Traditionele geloofsvrijheid en tolerantie

In Onderwijsland woedt een geloofsstrijd. Er zijn grosso modo beschreven twee grote geloofsrichtingen die qua doel en middelen recht tegenover elkaar staan, de onderwijsvernieuwers en de onderwijsbehoudenden. Geen van beide richtingen kan bewijzen dat zij gelijk heeft. Zoals bij godsdienstige geloofsrichtingen niemand uit de hemel of komt om ons te vertellen dat hij goed geleefd heeft of eeuwig verbrand wordt omdat hij op aarde verkeerde keuzes gemaakt heeft. Met de geloofsrichtingen in het onderwijs is het een beetje anders. De behoudenden worden in hun claims  gesteund doordat in de tijd van de HBS en het vroegere Gymnasium Nederland glansrijk de schade van de tweede wereldoorlog en het verlies van Oostindië te boven kwam. De vernieuwers moeten daarentegen helemaal vertrouwen op hun geloof. Pas als de door hen ingezette veranderingen volledig uitgevoerd en geperfectioneerd zijn zal volgens hen blijken dat zij gelijk hebben. Het blijf dus een zaak van geloven of de vernieuwers of de behoudenden gelijk hebben, goed tegen beter en de richtingenstrijd in Onderwijsland blijft dus een geloofsstrijd. Nederland heeft het geluk gehad dat het tachtig jaar moest vechten om onafhankelijk van Spanje te worden. In een oorlog met een externe vijand moet je niet ook nog eens moet je in eigen land ernstige conflicten hebben en zo heeft Nederland de gewoonte aangenomen om tolerant te zijn met betrekking tot geloven en geloofsuitingen, in het bijzonder als het de godsdiensten  betrof. Tijdens het twaalfjarig bestand werd nog wel van Oldenbarneveld onthoofd maar dat ging om een strijd binnen een geloofrichting zelf. Die tolerantie m.b.t. geloven is een constante factor geworden totdat Nederland door de ijver van zijn inwoners en het succesvolle Nederlandse onderwijs zo rijk geworden was dat het best wat geld kon verspillen. Dat is dus vanaf de zeer geslaagde “Wederopbouw” van Nederland na de tweede wereldoorlog. Athene en Sparta werden na het definitieve afslaan van de Perzische bedreiging in een broederoorlog die tevens een ideologische oorlog was onbeduidend.

BON moet niet proberen om in de strijd van de geloven een volledige overwinning voor haar gelovigen te behalen. BON moet een beroep doen op de politici om de traditie van de geloofsvrijheid te herstellen en om respect op te brengen voor de letter en de geest van artikel 23 van onze grondwet. Door voor geloofsvrijheid in Onderwijsland op te komen stijgen wij uit boven het beeld van een sectarische groep die alleen voor zichzelf wil strijden.