De gebruikelijke leugens

JCTraasv2.jpg

 

Mijn column over de plaats van de havo is  hier en daar met  instemming, ook wel met verontrusting gelezen. Daarom ga ik nog wat dieper in op hetgeen fout ging bij de invoering van de Mammoetwet. Anders dan bij latere onderwijsvernieuwingen was er in de voorbereiding een behoorlijke inbreng geweest van vertegenwoordigers van de lerarenverenigingen zodat er een plan lag, dat ondanks tekortkomingen, een kans van slagen had in de praktijk. Heel belangrijk daarbij was dat de directeuren en rectoren in het onderwijs nog niet zoals nu in belangrijke mate , een aparte kaste vormden met eigen belangen en inzichten.

De basis van de nieuwe opzet was een degelijke regelgeving die ‘gelijke kansen’ voor alle scholen moest waarborgen. De lesurentabel was daarbij een stevig richtsnoer. Om de ambities waar te maken ging men uit van 34 lesuren per week. Maar nauwelijks was de wet ingevoerd of de tabel werd teruggebracht tot 32 uur en enkele jaren later decreteerde minister van Veen een reductie tot 30 uur, terwijl minister Deetman in de jaren tachtig nog verder bezuinigde.

Of deze bezuinigingen toen ook nog geacht werden een onderwijskundig doel te dienen weet ik niet, wel kun je stellen dat ze de doodssteek hebben betekend voor het streven ook een behoorlijk niveau te bereiken  in de vakken die niet in het examenpakket werden gekozen. Om een niet onbelangrijk voorbeeld te noemen: de vakken Frans en Duits die vroeger verplicht waren voor alle leerlingen van het a.v.o. tot en met het eindexamen, zijn nu nog slechts aan een minderheid voorbehouden – en dan nog alleen als men een ander vak laat vallen, bijvoorbeeld geschiedenis of aardrijkskunde. Het urental van de onderbouw is veel te gering om de leerlingen bruikbare kennis bij te brengen.

Het is haast niet te geloven hoe snel na invoering van de Mammoetwet  kwaliteitsverlagende maatregelen werden genomen. Niet alleen minder uren maar ook grotere groepen, het loslaten van  betrouwbare eindexamens, het verlagen van bevoegdheidseisen voor leraren, enfin, het is allemaal bekend.

En nu, in 2013, heeft de nieuwe minister gezegd dat de 1040 norm  voor het jaarlijkse aantal lessen niet meer hoeft te worden gehaald en even later heeft ze gezegd dat de selectie voor de lerarenopleidingen strenger moet worden. Het eerste duidt op een zich neerleggen bij het feit dat de managers het voor het zeggen hebben in het onderwijs, het tweede is loze kretologie.

Als er te weinig lessen beschikbaar zijn kunnen ook bekwame leraren geen behoorlijk niveau bereiken met hun leerlingen – als het beroep ( niet meer) aantrekkelijk is en de beloning beneden de maat, komen er geen bekwame mensen op dat beroep af. De selectie aanscherpen leidt er dan wellicht wel toe dat zwakke kandidaten worden geweerd, maar goede kandidaten komen er ook niet. En dan gaan de managers weer goedkope onbevoegden aanstellen.

Kortom, de carrousel draait weer.

J.C. Traas