Kwaliteit is onze reclame

JCTraasv2.jpg

Het is waarschijnlijk dat adviesorganen op het terrein van het onderwijs zich genoodzaakt voelen met enige regelmaat van zich te laten horen – ook al hebben ze niets te melden. Hun bestaansrecht is in het geding.

Zo schreef de voorzitter van de onderwijsraad, Geert ten Dam, een artikel in NRC Handelsblad ( 2 november), dat als volgt begint: ‘Is het Nederlandse onderwijs klaar voor de toekomst? De Onderwijsraad is er niet gerust op.’ Daarna volgt een voorspelbare reeks gemeenplaatsen uit de onderwijskundige hoek. Bijvoorbeeld:  ‘ Met gemiddelde financiën leveren we bovengemiddelde prestaties, blijkt uit internationale vergelijkingen.’

Maar, zo meent mevr van Dam, er is ook kritiek mogelijk: ‘Ten eerste is er te weinig visie op wat leerlingen en studenten moeten leren. In de afgelopen periode was de aandacht eenzijdig gericht op taal- en rekenprestaties, op rendementen en doorstroomcijfers.’

Enfin, zij pleit ervoor meer aandacht te geven aan niet-cognitieve factoren, zij is tegen het vroegtijdig apart onderwijzen van leerlingen, vóór meer professionaliteit  in het onderwijs, vóór verplichte bijscholing van leraren enz.

 

Drie dagen later verscheen in dezelfde krant een samenvatting van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ‘Naar een lerende economie.’ Ten aanzien van het onderwijs worden grote woorden en grote plannen niet geschuwd. De Raad meent dat het Nederlandse onderwijs beter moet, ‘want de rest van de wereld streeft ons voorbij.’ In de toekomst moeten we af van het klassikale onderwijs, er zou voor iedere leerling ‘een individueel dienstverleningsconcept’ moeten zijn. En, ‘ tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs zou realiseerbaar moeten zijn.’ Het is van belang, meent de WRR, dat kinderen ‘leren leren’ want de Nederlandse economie heeft behoefte aan mensen die in staat zijn zich aan te passen aan de alsmaar wijzigende eisen van de arbeidsmarkt. De raad wil dat alle leraren  – in het voortgezet onderwijs èn in het basisonderwijs – academisch gevormd zijn.

Bij dit voorstel, dat al eerder door andere groepen en personen is gedaan, , wil ik wat langer stilstaan. Die vraag naar academici in het voortgezet onderwijs – ik laat het basisonderwijs er nu maar even buiten – heeft een enigszins nostalgisch karakter want ooit, nu zo’n vijftig jaar geleden, waren bijna alle leraren in het middelbaar onderwijs academici of in ieder geval eerstegraders. Dat was prima, niet alleen vanwege de grotere vakkennis die deze leraren hadden  maar ook omdat er in deze groep meer mensen zaten die hun mond durfden open te trekken tegen schoolleiders en besturen. Tegenwoordig zijn leraren gedwee, ze weten dat er met hen en met het onderwijs gesold wordt maar ze stellen zich nauwelijks teweer. Dus, meer academici in het voortgezet onderwijs, op zichzelf een goed idee.

Stel nu dat het voorstel van de WRR gerealiseerd zou worden – hadden we dan ‘het lek boven water’? Op een bepaalde, nogal pijnlijke manier wel.

Immers, in een aantal recente publicaties in de Volkskrant maken verschillende universitaire studenten zeer aannemelijk, en ze krijgen heel veel bijval, dat ook universitair afgestudeerden in veel gevallen een te laag niveau hebben. Maartje ter Horst merkt op: ‘Waren er in 1998 nog 160000 studenten, in 2012 waren dat er al 254000. Een demografische reden is er eigenlijk niet, het aantal jongeren is in deze tijd niet zo sterk gegroeid. Heeft zich een miraculeuze, collectieve stijging van het IQ voorgedaan?’ Zij vraagt zich af: ‘Het aantal studenten is toegenomen, het aantal docenten afgenomen en studenten zijn ‘sneller gaan studeren?’ Voor haar is er maar één conclusie mogelijk: de kwaliteit holt achteruit.

Tycho Wassenaar sluit daarbij aan: er zijn inderdaad te veel studenten. Te veel ongemotiveerde studenten wel te verstaan. Een gebrek aan stimulerend en uitdagend onderwijs versterkt  deze houding, maar tegelijkertijd leidt die houding ook tot zwakker onderwijs. Hij komt tot ‘een alarmerende conclusie die veel studenten delen: universitaire opleidingen stellen simpelweg veel te vaak veel te weinig voor.’

Wat betekent dit voor de wens van de WRR? Dat, gelet ook op het feit dat het onderwijs nooit in staat is om de beste afgestudeerden aan te trekken – met uitzondering van een korte periode aan het eind van de jaren dertig – de ‘winst’ die behaald kan worden slechts gering is. Er is een gezegde dat een tijdje geleden vrij populair was en dat luidt: ‘Je moet de trap van bovenaf schoonvegen.’ Dat geldt hier dus voor het wetenschappelijk onderwijs, vervolgens ook voor het hoger beroepsonderwijs enz. Dan zou elke afgestudeerde een behoorlijk niveau hebben en op dat punt in ieder geval geschikt om onderwijs te geven. Nu is dat vaak niet het geval.

 

J.C. Traas

2 Reacties

  1. Het onderwijs pretendeert een

    Het onderwijs pretendeert een maatpak af te leveren voor elke leerling/student.

    Maar dan wel door onderbetaalde leraar-arbeiders in een confectie onderwijs-fabriek.

    Ongestraft worden de mooiste toekomstvisies ontplooit door "deskundigen" die geen enkele lering trekken uit de mislukte voorspellingen van het verleden. Het is spijtig voor de toekomst dat ze zich niet wil plooien naar de mening van deze koffiedik kijkers.

  2. Tussen speculatief en bewezen

    Tussen speculatief en bewezen uitvoerbaar

    Om door te gaan op de beschouwing van JC Traas over het repareren van ons onderwijs. Om het magistrale niveau van de uitstromende studenten weer omhoog te brengen naar dat van een bescheiden  doctorandus (dat is iemand die nog moet promoveren) zou de nominale studieduur van de universiteiten tijdelijk verlengd moeten worden. De freshmen en freshwomen stromen immers de universiteit nu met een lager niveau in dan vroeger. De kolomnist van de NRC Hofland had het niet voor niet over de gletscher van het onderwijs. Wat je er boven in ingooit komt pas decennia later beneden aan. Of de meeste leraren in de eerste 3 leerjaren van de HBS en het toenmalige Gymnasium eerstegraders waren weet ik niet. Maar het is goed mogelijk want je werd als leraar naar je graad, naar het niveau van je opleiding dus, betaald en niet naar het schooltype of/en  leerjaar van de leerlingen waaraan je les gaf. En die betaling was niet slecht.

    Met universitair opgeleide leraren bedoelt Traas waarschijnlijk leraren opgeleid aan een universiteit waarin de opleidingen in hun oude luister hersteld zijn dus met scherper geselecteerde en dus ook  minder talrijke afstudeerders. En als het om toekomstige leraren gaat vooral bekwaam vanwege hun grote kennis van het door hen te onderwijzen leervak. Ze zijn dan dus weer net als vroeger konkurrenzfähig op andere arbeidsmarkten. Deetman wilde op de NLO’s de didaktiek niet aan het einde van de opleiding plaatsen uit vrees dat de studenten dan zouden deserteren. Hoe sterk zal dus op die andere markten aan die pas afgestudeerde leraar getrokken worden? Leraren worden zo een stuk duurder en het is voor onze economie ook niet goed dat die andere markten ontregeld raken. Dat laatste had ook de WRR kunnen bedenken. Ik zie ook niet in dat leraren voor de onderbouw HAVO of voor het VMBO of MBO voor hun leervak op doctorandusniveau moeten staan.  Didaktische kennis en vaardigheid is voor hen belangrijker maar die hoeft hen nu net niet per se op een universiteit bijgebracht te worden. De vroegere kweekscholen voor onderwijzers mochten geen universiteit genoemd worden maar zij leverden betere onderwijzers af dan de latere paedagogische Akademies.

    De oppositie van BON is verdeeld over het goede antwoord op de vraag of er nog meer of juist minder tijd in het leren rekenen gestopt moeten worden. Het is goed voor ons dat ze elkaar afvallen en niet zo slim van henzelf. Ze hadden beter kunnen stellen dat het rekenonderwijs weer net zo goed moest worden als dat van vóór het in werking treden van de Mammouthwet. Als het onderwijs goed is leer je sneller en heb je tijd voor andere dingen. Het is een slecht teken dat de commissies schromen relevante eisen stellen die bewezen uitvoerbaar zijn.  

Reacties zijn gesloten.