De risée in de mondiale onderwijswereld

Ieder normaal denkend mens begrijpt dat Nederland als het VWO-ers op het eindexamen een rekentoets laat afleggen zich de risée maakt bij de onderwijsdeskundigen van de new emerging economic forces in de hele wereld. Eén van de redenen waarom men hier op zo’n vreemde gedachte komt is de weigerachtigheid om te erkennen dat de verschillende leerlingen verschillend onderwijskundige potenties hebben, het gevoel dat alle leerlingen tot 18 jaar eigenlijk op een middenschool zouden moeten zitten. Een leerling behoort vóór hij wordt toegelaten op het VWO het stadium van leren rekenen achter zich gelaten te hebben. Anders leeft hij in het VWO met een handicap. Nu het er dan toch van komt stel ik voor dat het leerlingen ook toegestaan wordt om bij binnenkomst in het VWO het eindexamenonderdeel rekenen af te leggenen en dat BON zich daarvoor in zal zetten. Mooi zou zijn als dat examen zo opgebouwd is dat het ook voorspellende waarde heeft voor het halen van het eindexamen VWO Maar als we ons alleen maar daarmee gezichtsverlies zouden kunnen besparen is dat al mooi meegenomen. Dan moeten scholen voor hun  VWOonderwijs de aankomende scholieren, scholars in spe, ook nog maar op de manier waarop dat vroeger ging bij de toelatingsexamens voor HBS en Gymnasium parallel een BONexamentje rekenen  laten afleggen. 12 jaar is een goede leeftijd om scholieren met VWOpotentie te laten starten met een echt VWO-programma.

2 Reacties

  1. Ik denk dat de wereld niet

    Ik denk dat de wereld niet eens lacht, want de wereld doet net zo hard mee.

    Maar de feiten worden volgens mij duidelijker wanneer we weer de moed hebben om de de leerstof centraal te stellen. Zodra we de leerstof centraal stellen, zal het voor iedereen duidelijk zijn dat een vakgebied opklimt tot steeds grotere graden van moeilijkheid. Sommige kennis zal steeds grotere onderliggende basiskennis vereisen, dat lijkt me duidelijk. Kennis stapelt zich op eerdere kennis.

    Het is een proces waarbij steeds mensen moeten afhaken; dat is dus gewoon het leven. Denk aan schaken: het niveau stijgt vanwege talenten die maken dat anderen onderweg moeten afhaken. In die zin zie ik dat 12-jarigen werkelijk toe zijn aan verdiepend onderwijs; ze zijn nog lang niet toe aan een afhaken van de leerstof waar andere leeftijdgenoten dat wel zijn.

    Zodra we de kennis centraal stellen, zal ons duidelijk worden waarom er differentiatie naar schooltype is ontstaan. Zolang we "het kind" centraal centraal stellen, zullen we vragen hebben bij die differentiatie (want dan krijgen we aspecten als 'zielig' of 'elitair' die gaan meespelen bij de beoordelingen). Waarbij ik niet een keiharde benadering wil bepleiten maar wel een die recht doet aan de leermogelijjheden van de kinderen.

     

    Het centraal stellen van de leerstof maakt dat we de klassen gaan indelen op grond van de aan te bieden leerstof en de 12-jarige leeftijd blijkt helemaal toe aan zulke differentiering, want de onderlinge verschillen werden al duidelijk op veel jongere leeftijd en bleken tevens behoorlijk constant te zijn.

     

  2. Dat het IQ tussen iemands 12

    Dat het IQ tussen iemands 12-de of eerdere en 18-de levensjaar tamelijk constant is is ook bij mij een vertrekpunt voor mijn mening dat er in het secundair onderwijs meerdere schooltypen van verschillende niveaux moeten zijn. Een continu IQ tussen het 12-de en het 18-de levensjaar betekent dan dat de leerlingen met de stijging der geleefde jaren steeds meer kunnen begrijpen maar de rangorde van de leerlingen wat hun IQ betreft niet verandert. Men kan dus leerlingen volgens hun IQ in klassen indelen en voor elke klasse een schooltype creëren met de bijpassende stijgende moeilijkheidsgraad. Een probleem is dat een paar onbrekende IQpunten gecompenseerd kunnen worden door extra ijver en motivatie en bovendien de IQ-waarde van een leerling niet nauwkeurig te meten is of een IQgetal geen perfecte waarde is voor begripsvermogen. Als dat laatste wel het geval zou zijn en andere factoren zouden er niet toe doen zou een school van een bepaald moeilijkheidstype geen zittenblijvers of niveau-overstappers hoeven te hebben. Maar dan spreek ik over het ideale geval. Verder hebben onderwerpen geen absolute moeilijkheid. Leren rekenen met variabelen, constanten, coëfficiënten, parameters, complexe getallen etc. is gemakkelijker te leren als je rekenen al goed onder de knie hebt. Vaak kan een leerling toch nog iets begrijpen dat hij moeilijk vindt door met kleine stappen te leren en er langer over te doen. Voor een intelligente leerling is zo’n manier van leren dan weer verschrikkelijjk. Maar al die problemen wegen niet op tegen de verspilling van talent en levensgeluk waaraan je je aan schuldig maakt als je een middenschool en/of lessen aan grote inhomogene klassen voorschrijft. Zelfstandig of in groepjes leren  brengt hier ook geen oplossing.

Reacties zijn gesloten.