Onderwijsjargon

JCTraasv2.jpg

Van tijd tot tijd lees ik in het blad Didaktief. Het blad zegt bedoeld te zijn voor de schoolpraktijk maar het aantal scribenten dat ervaring heeft in de praktijk van het onderwijs is niet groot. De onderwijskundigen en ‘de onderzoekers’ hebben het hier voor het zeggen. En daarbij gebruiken ze bepaalde woorden en uitdrukkingen die ze zelf bedacht hebben. Ze hebben het in dit nummer ( oktober 2014) bij voorbeeld over ‘masteropgeleide’ leraren, over ‘startbekwaam’ en ‘beroepsbekwaam’. Maar de meest populaire woorden , al heel lang, zijn ‘uitdaging’ en ‘uitdagen’.

Zo luidt een passage in de onderwijsbegroting: ‘In 2018 moet minimaal 75% van de leerlingen zich uitgedaagd voelen in het onderwijs.’ Wat wordt daarmee bedoeld? Dat de leerlingen moeten veranderen? Nee, dat niet. Het onderwijs moet veranderen, zodanig dat niet zoals nu slechts ongeveer de helft van de leerlingen zich aangesproken voelt of gestimuleerd wordt door het onderwijs, maar minimaal 75%. Dat wordt nog een heel gereken.

En wie moet daar voor zorgen? Natuurlijk, de leraren. Die moeten zich uitgedaagd voelen om beter onderwijs te geven en zich de vraag stellen: ‘Hoe daag ik de leerlingen uit?’ Hierbij zij opgemerkt dat de ‘uitdaging’ voor de leraar altijd een taakverzwaring betekent.

In een artikel over het motiveren van leerlingen, in hetzelfde nummer, kom ik nog een andere betekenis tegen. Een citaat: ‘Hoe motiveer je leerlingen? Dit is een vraag die leraren dikwijls bezig houdt. Leerlingen hebben geen zin om hun best te doen, willen niet leren, zijn niet geïnteresseerd in de schoolvakken. Hoewel het op het eerste gezicht misschien een probleem van de leerling is, wordt het vroeg of laat toch een probleem  van de leraar. En dat naast al die andere uitdagingen in de klas.’

Overigens, de manier waarop hier gesproken wordt over de motivatie van leerlingen is niet naar de zin van emiritus hoogleraar ( orthopedagogiek) Stevens, die in hetzelfde nummer van Didaktief wordt geïnterviewd. Ook hij gebruikt het woord ‘uitdaging’. Hij zegt onder meer: ‘Ieder mens is intrinsiek gemotiveerd, we zijn er allemaal op uit om steeds beter te worden en om steeds meer te kunnen. Ook leerlingen. Maar er moet wel een uitdaging tegenover staan. Laat je leerlingen eens zelf aangeven wat ze willen en aankunnen, in plaats van ze alles op te leggen.’ En hij zegt dan ook nog…’waar ik mij tegen verzet, is het heersende idee dat leerlingen niet gemotiveerd zouden zijn. Hoe vaak heb ik dat niet moeten horen van leraren. Veel mensen hebben niet in de gaten dat het aan het systeem ligt. De school genereert juist gedragsproblemen.’

Mooi gezegd van die Stevens, dat laatste. En misschien heeft hij ook wel gelijk. Om te beginnen: als er geen school is kun je ook niet spijbelen.

Enfin, het is een rijk nummer, dit nummer van Didaktief. Ik vond nog een aardig neologisme in een artikel over lerarenopleidingen. Het artikel zegt dat de lerarenopleiding de plek is waar toekomstige leraren ‘met vallen en opstaan uitgroeien tot een leraar die startbekwaam is: als een student van de opleiding komt, moet hij kunnen lesgeven. Hij heeft dan nog niet alle finesses, weet wellicht nog niet zo goed te differentiëren en het klassenmanagement kan misschien beter. Maar het begin is er en de jaren die erop volgen, zijn bedoeld om hem volledig tot bloei te laten komen.’

Ik bedoelde het woord ‘klassenmanagement’ dat denk ik de betekenis heeft van : orde houden. Maar ja, dat klinkt wel een beetje ouderwets en een beetje autoritair natuurlijk.

Nog één greep uit dit leerzame nummer van Didaktief. Er is ook een vraaggesprek met een onderwijshoogleraar uit Nieuw-Zeeland. Ook deze weet van uitdagingen :’ Leraren die alleen denken in termen van curriculum of toetsen, hebben niet hetzelfde effect als leraren die worstelen met de vraag hoe ze leerlingen kunnen uitdagen.’

Enfin, ook deze onderwijs- goeroe heeft tal van adviezen hoe leraren beter kunnen werken en over de rol van de overheid. De interviewer vraagt dan: ‘Ik hoor niets over schoolgebouwen, kleinere klassen?’

Waarop een interessant antwoord: ‘Ik zou daar niet veel geld aan spenderen. Het zijn vooral ouders die mooie gebouwen willen, kleinere klassen en diverse scholen. Terwijl dat allemaal heel weinig effect heeft.’

Om het in het Engels te zeggen: ‘You can put that in your pipe and smoke it.’

 

J.C. Traas

3 Reacties

  1. Die hoogleraar is natuurlijk

    Die hoogleraar is natuurlijk John Hattie over wie we het op dit forum al eens eerder gehad hebben. Hij heeft onderzoek gedaan naar wat nu de meeste invloed heeft op leerlingenprestaties.  Uit wereldwijd onderzoek  naar het effect van vakinhoudelijke kennis op leerprestaties zou gebleken zijn dat boven een bepaald minimumniveau er geen verband is tussen het niveau van de vakinhoudelijke kennis van de docent en de leerresultaten van de leerling.  " Wat er wel toe doet,  is het vermogen van de docent om de leerlingen te laten leren, zijn didactische bekwaamheden kortom." (G. Westhoff in de Groene van deze week). Geen wonder dat hij in onderwijskundige kringen zo populair is. In november schijnt hij naar Nederland te komen.  Je zou  natuurlijk heel wat vragen aan deze bekende wetenschapper kunnen stellen. Bij voorbeeld de vraag naar de eigen verantwoordelijkheid van de leerling. (Laten we het even niet over passend onderwijs hebben). Is het niet wat al te gemakkelijk om alles op het systeem te gooien?  En wat is precies de invloed van al die (bij)scholingen didactiek en leerlingenmotivatie? Ook daar zou je  een bepaald minimumniveau mogen verwachten en niet alleen maar meer, meer. En waar ligt de ondergrens m.b.t. de vakkennis. Wat mogen we van leraren talen ,exacte vakken enz.. dienaangaande  minimaal verwachten?  Meer of minder dan wat nu als basis wordt geaccepteerd? Misschien een idee om hem in november uit te nodigen voor een debat met BON!

  2. passend onderwijs en gepast

    passend onderwijs en gepast onderwijs

    Het verschil tussen passend en gepast onderwijs komt hier niet voort uit het betekenisverschil tussen een participium praesentis en een participium perfecti maar uit de betekeniverschillen van het verbum passen in het ene en het andere onderhavige geval. Met de slogan geen passend onderwijs maar gepast onderwijs kan BON behalve haar morele superioriteit ook aangeven hoezeer onze tegenstanders semantiek misbruiken. Passend onderwijs wordt door de onderwijsmaffia in enge betekenis gebruikt. Het gaat uit van een bepaald format (zelfstandig werken, gebruik van ICT en leerstofverrijking in plaats van leerstofdifferentiatie) waarbinnen aanpassingen plaats vinden. Het lijkt op het verschil in keuzemogelijkheden bij “iedereen moet een overall dragen maar de maten worden wel op het lichaam afgestemd.” en de keuzemogelijkheden die men heeft wanneer men helemaal vrij kan kiezen maar wel op confectiekleding aangewezen is. Bij passend onderwijs kiest men een format dat voor “de leerlingen” goed is alsof er geen leerlingen zouden kunnen zijn  die daar helemaal niet in passen. Ook BON propageert een onderwijs waarvan ze denken dat het de meeste leerlingen het best past. Maar omdat BON geen verborgen agenda of financiële belangen heeft hoeft ze er ook geen fictie van vervolmaaktheid voor allen op te houden en kan ze tolerantie en re-format-ie prediken voor afwijkende vormen van onderwijs. De huidige schoolbesturen willen dat alle leerlingen naar hun mooie gebouwen komen en daar gemonitord worden. Overheidsgeld moet rollen maar wel in de goede richting! One format fits all is good for the big but fits badly the small

  3. Een eerder door onze

    Een eerder door onze tegenstanders geconfisqueerde woord is leerlinggericht onderwijs. Alle onderwijs is immers leerlinggericht. Schola (Oud-Grieks)verbasterd tot school heeft al lang niet meer dezelfde betekenis als het in betekenis verwante Latijnse woord otium, de tijd die welgestelde mensen konden gebruiken om zich met cultuur en kennis te verrijken. School staat nu voor een instituut dat jongeren moeten gebruiken om beter in de samenleving te kunnen functioneren, dat ze volgens velen moeten gebruiken om zich geestelijk te verrijken en volgens sommigen mogen gebruiken om materieel rijker te worden. Maar elke school is er op gericht om haar leerlingen te veranderen en niet om werk voor leraren  te scheppen en zou er in elk geval niet moeten zijn om van onderwijskundigen, managers en schoolbestuurderen een goed betaalde van nuttige arbeid vrijgestelde sociale klasse te maken. Traditioneel wordt er in het onderwijs aan jongeren van uit gegaan dat de ouderen het beter weten en dat daarom een leerling zich aan de eisen die zijn docent hem stelt moet confirmeren. Het (afgeleide) doel van onderwijs is duidelijk(bij voorbeeld de planimetrie van Euklidès de wetten van Isaäc Newton of het keren vertalen van Oud-Griekse teksten. Of misschien alleen nog maar rekenen en taal) maar de leraar is traditioneel de almachtige gids en leider (hègemoon) die de weg naar het doel bepaalt. Om optimaal resultaat te bereiken kiest de hègemoon voor de leerlingen een gepaste weg, het vertrekpunt en de grootte van zijn gedachtesprongen. Een leraar van het traditionele onderwijs is dus wel degelijk leerlinggericht. De leraar treedt bovendien op als dirigent en eist van alle deelnemers volledige concentratie op en medewerking aan het leerproces. Wat onze tegenstanders met leerlinggericht onderwijs bedoelen is o.a. aansluiting bij de belevingswereld van de leerling. Dat doet de traditionele leraar echter ook maar alleen maar voor zover dat nodig is om hem de goede richting op te duwen. Een moderne leraar laat een leerling maar een beetje aanmodderen want het ontbreken van dwang maakt hem tot een Einsteintje die op eigen kracht veel verder komt dan onder de zachte dwang van een leraar. Hij kan natuurlijk ook een van Beethoventje worden, afhankelijk van in welke richting zich zijn belangstelling ontwikkelt. Modern onderwijs is de leerling de ruimte te bieden en hem te laten spartelen al lijkt het er op dat onze tegenstanders tegenwoordig toch sturing willen, zij het niet door de leraar maar door een computerprogramma. Dat laadt hen toch weer op met de verdenking van een geheime agenda. Overigens zorgen moderne onderwijsmethoden toch weer voor wat otium want onze tegenstanders pikken daar het element van zich welbevinden uit. En dat zorgen voor het zich welbevinden van de leerlingen en het voor hen openstellen van spartelruimen zou hun onderwijs leerlinggerichter maken dan het BONse? 

Reacties zijn gesloten.