Competentieonderwijs infantiliseert de samenleving

Bij dezen mijn primeur op deze mooie (maar met weer ozo ingewikkelde nieuwigheidjes 'verlustigde') website. Het is weer een XXL geval geworden. De titel spreekt voor zich, lijkt mij. Als het comp. onderwijs inderdaad oprukt, dan wordt het zaak dat eens in kaart te brengen. Want volgens mij zijn de consequenties ervan in ieder geval nog niet in kaart. Het stuk is bedoeld voor een of ander tijdschrift. Graag jullie commentaar!

Wie een peuter begeleidt bij een zelf gekozen taakje speelt misschien een nuttig maar in ieder geval onschuldig spel. Het gaat erom een kleine vaardigheid, een competentie aan te leren voor het doen van een zelf gedane keuze. Lukt het je, lukt het je niet? Hoe vroeger je begint met dat soort dingen hoe meer het kind daar later aan heeft. Wie een puber bij een zelfgekozen taak begeleidt speelt datzelfde spel. Zelf – zogenaamd, want wat is ‘zelf’ binnen de context van een keur aan opties? – een thema laten kiezen voor een spreekbeurt, bronnen laten vinden op het internet, een werkprogramma invullen, afspreken met klasgenoten voor een gezamenlijk project. Competenties die geoefend moeten worden wil je er in de maatschappij mee overweg kunnen. De leraar/begeleider staat klaar om in te springen waar het mis gaat. Waar mogelijk kiest de leerling zelf wat er geleerd wordt. Ook de leerstofinhoud. Het gaat erom dat die aansluit bij ervaringen en interesses van de leerling. Aan taakinvulling noch leerstofinhoud wordt een al te zwaar gewicht gehecht. Beide zijn per slot een vrije keuze en sluiten aan bij intrinsieke motivaties. Je legt het liefst niks op als leraar/begeleider. Alles is bespreekbaar. De presentatie van het resultaat, het werkstuk, het project, is waar het voornamelijk om gaat. Het kost het nodige aan administratie, om de scores van de targets overzichtelijk te houden, maar dan heb je ook wat.

Wordt hier een overtrokken beeld geschetst? In sommige gevallen wel, in veel gevallen niet. De laatste gevallen zijn aan de winnende hand. Getuige het advies dat mijn vrouw, als leidster van een peuterklas, onlangs in een observatieverslag namens de gemeentelijke inspectie kreeg. Een competentiegerichte benadering van het kind is, aldus de kritische conclusie van het rapport, “conform de pedagogische eisen anno 2012”. Dat er ook op andere manieren naar het onderwijs gekeken kan worden – zoals op die leeftijd meer nadruk leggen op het plezier in sociaal leren, nabootsing, zoals samen zingen, navertellen, meedoen met van alles, dan op “eigen vrije keuzes” – bleek niet eens de moeite van het vermelden waard.

We hebben het hier over het in het onderwijsveld leidende gedachtegoed uit de VS omtrent de opvoeding tot individuele vrijheid. “Personaliseren tot het maximaal haalbare”, is het motto van de Coalition of Essential Schools (CES). Deze Coalition streeft een radicale en totale transformatie van het onderwijs na. Zo vinden we in Harvard Educational Review de volgende CES-rules: “School goals should be simple: that each student master a limited number of essential skills; goals should apply to all students; teaching and learning should be personalized; the governing metaphor for schools should be student-as-worker.”In ons land is deze onderwijsvernieuwing, waarbij deze principes zijn overgenomen,‘het nieuwe leren’ genoemd. Om te beginnen wordt daarbij onder leren níet verstaan het uit het hoofd leren. De eerste definitie van Competency Based Education luidt dat zij“addresses what the learners are expected to do rather than on what they are expected to learn about.” Een handleiding in het Nederlands verschaft al bij aanvang nog meer duidelijkheid: “Als we over leren en leerprocessen spreken, bedoelen we daar nadrukkelijk niet mee het ’van buiten leren’.” Een maatschappij van van elkaar onafhankelijke individuen die geen algemene kennis meer paraat heeft, behalve dan een individuele invulling daarvan, aldus de toekomstdroom van het nieuwe leren.

Nog niet zo lang geleden heeft de filosofe Martha Nussbaum ons er in haar pamfletachtige Not for Profit op gewezen dat dit gedachtegoed – zij verwijst met reden naar Rousseau en Dewey als pedagogen/grondleggers – zo niet al leidend in de wereld is, dat dan zo spoedig mogelijk zou moeten worden. Wanneer een leerling zo vaak en vroeg als mogelijk naar zijn eigen mening wordt gevraagd over van alles en nog wat, en hij/zij op die manier leert luisteren naar zijn innerlijke en meest eigen vrije keuzes, dan leert hij/zij daardoor kritisch en zelfstandig in het leven staan. En daarvan moeten we het hebben in een door de – misdaden van de – markt geplaagde democratie en – onderwijssysteem. Aldus dit bij ons met grote instemming ontvangen gedachtegoed. (Leraren die daartegen protesteren doen dat noodgedwongen anoniem en in verenigingsvorm, want collega’s lezen mee. Op de website van Beter Onderwijs Nederland vindt u dit protestgeluid der anonymi.)

Zoals vaker het geval is waar het aanleggen van monoculturen om zich heen grijpt in het Westen – religie, landbouw, industrie en kunst – blijkt ook hier de bijwerking van een all-in cure schadelijker dan aanvankelijk gedacht. Jawel, men leert als adolescent door competentieonderwijs een eigen, individuele “droom” najagen, die in sommige gevallen tot ongeëvenaarde hoogtes leidt. Tal van voorbeelden zijn daarvan voorhanden in ons land, op het gebied van sport, muziek, techniek en wetenschap. In alle andere gevallen leert men zijn stem zo indringend mogelijk kenbaar te maken. Men leert ook en vooral zijn individuele wensen en verlangens te behartigen. Door “ervoor te gáán”, “problemen als uítdagingen te zien”.

Naadloos – en in tegenstelling tot de boodschap van genoemd pamflet van Martha Nussbaum, juist wél for profit – sluiten dit soort aanmoedigingscodes aan bij het particuliere initiatief van het bedrijfsleven. Oorspronkelijk daaraan dan ook ontleend hanteert het nieuwe leren dezelfde codes als handelingsmodel. Het zou ons daarom niet moeten verbazen dat – dankzij neurolinguistiek, consultancy en management – bedrijfsmatigheid als leidend principe in onze samenleving is gaan gelden. Ziekenhuizen, universiteiten en bestuursorganen ondergaan dezelfde productgerichte ‘transformatie’ die genoemde Coalition (als een der vele) voorheeft met het (basis)onderwijs.

De pedagogiek van Nederland ligt, met avondvullende tv-programma’s, ict en economische modellen, aan het infuus van de VS. Een infuus dat in het onderwijs het doen-alsof toedient. Het spel dat je op school geleerd wordt is ervoor bedoeld in je maatschappelijk functioneren toe te passen. Het gaat niet – als bij de peuter en haar taakje – om de poppen of de blokken, het gaat niet om de dingen zelf. Die kunnen op een schema of een scherm – vergelijk die met het speelterrein – staan weergegeven. In de echte wereld kunnen die zich in een verre verte afspelen. Het gaat bij het vaardighedenleren alleen om de manier waarop je met de dingen omgaat, om er de aan jezelf gestelde doelen mee te bereiken. Het gaat vóór alles niet om het maken van een goede trap, het gezond houden van dieren in een kinderboerderij of het vinden van de juiste informatie bij een probleemstelling. Het gaat erom of jij jezelf de juiste doelen hebt gesteld en of je die ook kan bereiken. Daarbij past onderhandelen met begeleiders om zo voordelig mogelijk je zin te krijgen.

Als op een dag een peuter voor de poppenhoek kiest gaat het de begeleider niet om het kind in relatie tot de poppen, maar om het kind in relatie tot zijn keuze. Ziedaar de eenzijdigheid van het competentieleren. Keuzevrijheid wordt al gauw de door een ideologie (zie verderop) bedachte stolp waarin het kind “zijn eigen gang kan gaan”, zich isolerend van een wereld waar goed of fout en waar of onwaar bikkelhard de dienst uit blijven maken. De echte wereld is maar al te vaak onaangenaam en onpersoonlijk. Je schermt je kind het liefste af van mentale of fysieke pijnen, boosheid of vinnige kritiek. Maar o wee, zodra mijn vrouw iets wijzigt in een vertelling of een rijmpje zijn de rapen bij haar peuters gaar. Dan wordt zij genadeloos afgerekend op zo’n ‘fout’ door diezelfde peuters die zij volgens de inspectie zelf niet bloot mag stellen aan die correctie. Geen intrinsieke motivatie bij het inoefenen van kennis? Ervaar dat zelf maar eens in een peuterklas of in groep een of twee. Bij het tafels dreunen of het opzeggen van plaatsnamen. Mensen hunkeren van jongs af aan naar het inoefenen van waar of onwaar, juist of onjuist. Daar rekenen zij zichzelf en anderen genadeloos op af. Quizzen zijn niet voor niets zo populair op televisie.

In zijn beroemde Homo ludens stond Johan Huizinga algemene ontwikkeling voor ogen – want daarover hebben we het hier, niet over bij- maar hoofdzaken – als “ernstig te nemen spel”. Het competentiespel dat in het onderwijs gespeeld wordt is weliswaar een doen-alsof maar het is niet echt spel. “Spel is geen taak”, zegt Huizinga. Hoofdkenmerk van spel is vrijheid, “niet het ‘gewone’ of ‘eigenlijke’ leven”. En dan volgt de eigenschap die het competentieleren eerder inbedt in het gewone leven dan nog spel te zijn: spel kent “afgeslotenheid”, “begrensdheid”. Competentieleren kent dat in genoemde, radicale opzet niet. Haar spelregels zijn altijd en overal inzetbaar. Het is wel speels maar geen echt spel. Het is een hybride vorm van doen-alsof met veronachtzaming van het ‘eigenlijke leven’, maar zonder de wetmatigheden waar een sport, een bordspel of een ritueel zich aan te houden hebben. Haar vrijheid naar plaats en tijd is ongelimiteerd want optimaal geïndividualiseerd, “flexibel”. De code “ervoor gáán” is in beginsel geen sociale code. Het ’spel’ kan zich voltrekken waar en wanneer de individu dat uitkomt.

Hoewel Huizinga destijds bezorgdheid uitsprak over de individualisering van de kunstenaar, heeft hij zich geen voorstelling gemaakt van de individualisering van het spel, zoals dat de samenleving in haar greep zou krijgen. Hoe is een taak nu eigenlijk bedoeld als zij geen ernst is maar ook geen spelkarakter heeft? Als het maken van een vrije keuze er inhoudelijk, op het terrein van waar of onwaar, juist of onjuist, niet echt toe doet, geen halszaak is, dan is die zogenaamde vrije keuze evenmin veel waard. Dat gaat zich wreken in de samenleving. Waar vrije keuze boven kennis wordt gesteld, dus niet waar-of-onwaar, goed-of-fout als norm geldt, maar vind-ik-leuk, of heb-ik-altijd-al-willen-weten, daar leren kinderen iets wat er inhoudelijk niet echt toe doet en, wat misschien nog erger is, iets wat niet gedeeld wordt met een ander. Kennis, niet alleen over het laatste nieuws maar hier bedoeld als over hoofdzaken voor het maatschappelijk functioneren, is deelbaar met anderen, een eigen vrije keuze is alleen de jouwe.

Het is niet mijn bedoeling het competentieonderwijs hier met de grond gelijk te maken. Daarvoor zitten er teveel goed motiverende, didactische aspecten aan. Het is wel mijn bedoeling de verblinding aan te vechten waarmee dit onderwijs zich, onbekommerd om zijn neveneffecten, over de samenleving uitstort. Want behalve de verheffing in de vroege jeugd tot het particulier-doelmatige denken van de ondernemer zijn daar nog twee bezwaren tegen in te brengen, die van de illusie van het kritisch leren denken en die van de verpretting van de samenleving als geheel. Ik durf de stelling te betrekken dat competentieonderwijs niet kritisch en zelfstandig denken stimuleert, maar conformisme. Daar zit hem de bottleneck. Men leert gedurende zijn ‘zelfrealisatie’ eerst en vooral zich conformeren aan een maatschappelijke context, zoals van individualisme en marktgeoriënteerdheid – in de VS mogen daar ook christendom en patriottisme aan worden toegevoegd – die ondanks alles onbekritiseerd blijft maar die er toch steeds is. Dit vormt het standaardonderdeel van het competentieleren.

Ik neem de veel geuite kritiek voor waar die zegt dat competentieleren een ideologie vertegenwoordigt. Het is als een religie, die ervoor bedoeld is je op te tillen naar een universum van een op alles toepasbare abstractie, waar de wrede wereld, met zijn van overlevering afhankelijk makende kennis op afstand wordt gehouden. Een aantal onder intellectuelen populaire Franse filosofen verspreiden dit gedachtegoed met veel succes. Het Systeem, het Culturele Kapitaal, het Permanente Tribunaal, apocalyptische doemscenario’s van een alles overheersend Kwaad, waartegenover de intellectueel zich het beste in een eigen universum terug kan trekken, om daar de worsteling tegen de onrechtvaardigheid van deze wereld aan te gaan.

Hoe slaafs is navolging bij uit het hoofd geleerde kennis?

Door enkel ‘vaardigheden’ aan te leren leert men geen zelfstandig oordeel te ontwikkelen. Waar zaken als de tafels van vermenigvuldiging, de stelling van Pythagoras en de zeeslagen van Michiel de Ruyter als bijzaken gelden, ontstaat in een leerproces een sfeer van onverschillige gemakzucht waar kritisch denken geen schijn van kans maakt. De ‘eigen vrije’ keuze voor de poppenhoek die je als peuter doet, krijg je aangereikt en is zo in meer of mindere mate voor je voorbereid, nog afgezien van het hoe en het waarmee die poppenhoek is ingericht. Je wilt bijvoorbeeld liever naar de blokkenhoek als die je aandacht trekt, maar blijft, niet omwille van de poppen maar omwille van je taakje in de poppenhoek. Je kiest als puber zelden uit jezelf een belangstelling voor een of ander onderwerp in schoolse context (of welke context ook), je kiest liever voor met zijn allen uitgaan om je daar zoveel mogelijk te conformeren.

Bij herhaling in gebreke verklaarde onderzoeken trachten sinds de jaren 1970 de bezielende overtuiging over het competentieonderwijs ingang te doen vinden dat overdracht van kennisinhouden “van bovenaf” tot slaafs en onkritisch nabouwen aanzet. Daar beklijft niks van en komt alleen maar tegenzin uit voort. (Zodra een onderzoek nader onder de loep wordt genomen dat beweert dat de eigen vrije keuze een beter leerproces zou opleveren dan klassikale kennisoverdracht blijkt die conclusie vaak onhoudbaar. Zie hier voor een supra-onderzoek naar telkens te verschijnen onderzoeken die de vrije keuze propageren maar die uit tegenonderzoeken niet valide blijken. Onderzoeksresultaten blijken regelmatig gemanipuleerd naar het eigen gelijk, de gekoesterde ideologie.) Daartegenover staat de mening dat voor kritisch leren denken de onwrikbare eis gesteld moet worden van het doen van hersengymnastiek bij het inoefenen van – hoofdzaken van – kennis, het vermaledijde instampen.

Vergelijk het met autorijden. Het gevaar van ongelukken maken dwingt tot “slaafse” navolging bij het nemen van de rijlessen. Verkeersregels en bediening van het besturingsmechanisme vereisen kennisoverdracht van uit het hoofd leren en instampen. Slaafse navolging waartegen niemand protesteert, want die resulteert in de beheersing van het voertuig. Zo is het ook met ‘opgelegde’ kennis. Hoe groot is daarnaast de tegenstelling bij het didactische gebruik van ict! Je zoekt maar op waar je zelf zin in hebt. Heb je nergens zin in, pech dan. Zo kom je op de kolderieke zelfbedachte leerdoelen die studenten meenemen als zij op stage gaan bij de peuters van mijn vrouw. Ik zal ze hier de lezer uit clementie voor student én lezer besparen. Als kennis geen gezag uitstraalt, als zij geen onwrikbare verkeersregels hanteert omdat eenieder wel voor zich uitmaakt welke richting je gaat kiezen, dan is het competentieleren vergelijkbaar met de tent met botsauto’s op een kermis. Je kan op elke moment je eigen richting kiezen en je kan je nooit een buil vallen. Het echte ‘automobilisme’, waar of onwaar, juist of onjuist, kom je er niet tegen.

De vaardigheid om – niet zelf gekende – kennis aan een klas, een aula met publiek, een video-opname, te presenteren, zoals in het competentieonderwijs veel aandacht krijgt, zijn een aardig tijdverdrijf, omdat het op de echte wereld lijkt. De begeleider wekt de indruk dat het wel degelijk om het eggie gaat, maar het eggie zijn de feiten die je kent of niet kent, die waarmee je keihard op je bek kan gaan. We leren geen auto rijden door alleen te doen alsof.

Willen we de Spielerei bestrijden die de samenleving in haar greep houdt (voor een inwijding in de kneepjes van het pretgebeuren in de maatschappij verwijs ik naar de columns van Henk Hofland in NRC Handelsblad), dan stel ik voor de botsautootjes van het nieuwe leren (nieuwe uitvinding gedaan? Gooi gelijk maar in de samenleving! Zolang die consument het maar naar haar zin heeft!) aan de kant te zetten en daarvoor een – van gemak voorziene – Volkswagen of Peugeot in de plaats te stellen voor het dagelijks gebruik van een – geïnspireerde vorm van – kennisoverdracht. Om zo nu en dan de show te stelen met klassiekers als een Porsche of een Rolls, als elitaire toets van kwaliteit op het geheel van kennis in de vorm van een klassieke tekst. Het ontbreekt ons vooralsnog aan leraren en intellectuelen die zo’n geheel aan kennis ondersteunen en in stand houden. Kortom, waar zijn de intellectuelen? (Het vervolgstuk met de beantwoording van deze vraag vind je op mijn website. Niet iets om jullie, die daar dagelijks mee bezig bent, voor de voeten te gooien.)

 

PS

Nog even over de verhaspeling van spel en ernst. In zijn In de schaduwen van morgen (1935) drukt Huizinga daar inderdaad zijn bezorgdheid over uit. In zijn tijd al verviel de maatschappij, aldus Huizinga, in een “puerilisme”, met als kenmerk dat het activiteiten “die als ernstig en gewichtig gelden geheel van spelqualiteit” doortrokken worden en activiteiten die als spel gelden “door de wijze waarop zij bedreven worden, de ware spelqualiteit verliezen”. (Tot die laatste rekent hij bijvoorbeeld sportprestaties en gezelschapsspelen die een buitenproportionele importantie aannemen van internationale belangen).

Inderdaad ook gaat het Huizinga daarbij om het principe van begrenzing. “Het meest essentieele kenmerk van alle echt spel, het zij cultus, vertooning, wedkamp, feest, is, dat het op een gegeven oogenblik uit is. De toeschouwers gaan naar huis, de spelers doen hun maskers af, de voorstelling is afgeloopen. En hier vertoont zich het euvel van deze tijd: zijn spel is in veel gevallen nooit uit, is derhalve geen echt spel. Er heeft een ver gaande contaminatie van spel en ernst plaatsgegrepen. De beide sferen raken vermengd. … Het is het twijfelachtig voorrecht der hedendaagsche westersche beschaving, deze vermenging der levenssferen tot den hoogsten graad gecultiveerd te hebben.”

Al ver voor het internettijdperk zag de wereld er dankzij telefonie en radio met de onze vergelijkbaar uit. “De mensch staat in zijn wonderwereld letterlijk als een kind, zelfs als een kind in een sprookje. … Hij drukt op een knopje, en het leven komt tot hem. Zal zulk een leven hem mondig maken? Immers het tegendeel. De wereld is hem tot speelgoed geworden. Wat wonder als hij zich daarmee als een kind gedraagt?”

Om dit hoofdstuk over Puerilisme te besluiten met de extra aanmaning dat het hier een kernprobleem van de tijd betreft. “De verwarring van spel en ernst … is van al de kenmerken van het hedendaagsche lijden van den tijd ongetwijfeld een der belangrijkste. … [Die mogelijk samenhangt] met dien anderen trek van modern leven, de jeugdvereering.”

12 Reacties

  1. Dank voor je aanvulling,

    Dank voor je aanvulling, Kersje. Blij te horen dat het goed gaat met het Hirsch-project, ik ken het vrij goed, heb ermee gecorresponeeerd en heb de serie lesboeken in mijn bezit. Maar ik vrees dat Hirsch nog steeds tegen de klippen op moet werken om van invloed te zijn. Nogmaals, het zou een goed zaak zijn om althans voor ons land  in kaart te brengen hoeveel competentieonderwijs gegeven wordt en waar vnl.

  2. Brrrr!

    Brrrr!

     

    ‘The dark intentions of public schooling’

    www.youtube.com/watch?v=iFlvkwXCQco

     

    Brr, www.deliberatedumbingdown.com/pages/reactions.htm

     

    Frankfurter Rundschau, ‘Mehr wissen als ein Smartphone’, 13 juli 2012

    www.fr-online.de/schule/pisa-chef-andreas-schleicher-mehr-wissen-als-ein-smartphone,5024182,16817270.html

     

    Zoek in BON:

    UNESCO, OESO/OECD, EU, ERT, Bertelsmannstichting. They all love LLL! (‘lifelong learning’ of Het Nieuwe Leren of competenties; NPM: meten is weten). Hoe is ‘competentie’ gedefinieerd? Inclusief basiskennis, of slechts als behaviorisme? Dankzij globalisering en ICT denkt men geen basiskennis meer nodig te hebben.

     

    Nu we toch met een complottheorie bezig zijn. 🙂 Kennis versterkt verschil tussen mensen. De sociaal-economische politiek is ermee aan de haal gegaan. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was elke autoriteit (minus Animal Farm’s elite) verdacht. Het (de)constructivisme als onderwijsstroming is de grote gelijkmaker. Iedereen prutst mee.  'Diversiteit' als eenheidsworst; men leert niets meer dan samenwerken in groepsverband (Dewey was er dol op). De inspiratie komt van achter het ijzeren gordijn.  ‘Alle Menschen werden Brüder’, Beethoven, www.youtube.com/watch?v=Bylj_hZPv-8, is het gedroomde lied van de EU.

     

    [vervolg complottheorie :)] Zonder determinerende basiskennis, nationale cultuur, en met vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal maken we één Unie. Hoezee! De werkkracht van de toekomst: volgzaam, niet kritisch, en consumptief. Het onderwijs naar de ratsmodee helpen is geopolitiek interessant. Religie is één van de te nemen heilige huisjes (tenzij het verdeeldheid kan scheppen). Via staatsopvoeding heb je controle. Erosie van burgerrechten. Daarom wil de staat de touwtjes graag in handen houden. Op geopolitiek niveau is men het eens. 'Think globally, act locally' (nationale implementatie van 'niet dwingende' EU-onderwijspolitiek). Of heeft iemand een voorbeeld van goede bedoelingen anders dan van onderwijs een bedrijfsopleiding te maken? Heeft iemand een betere complottheorie? 😉 [NPM, commercialisering middenveld is de ego-factor]

  3. Ik zie het net als

    Ik zie het net als Sympathisant: de grote gelijkschakeling van alles en iedereen. Blijkt niet te werken, maar dat wordt pas ontdekt na de ontstane puinhopen.

  4. Ik hoorde dat peuterleidsters

    Ik hoorde dat peuterleidsters ook al met een reeks aan formulieren in de hand notities moeten maken over die peuters. Niet dat ook maar 1 peuter daarmee geholpen is natuurlijk: die peuter ziet liefst een echt mens zonder administratie. Maar aldus wordt het plaatje voor de burger gemaakt: kijkt u eens, de overheid heeft het allemaal onder controle!

    Willen wij wel een overheid die alles onder controle heeft? Tot in de peuterspeelzaal aan toe?? (dit natuurlijk afgezien van kwalijke wetsovertredingen als in Amsterdam). Zijn direct betrokkenen niet de eersten die eventueel aan de bel kunnen trekken?

  5. @Guido Everts

    @Guido Everts

     

    Wellicht kan het 'EU skills panorama' de regionale verspreiding van vaardigheden verduidelijken. euskillspanorama.ec.europa.eu 

     

    MBO en HBO (beroepsopleidingen) zijn ten prooi gevallen aan het vaardighedenmodel. De EU – gedreven door o.m. een lobby van multinationale ondernemingen – wenst dat van toekomstige werknemers de omschreven vaardigheden in beeld zijn gebracht. De universiteiten zullen voor de 'intellectuele elite' zijn bedoeld. Ook hier sijpelen de competenties binnen. Zo krijgt eenieder een plaats in onze vergrijzende maatschappij. Via NPM en PPS wordt de vinger aan de pols gehouden. In beroepsregisters kun je de vaardigheden bijhouden. De werknemer draagt zoveel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid voor het levenslange leren. Binnen de EU wordt migratie (vnl. van Oost- naar Noordwest-Europa) aangemoedigd. De hervorming van onderwijsstelsels is in volle gang. Zo krijgt iedere fabriek de werknemers in of vanuit de juiste regio. Een win-winsituatie!

  6. Mevrouw van Bijsterveldt

    Mevrouw van Bijsterveldt heeft ons in vorige jaren met de hand op het hart verzekerd dat competenties uit de wet zouden zijn/worden geschreven. Formeel zouden ze dus niet meer bestaan.

    Het lastige met de term competentie-onderwijs is de definitie daarvan én de uitvoering ervan. Daarover bestaan grote verschillen van mening.

    Een aspect is wat mij betreft ook de interne tegenstrijdigheid. Je kunt competenties wellicht ontwikkelen, maar je kunt er nauwelijks onderwijs in geven. Een voorbeeldje: de competentie 'samenwerken' is niet te onderwijzen, omdat er immers geen algemene richtlijnen voor zijn te geven. Hetzelfde geldt ook voor 'milieubewust zijn' of 'klantvriendelijk zijn'. Slechtere voorbeelden van competenties zijn 'op tijd komen' of 'bewust omgaan met de openbare ruimte'. Ze bestaan stuk voor stuk allemaal echt.

    Onderwijs geven veronderstelt een formulering van het einddoel van je onderwijs, zo concreet mogelijk (normaliter noemt men dat 'in gedrag waarneembaar'). Dat is bij competenties niet mogelijk en je kunt er dus ook geen gericht en gepland onderwijsprogramma voor ontwerpen. Je kunt leerlingen natuurlijk commentaar geven op hun samenwerkingsvaardigheid of hun bewuste omgang met de openbare ruimte, maar dat wil niet zeggen dat je daarna je doel bereikt hebt.

    Onderwijsdoelen zijn zaken als:

    – gebruikt de juiste spelling van de tegenwoordige tijd

    – geeft de juiste antwoorden geven op alle tafelsommen tot en met de tafel van tien

    – herkent de wetgevende, de rechterlijke en uitvoerende macht

    – demonstreert zowel de schoolslag als de rugslag

    -kan de aanleidingen tot de eerste wereldoorlog opsommen

     

  7. @ 30 Sympathisant. Te gek

    @ 30 Sympathisant. Te gek eigenlijk, dat het onderwijs gedomineerd wordt door een stroming die nauwelijks publieke aandacht krijgt. Je kan nog zoveel van opschaling van lerarensalarissen verwachten, zolang die leraren als 'begeleiders' blijven functioneren van het leerproces verandert er weinig aan hun status. Toen ik op de VU voor een gehoor van pedagogen over de canon repte werd mij in verbijstering de vraag gesteld: "maar dat kunnen zij toch net zo goed zelf op hun mobieltjes vinden?!" Ik ontnam, begreep ik later, eenmaal bijgekomen van de schrik, die kinderen op school de intrinsieke motivatie om "Erasmus", "Spinoza", "Multatuli" in te toetsen, waar die kinderen het nu juist van moeten hebben! Zo geweldig, hoe kinderen op straat mij, na hun zoektocht naar "Rembrandt" op hun mobieltje schilderijen van de grote meester tonen! Om daar vervolgens in gezamenlijke inspiratie van te genieten! En dat zomaar, op straat, je weet niet wat je meemaakt! Ik had die VUpedagogen natuurlijk keihard voor de voeten moeten werpen dat misschien hún kinderen op zoek gaan naar geleerdheid op hun mobieltjes, aangemoedigd door hun geleerde ouders, maar lang niet iedereen. 

  8. Webmaster, waarom geen

    Webmaster, waarom geen bevestiging dat iets is opgelsagen na "Opslaan"?

  9. @Guido Everts.

    @Guido Everts.

     

    Er ligt een schone taak voor publicisten om luid en duidelijk aan te geven dat er een sluipende EU-onderwijsharmonisatie bestaat, en dat deze gebaseerd is op 'lifelong learning'. Het Nieuwe Leren is nog niet bestreden. OESO, PISA volgt de LLL agenda ook. Het interview met Schleicher – zie hiervoor – is onthullend. Het gaat om de vaardigheden van de 21e eeuw (ook: VS, UNESCO) die mijlenver zouden verschillen van wat we de afgelopen eeuwen hebben gedaan. Om die reden alleen al lachwekkend. Stel dat de electriciteit uitvalt? 😉 Het grote bedrijfsleven – incl. ICT- en multimedia-industrie – heeft een effectieve lobby voor de 'kenniseconomie' (zeg maar: informatiesamenleving) gevoerd. De beslissingen worden in abstracte regionen genomen. Daar komt geen leraar aan te pas. OCW voert in samenspraak met de raden de internationale politieke agenda uit. Op EU-niveau zijn de 'werkgevers' (lees: EFEE, PO-, VO-. en MBO-raad) en 'werknemers' (lees: ETUCE, waarin AOb en CNVO zitting hebben) het eens: 'lifelong learning' moet het worden. Het is een vorm van corporatisme. Stapje voor stapje gaan de uitverkorenen door.

  10. @ Guido Everts. Zoek de

    @ Guido Everts. Zoek de publiciteit en vermeld de EU agenda tot (heimelijke) harmonisatie van nationale onderwijssystemen? De transnationale abstractie leidt tot een dwingende blauwdruk.

     

    Als voorbeeld een kritische vakdeskundige (die dan maar richtlijnen verkiest):

    – Glenn Fulcher (Center for Applied language Studies, University of Dundee, Scotland), ‘Deluded by Artifices? The Common European Framework and Harmonization’, Language assessment quarterly 1(4), 253-266, 2004

     

    “This commentary provides a critical and historical review of the Common European Framework of Reference: Learning, Teaching, Assessment (CEF). It is presented within the context of political and policy issues in Europe, and considers the role that the CEF is likely to play in that context, which is beyond the control of language testers.” (p. 253; p. 1 in pdf)

     

    "The real problem is that the meta-objective of providing proficiency descriptors that are applicable across languages requires a framework so abstract that it is not a framework, but a model. Milanovic (2002) is explicit in referring to the CEF as reflecting communicative theories of language testing and the Bachman (1990) model. North (2W4) also states that “the CEF draws on theories of communicative competence and language use in order to describe what a language user has to know and do in order to communicate effectively and what learners can typically be expected to do at different levels of proficiency. It doesn't try to define what should be taught (content specifications), let alone state how it should be taught (methodology).” (p. 258; p. 6 in pdf)

    languagetesting.info/articles/store/FulcherArtifice.pdf

  11. [vervolg]

    [vervolg]

     

    “This article is written in the spirit of promoting discussion and debate of frameworks and their limitations in the context of political mandates that promote harmonization of the kind being experienced within Europe, rather than guidelines for professional practice (AERA, 1999), for

    ‘It is only in the earlier stages that any stand can be successfully made against the encroachment. The demand that all other people shall resemble ourselves, grows by what it feeds on. If resistance waits till life is reduced nearly to one uniform type, all deviations from that type will come to be considered … contrary to nature.’

    (Mill, 1859, p. 82) [John Stuart Mill, On liberty, 1859)”  (p. 264; p. 12 in pdf) 

    languagetesting.info/articles/store/FulcherArtifice.pdf

     

Reacties zijn gesloten.