de persjongens in het netwerk deden al een tijdje hun best om het gemene volk op de hoogte te stellen van een ontegenzeggelijk enorm tekort aan docenten in het onderwijs. Een uitgelezen kans om nieuw, jong en vooral goedkoop bloed aan te trekken als pleister op de docententekortwond. De vakbond vond het ook prima en had al laten weten om voor de schone schijn enig trammelant te maken maar niet heus. En zo geschiedde, de instructeur deed zijn intrede. Meestal niet bevoegd, ingeschaald bij het ondersteunend personeel en natuurlijk in zogenaamd ‘uitzonderlijke’ omstandigheden ook bereid een lesje te draaien.

Volgende stap was het omzetten van de instructeur naar de ‘bekwame’ docent, het nijpende tekort bleek steeds nijpender te worden, begrijpt u. Ook hier stuitte de bestuurder op weinig tegenstand met alle bekende gevolgen van onbevoegd en onder bevoegd van dien. Maar toch, het zaakje bleef stinken en er moest en zou een weg gevonden worden om voor eens en voor altijd af te rekenen met de bevoegdheidseis. En als een duveltje uit een doosje kwamen een paar jaar geleden de rapporten, aanbevelingen en adviezen de onderwijspagina’s binnen gestroomd. Het netwerk in volle gang en met veel overtuiging werd ons verteld dat bevoegdheden uit de tijd waren en dat ‘professionaliteit’ op de eerste plaats van het onderwijsvaandel moest worden gezet. Die ‘professionaliteit’ kon alleen maar bereikt worden door middel van een nieuw op te tuigen en bij wet geregeld lerarenregister. Alleen diegene die ingeschreven stonden en die genoeg punten scoren door deel te nemen aan cursussen en studiedagen zijn de ‘professionals’ bij uitstek. En de bevoegdheden? ‘die zijn niet meer van deze tijd’.

De oprisping van de groen-linksige voorzitter van de raad van bestuur van de VO raad is niet meer of minder dan een volgende stap in het instellen van een lerarenregister naar kraak en smaak en onder beheer van de onderwijsbestuurder die alleen maar oog heeft om zijn invloed in de onderwijsarbeidsmarkt te verhogen, anders gezegd de bestuurder wil ook die arbeidsmarkt ‘besturen’.

 

Jesse Jeronimoon

 

8 Reacties

  1. “Om hun registratie te

    "Om hun registratie te behouden, worden leraren verplicht hun bekwaamheid te onderhouden met behulp van gecertificeerde professionaliseringsactiviteiten. In 2018 heeft het register een civiel effect doordat de overheid en de onderwijsorganisaties hieraan consequenties verbinden. Dat kunnen consequenties zijn zoals verlies van bevoegdheid, niet meer zelfstandig voor de klas, meer tijd en geld voor bekwaamheidsonderhoud of consequenties voor de carrière. Ook zal het register op termijn beleidsinformatie kunnen leveren aan verschillende belanghebbenden, periodiek of op aanvraag." (p. 7 midden, Actieplan Leraar 2020, via: Kwaliteit Leraren) [onderhoud van 'bekwaamheid'; nalaten kan verlies van 'bevoegdheid' worden]

     

    Er staat 2013 t/m 2016 jaarlijks '150' klaar voor professionalisering leraren. (p. 21, bijlage 3: financiën, Actieplan vo Beter presteren)

     

    CBS Statistiek: "Vooral meer nieuwe bedrijven zakelijke #dienstverlening, #gezondheidszorg en #onderwijs #wvdo" [zie]

  2. Op dit ogenblik worden in

    Op dit ogenblik worden in verscheidene VO scholen zogenaamde 'academie's' opgericht. Docenten van de school worden al dan niet verplicht om 'eigen ontwikkelde' cursussen en trainingen te volgen. Doel hiervan? Volgens de bestuurder blijft zo de 'professionaliteit' op peil en verdienen de docenten 'punten voor het lerarenregister'. Eigenlijke doel. Zo veel mogelijk scholingsgelden van waar die ook mogen komen doorsluizen naar de alom vretende kassa van de school. 

  3. Dat leraren van leraar tot

    Dat leraren van leraar tot coach gedeclassificeerd worden is slecht voor het onderwijs maar uiteindelijk is het een keuze van een demokratisch tot stand gekomen regering of het parlement om een bepaalde publieke voorziening op een bepaalde manier uit te voeren. Anders wordt het als er ouders ontevreden zijn over ingevoerde veranderingen in het onderwijs van hun kinderen. Zij hebben vanuit de grondwet en internationale verdragen prioritaire rechten bij het opvoeden van hun kinderen. En wat een kind op school leert maakt deel uit van zijn opvoeding. In de onderwijsvoorzieningen kunnen de wensen van de overheid botsen met die van de ouders. De overheid wil met scholing de economie schragen en ieder kind zo veel mogelijk gelijke kansen op ontwikkeling bieden. De ideeën over welk onderwijs goed voor een kind is volgens de overheid en volgens de individuele ouders kunnen dus botsen en dan moet de overheid volgens geschreven en ongeschreven wetten in het onderwijs ruimte maken voor het vervullen van de wensen van de ouders. Deze wetten zijn de breekijzers die BON en de leraren kunnen inzetten Hier bevindt zich dus een mogelijkheid voor BON om een einde te maken aan de almacht en het machtsmisbruik van de onderwijsmaffia. Als BON een schoolcurriculum ontwerpt en voldoende (veel minder dan wat de overheid als “voldoende” zou willen erkennen) ouders bij elkaar krijgt kan zij de overheid op ouderrechten aanspreken en hoeft zij geen aanval uit te voeren op de bastions van het politiek-educatief complex. Als BON weet te bereiken dat BON’s onderwijs volgen mogelijk wordt kan zij veel krachtiger het bestaande onderwijs bestrijden.

    Het is wenselijk dat er zo snel mogelijk een conceptprogramma voor een BONschool op tafel komt en dat BON daarvoor enthousiaste ouders verzameld. Die BONschool moet er komen omdat de ouders dat willen. Ontevreden leraren staan veel zwakker. Maar als ouders het recht krijgen om hun kinderen naar BONscholen te sturen krijgen veel ontevreden leraren ook hun zin en gaan zij hun werk vreugdevoller verrichten.

    Het is belangrijk om snel een gedetailleerde school te beschrijven waarvoor veel ouders gewonnen kunnen worden. Onze tegenstanders zijn immers bezig met het alsmaar sterker maken van hun vesting. BON wil geen scholen waar de leraren in het vervullen van hun taak, het overbrengen van kennis en inzicht, worden afgehouden omdat zij alles wat ze doen moeten verantwoorden middels een uitgebreide verslaglegging. De ideale leraren op een BON-school hebben een grondige kennis van het leervak dat zij onderwijzen en hoeven niet te worden bijgeschoold want ze zijn van voldoende niveau om zonder hulp te kunnen omschakelen naar veranderingen van het curriculum van hun leervak. Als bij voorbeeld een natuurkunde docent interferentie bij golven duidelijk placht te maken met behulp van goniometrische formules lukt hem dat ook nog wel met behulp van golfvectoren. Een docent op een BONschool hoeft niet in nieuwe didaktische methoden te worden ingewijd want de standaardmethode van les geven in een BONschool is klassikaal-frontaal. Maar als een docent op een andere manier goede resultaten haalt of met andere manieren wil experimenteren staat het hem in principe vrij. Hij is de heer en meester in de klas zo lang hij voldoende resultaten scoort. Maar het genoemde complex wil met een combinatie van geringe vakopleiding en verplichte bijscholing het onderwijs beter maken. Als drukmiddel wordt daarbij het lerarenregister gebruikt. BON wil dat soort leraren die moeten leren om te fungeren als coaches helemaal niet Maar als de vriendjes en vriendinnetjes van de schoolbestuurderen die in het parlement zitten de wensen van de schoolbestuurders eenmaal hebben laten uitlopen in wetgeving moeten de BON-scholen gedaan zien te krijgen dat zij ervan vrijgesteld worden en dat is veel moeilijker dan in de periode dat de wetten in de kamer in behandeling zijn gedaan te krijgen dat die wetten voor BON-scholen niet gelden. BON-scholen zouden ook de mogelijkheid moeten terugkrijgen van een judicium abeundi.

    Ik roep BON- en forum-leden op om voor een aantal onderwijsniveaux (gymnasium, atheneum, HAVO, MAVO etc) een gedetailleerd schoolcurriculum samen te stellen en ouders te zoeken die hun kinderen naar de betreffende school willen sturen en bereid zijn daarvoor een strijd aan te gaan.

  4. Na het malmaison’se ALARM nu

    Na het malmaison'se ALARM nu een malmaison'se oproep. Vragenuurtje  :

     

    Eerstens :

    [A]

    waarom zouden ouders voor BON'se scholen kiezen (uphill struggle), als er gelijke resultaten met veel minder moeite of bemoeienis zijn te behalen ? Waar zijn die BON’se ouders ?

    Gaan ze kiezen tussen al bestaande Gymnasia, Lycea, scholen met faam  –  of gaan ze een onzeker avontuur tegemoet ?

     

    [B]

    Ik ben vóór BON'se scholen, en neem op de koop toe dat die scholen, als ze ooit gaan bestaan, zeker niet gaan voldoen aan wat ik, op dit forum, al dikwijls heb omschreven als de basale levensbehoeftren van een goed en zuiver onderwijssysteem  : 

     

    –  d.i. doorlopende klassen (po > vo) vanaf 5-6 jaar tot 18 jaar, geleidelijk aangestuurde cesuren (over langere tijd) tussen po en vo  –  niet die abrupte, dwingende  cesuur op 11-jarige leeftijd, evenmin het idioot-obligate, lucratrieve toets-circus  ;

     

    – zeer vroege invoering van meerdere vreemde talen (niet wacxhten tot de vo-fase), vervlecht met samenhangende vakken zoals rekenen, muziek (verbaast dat iemkand ?)  ;

     

    – kleine scholen, in cooperatief verband met andere scholen (op bereikbare afstand) om les programmas  gezamenlijk uit te voeren ;

     

    – directeur , school manager, vakgroep stuur-decent, die niet meer verdienen dan andere  gekwalificeerde docenten ; daartegenover  (verplicht) een evenriedig deel van het lespakket op zich nemen ;

     

    – de financien van werk, werkcontroles en onderdak uiteen houden, met strikt gescheiden budgetten en jaar-rekeningen  ;

     

    – de Inspectie buiten de deur houden, voorzover onderwijskundig incapabel  ;

     

    – de licensierende onderneming (BON, in dit geval),  op armlengte (dus : buiten de paraplu , d.i. het organisatorisch  verband) houden  – dat cluster-verband dat de overheid ongetwijfeld gaat eisen  ;

     

    Tweedens, praktishe zaken  :

     

    ]1 waar is het leer programma ? de leer programma's ?

     

    [2] heeft BON die programmas (en hun uitvoerders) doorgezien en gesanctioneerd,  en voorzien van BON'se erkenning ? gaat BON daarmee in de business van scholen runnen,  of wie of welke organisatie gaat dergelijke scholen runnen ?

     

    [3] is er zoiets als een BON merkrecht ? prcies waarvoor ? is het  vast gelegd en periodiek betaald ? wat is de license fee ? of gaan anderen megt het BON logo aan de loop ?

     

    [4] waar zijn de ouders, gegeven dat [sub 1] ooit gaat bestaan ?  blijven ze “in de boot"  bij tegenslag ?

     

    [5] in een zichzelf in financiele zin bedruipende klas of school   (conditie die de autoriserende instantie ("de minister")  zeker zal eisen  –  nog afgezien van leerlingen aantallen)  : hoe worden daar de financien verdeeld, wat zullen de ouders opbrengen ?  hoe zitten de financien in elkaar, welke delen zijn afhankelijk ?

     

    [6] is het BON'se school-profiel duidelijk genoeg afgetekend  tegen locale en regionale concurrenten ? die vinden iets nieuws nooit leuk  ;

     

    [7] en zo ad infinitum  –  er zijn nog duizend andere vragen en suggesties  –  –  maar laat dat niemand weerhouden om het te proberen.

     

    Ten derde :

    Sysiphus  (Σίσυφος) raakte bekend door het rollen van een immense steen up hill. Dt project is iets dergelijks. Wat als omstanders en toekijkers besluiten dat "the girl next door" even verleidelijk is en een stuk meer toegsankelijk ?

     

    Die kwestie is reëel. De meeste ouders, voorzover echt betrokken bij hun "bloedjes", hebben tegenwoordig minder tijd dan vroeger –  wat niet al met drie autos,  vier vakanties, vreemd gaan en het deprimerend wereldnieuws en dreignd ontslag  ? 

     

    Er zijn genoeg nieuwerwetse scholen die, voortvarend begonnen, na  2 of 3 jaar omvallen, leeglopen, of (nog het minst erg) weer van principe veranderen. Denk aan al die Hondt'se ingeblazen electrisch gefourneerde iPad klasjes (off topic : weer heel wat anders dan biologische padden).

     

    En, denk aan de andere kant eens na over hoe concurrenten iets opzetten. En hoe de risico''s van vroegtijdige be-eindiging of koerswijziging liggen  –  er zijn plenty Hondt'se en iederwijze ervaringen, met grijze haren.  Hoe is of wordt de duurzaamheid van BOIN'se scholen verankerd ? De notaris tekent daar niet voor.

     

    In de categorie nieuwe scholen valt op dat er de laatstetwee jaar zes VO-scholen zijn ontstaan met Vrije School-signatuur, en voorzien van een zeer loyale clientèle  – nog afgezien van twaalf nieuwe basisscholen met dezelfde signatuur. Zoveel antroposofen bestaan er helemaal niet, er is dus een andere reden : onvrede met de bestaande school.

    De Vrije Scholen hebben natuurlijk het voordeel van een stevige infrastructuur, doorgaande  leerlijnen, dissidentie en naamsbekendheid. Hoe ga je dat regelen voor het BON'se stramien ?

     

    In dat opzicht een laatste hint  :  ga in overleg met bestaande organisaties. Enkele van de nieuwe VO-Vrije Scholen zijn opgezet onder de paraplu van bestaande school-organisaties. Dat scheelt  –  zoals mijn gewaardeerde professorBecking vroeger zei  :  een slok op een  borrel.   

  5. Ik denk dat de BON-se school

    Ik denk dat de BON-se school van Malmaison vooral een didactisch model aanbiedt. Het beproefde klassikale model. Maar ouders scharen zich over 't algemeen niet aaneen onder een didactisch model. Voor ouders van vooral kinderen in de basisschoolleeftijd, tellen ideologisch uitgangspunten ook zwaar mee.

    Dat bleek natuurlijk al in de 'goede oude tijd', toen het klassikale model breed aanvaard werd (lees de boeken van Theo Thijssen maar), maar ouders toch aparte scholen stichtten vanwege uitgangspunten als geloof en ideologie. Het kale didactische model van het klassikale onderwijs verenigt maar weinig ouders echt. Andere levensvragen en/of moraliteiten worden belangrijker gevonden voor het opgroeiende kind.

  6. Moby heeft gelijk. De

    Moby heeft gelijk. De diversiteit van scholen is ontstaan op de eenvormige grondslag van destijds van klassikaal onderwijs. Levensbeschouwing, kerk, religie, nieuwe principes over onderwijs verschaften de diversiiteit.

    Het klassikale principe werd zelfs gewoon geprolongeerd naar de vo-fases  –  men dacht niets anders. Ook de Montessori scholen, de eerste "nieuwe" soort school, waren aanvankelijk geheel klassikaal ingericht.

     

    Een duidelijk afwijkend model, dus op andere dan klassikale principes, ontstond in NL na de internationale pedagogische conferenties 1920 tot 1925 in Bilthoven, toen Kees Boeke een school stichtte naar anarchistische (pacifistische) ideeën. Zijn vrouw, Betty Cadbury, uit een veremogende engelse familie (Cadbury), vanouds een familie van Quakers, was van beslissende invloed op mde ideeën van Boeke voor de nieuwe school. Beatrix, jaren later op deze school, had geen zin in sommige taken die mede aan leerlingen waren toebedeeld, schoonmaken na de lessen bijvoorbeeld.

    Dat leerlingen niet alleen uit principe deelden in basale werkzaamheden, kwam omdat de school niet veel geld had  –  de overheid weigerde geld te geven aan een anarchistisch principe, Boeke weigerde om geld aan te nemen van een, in zijn ogen, foute overheid. Pas veel later werden dergelijke vetes bijgelegd.

    De school is nu, na perioden van ups en doewns, een bloeiende, erkende instelling. De bovenbouw telt 1600 leerlingen in de vo-nivos, de onderbouw (basis onderwijs) 600 leerlingen.

     

    Weinig jaren eerder, in 1916, werd de eerste Montessori school in Nl opgericht, in Laren. Maria Montessori, eerst arts, daarna pedagoog, had in 1907 meerdere scholen gesticht in de arme wijken am Rome, waar ze haar pedagogische inzichten had kunnen uitvouwen. Zee was een gevierde pedagoog, toen ze in 1931 Italie verliet en naar NL kwam, wegens "Mussolini".

    Het succes van de Montessori methode wordt wereldwijd erkend en gewaardeerd. In NL zijn er thans 20 montessori scholen voor vo, 186 scholen voor basis onderwijs. Daaronder zijn scholen van diverse religieuze pluimages.

     

    De voor Duitsland fatale gang van zaken, al in de eerste jaren van wereldoorlog I, leidde tot het oprichten van de eerste Waldorf-school, in Stuttgart, in 1917.

    De sociale en economische chaos in het Duitsland van Kaiser Wilhelm III, in 1918 in NL "verwelkomd" en asiel verleend door Wilhelmina, leidde er toe dat Rudolf Steiner, toen één van meerdere duitse revolutionairen, gevraagd werd om bij het oprichten van een school voor  arbeiderskinderen nieuwe pedagogische principes te formuleren en in praktijk te brengen  –  een even idealistische als (toen) wanhopige poging om in de chaos van het Duitsland vsan toen enige zin te  brengen.

    De pedagogische opvattingen in die tijd waren, ook in Duitsland, autoritair en kadaver-disciplinair. Wat Steiner aangaf, was om het onderwijs te baseren op de ontwikkeling van kinderen, de lessen en leerstof daarop te baseren, voortdurende leerlijnen, en deze parallel te structureren aan hoe kinderen zich ontwikkelen,vanaf het eerste schooljaar tot volwassenheid. Feitelijk hetzelfde wat Montessori en Boeke deden, met het verschil dat deze twee het intuitief deden, en Steiner via de omweg van redenering en deductie. 

    Er zijn thans 12 (binnenkort 16) Vrije Scholen voor vo, en circa 98 scholen voor basis onderwijs.
     

     

    De drie "nieuwe" soorten onderwijs zijn eigenlijk niet zo revolutionair, ware het niet dat de conventionele praktijk van lieverlee het contact met de maatschappelijke werkelijkheid, de vooruitgang, de oorlogen, de daarmee verweven chaos en revoluties, had verloren. De Belle Epoque eindigde niet in 1911 maar leefde voort, rudimentarisch nog tot vandaag   – en wie weet nog voor hoelang ?

    Zo bezien waren de nieuwe onderwijs-inzichten niet meer dan reactief op niet langer levensvatbare opvattingen, de stervende, zichzelf uitfaserende status quo van toen.

     

    Wat wel opvallend is, is dat de "nieiuwe soorten" verschillend omgaan met het klassikale principe. De montessori scholen hebben dat, zeker gedeeltelijk, losgelaten, ten faveure van de individuele ontplooiing van de leerlingen  –  zie het les-systeem dat daar nogal ver in gaat. De Werkplaats (de school van Boeke) heeft het klassikaal systeem geheel losgelaten, om dezelfde reden.

    Daartegenover staat dat de Vrije Scholen het klassikaal systeem strikt hebben gehandhaafd, en dat  –  wordt er gezegd  –  om soortgelijke redenen. Dat mag verwondering wekken, totdat uit een nadere analyse kan blijken dat individuele en sociale ontwikkeling in jonge leerfasen meer verweven zijn dan gescheiden. In dit licht ook is te zien welk resultaat, bij welke levensfase, verwacht mag worden van de thans zo geliefde interactie met electronische gadgets.

     

           

     

    Alle drie soorten "nieuwe inzichten" botsten met de communis opinion 

  7. Ik geloof niet dat de ouders

    Ik geloof niet dat de ouders die ontevreden zijn met het huidige onderwijs een homogene groep vormen. Er zijn ouders die willen dat hun kinderen op school veel leren op cognitief gebied. Er zijn ouders die willen dat de tijd die een leerling op school doorbrengt efficiënt gebruikt wordt. Als beide groepen geloven dat het beproefde klassikale model van onderwijs daarvoor het beste is kunnen ze bij een BONschool door één deur naar binnen. De huidige VWO-leerstof zou met eenzelfde inspanning ook in 5 jaar verworven kunnen worden wanneer de asociale elementen de school uitgejaagd zouden worden. Niet alle ouders zijn er enthousiast over dat zo veel geld gestopt wordt in probleemleerlingen en dat dat ten koste gaat van de leerlingen die hun best doen. Als het ouders om Bildung gaat moeten de docenten in en buiten hun vak hoogopgeleid zijn. Dat was bij het beproefde klassikale model het geval.

    Ouders maken zich ook zorgen over de macht van schoolbesturen en het niveau van de juffen. Als een kind problemen op school heeft beslist het bestuur samen met de eigen hulpinstanties hoe het verder moet. Als ouders denken dat het met hun kind op de basisschool slecht gaat wordt dat door de juf ontkend. Maar goed gaan is relatief. Als de klasgenootjes slecht presteren of achterlopen kan een matig kind gemakkelijk als “goed” aangeduid worden. Als in groep 8 blijkt dat bijna alle klasgenootjes niet naar het VWO gaan voelt de ouder zich beduveld. Hoogopgeleide ouders willen meestal dat hun kinderen na groep 8 naar het VWO gaan. Als dat dreigt niet te gebeuren willen zij ingrijpen. Een toelatingsexamen gebeurt vanuit de vervolgschool. Als je vindt dat de basisschool te weinig doet om jou kind te laten slagen kun je proberen of dat met behulp van bijlessen wel kan.

    Er zijn echt ouders die, net als BONners, liever willen dat de lump sum gebruikt wordt om goede onderwijzers en leraren aan te trekken dan dat het besteed wordt aan salarissen voor schoolbestuurders en gedragsdeskundigen of het neerzetten van een opvallend schoolgebouw. Dan nog liever van dat geld steunlessen voor leerlingen die moeite hebben met de leerstof betalen.

     

    Veel zelfstandige Gymnasia moeten wegens te grote belangstelling leerlingen weigeren. Die gymnasia zijn gedwongen om afgezien van de klassieke talen een VWOcurriculum te volgen dat in de schaduw van de vroegere HBS- en Gymnasia-programma’s staat en waarin bovendien nog veel restanten zitten uit de tijd van de basisvorming. Toch is er meer vraag naar dan aanbod van Gymnasiale vorming. Een Bildungsgymnasion wil van het begin af  aan gericht zijn op het voorbereiden op universitair onderwijs en verder afstaan van de tendens tot steeds minder leren waartegen veel ouders van gymnasiumleerlingen zich willen verzetten. Voor een Bildungsgymnasion zou in Amsterdam voldoende belangstelling zijn.

     [A] Het is nu al zo dat op zelfstandige Gymnasia zwaardere schoolexamens worden afgenomen dan op de lycea; De leerlingen die in een gymnasiumklas van een scholengemeenschap zitten krijgen dezelfde proefwerken en schoolexamens als de leerlingen die VWO zonder klassieke talen volgen. Toch sturen ouders vaak hun kinderen vaak liever naar een zelfstandig gymnasium. Een cognitief gymnasion is nog moeilijker en zou nog wat meer in de smaak vallen.

    kleine scholen, in cooperatief verband met andere scholen (op bereikbare afstand) lijkt me goed in het secundair onderwijs. Vooral om mogelijkheden te creëren om op of af te stromen. Maar het mag niet zo worden dat om het op of afstromen te vereenvoudigen lesprogramma’s worden aangepast. Dat zou in strijd zijn met het beginsel van gepast onderwijs aan homogene groepen. Bergenbeklimmers gaan niet met een bergtreintje naar de top. Ze weten hoe leuk de struggle upwards kan zijn!

  8. Alleen al om op te vallen zou

    Alleen al om op te vallen zou het, op grond van de vrijheid van onderwijs en het al subsidiëren van de meeste bestaande scholen, aanvragen van toestemming voor en subsidiëring van scholen met een sterk van wat de overheid voorstaat verschillend karakter een goed idee zijn. Althans als je daardoor de leidende politici in een situatie brengt dat ze kleur moeten bekennen wat betreft hun ideeën over vrijheid van onderwijs. Er zijn in de samenleving 3 groepen te onderscheiden die vóór zouden moeten zijn: ouders die tevreden zijn met het huidige onderwijs maar hechten  aan het recht zelf veel op het gebied van onderwijs te kunnen kiezen, ouders die ontevreden zijn met het huidige onderwijs en BONonderwijs voorstaan en ouders die willen kunnen kiezen en het zowel met het huidige secundaire onderwijs als het door BON gepropageerde onderwijs niet eens zijn.

    Het sterkst zou onze actie zijn als de eerste op te richten BONschool voldoende gedetailleerd is beschreven om, als de overheid dat zou toestaan, haar meteen op te kunnen richten. Zou het om een VWO-school gaan dan zou het diploma van de school door de universiteiten erkend moeten worden als toelatingsexamen voor de universiteiten en zou het aantal geslaagden voldoende hoog moeten zijn. De subsidiëring zou gebaseerd moeten zijn op een bedrag per leerling en per leerjaar dat overeenkomt met het bedrag dat de overheid jaarlijks per VWO-leerling van de bestaande opleidingen uitgeeft. 

    Niemand heeft de laatste tijd de politici voor het blok gezet wat betreft de vrijheid van onderwijs. Wij moeten er voor zorgen dat dat nu wel gaat gebeuren. De vrijheid van onderwijs zoals zij in onze grondwet en internationale verdragen staat moet weer in de schijnwerpers komen!

Reacties zijn gesloten.