Wie van de drie?

Wie van de drie?

 

Er is een minister van onderwijs. Zoals we nu al een tijdje weten is zij een minister tegen wil en dank, ten minste dat heeft zij ons doen geloven toen ze indertijd met haar geloofsbrieven bij de formateur op bezoek ging. Een goed betaalde baan als bestuursvoorzitter van de hogeschool liet ze, volgens haar zeggen tegen haar zin, achter zich om zich te storten op het ministerschap. Als snel werd duidelijk dat deze minister vooral haar voormalige bestuursvoorzitternetwerk van dienst zou zijn. Het voorstel vanuit de onderwijscoöperatie voor een lerarenregister vóór en dóór docenten werd door deze minister vakkundig in de onderste regionen van de bureaulade geflikkerd en het netwerk werd aangesproken om als de wiedeweerga met een voorstel te komen dat een beetje beter zou passen in het straatje van de onderwijswerkgever. De bejaarde onderwijsvernieuwingen werden door deze minister nog maar eens van stal gehaald om de docenten in het land duidelijk te maken dat deze minister een volstrekt andere beleving heeft van goed en Beter Onderwijs dan de man of vrouw op de werkvloer.

Er is een minister van sociale zaken die een tijdje wethouder van onderwijs is geweest in de gemeente Amsterdam. Aangezien deze minister op dit ogenblik zwaar in de schaduw moet leven van zijn staatsecretaris die met haar participatiewet, pensioenwet en nog wat andere kleine dingetjes volop in de belangstelling staat van het Nederlandse journaille zocht de minister ook een klein dingetje om de aandacht op zich te vestigen en verviel in zijn aloude kwaal van bemoeizucht met het onderwijs. Hij vond het nodig om even in de schoenen van de andere minister te gaan staan en schreef een brandbrief naar de kersverse voorzitter van de sociaal economische raad M. Hamer. Een brandbrief waarin hij zonder omwegen aan mevrouw Hamer duidelijk maakt dat het hele onderwijs op de schop moet en dat mevr. Hamer in een ‘onafhankelijk’ onderzoek methode Stapel eventjes wil bevestigen dat deze pseudo minister van onderwijs daar helemaal gelijk in heeft en dat het vijf voor twaalf is voor het onderwijs en dat als er niet rigoureus en snel veranderd wordt ten voordele van de winstmaximalisatie van de BV-tjes van vriendje Maurice Statistiek dit land gedoemd is ten onder te gaan.

En dan is er nog een derde  onbekende ‘minister’. Vroeger was hij een hoge pief op het ministerie van onderwijs maar hij had al snel door dat het adviesleven véél en véél meer duiten in zijn eigen zak zouden doen belanden. Hij richtte een groepje op en stortte zich vol overgave op de onuitputtelijke subsidiebron. De ene keer als adviseur van een megaschool dat na een tijdje de deuren moest sluiten wegens failliet, de andere keer als expert in het opzetten van een lerarenregister met winstgevende cursuscarrousel en de volgende keer als bedenker van alweer een nieuw onderwijsconcept en deze keer een concept waarbij onderwijs zonder docent nog véél beter is dan onderwijs met docent. Heel slim geeft hij ook indoctrinatiecursussen voorbehouden aan de voorzitters van de raden van bestuur waarin hij de cursisten twee dingen duidelijk maakt. Het eerste is dat er maar één minister van onderwijs is en dat is hij en een tweede is dat het onderwijs beter af is zonder bevoegde docenten dan met. Hij spiegelt de voorzitters dan ook netjes voor, met gebruik van grafieken en tabelletjes, wat hun financiële voordeeltjes wel zouden kunnen zijn als het aantal bevoegde docenten verlaagd kan worden naar het absolute minimum. Alles voorzien van de nodige ‘tips en trucs’. In zijn jargon heet dat ‘good practices’. De voorzitters van de overkoepelende raden zijn kind aan huis bij het groepje. Een adviesje hier, een goed woordje bij een ‘vrindje’ op het ministerie van onderwijs of een ander ministerie en de ene voorzitter weet zich gesteund in zijn strijd tegen het aanpassen van de bestuurdersvergoedingen en een andere voorzitter mag naast haar bestuurdersbaantje toezicht houden op de afschaffing van de AWBZ. Het groepje heeft tentakels in alle ivoren torens van het Nederlandse Onderwijs.

Een minister van onderwijs ‘tegen wil en dank’, een omhoog gevallen wethouder van onderwijs, een onzichtbare minister van onderwijs, beschermd door een politiek netwerk, veelgevraagde ‘adviseur’ van de overkoepelende raden, de ‘midas’ voor de onderwijsbestuurders en veelvraat wat betreft onderwijssubsidies.

Wil de echte minister van onderwijs nu opstaan.

 

Jesse Jeronimoon.