76 Studeren in Frankrijk : Over hoge ambities, valkuilen en taaie weerstand

 

De genie van Frankrijk is dat als ze van het juiste pad van de ‘mérite républicaine’ afwijken, ze in hun rijke geschiedenis te rade gaan om daar niet zozeer oplossingen te vinden, maar om er inspiratie uit te putten. Onderwijs is daar een mooi voorbeeld van. Het gaat er om hoe men het onderwijs moet aanpassen bij de moderniteit met zijn massificatie en heterogene deelnemers. Alle landen hebben daar moeite mee. De miskleun uit de ‘70-er jaren van de ‘moderne wiskunde’ is allang vergeten. Meer recent was de misser van Minister Jospin (1988-92) met de ‘centrale positie van de leerling, die zijn eigen opleiding moet inrichten’. Het was in lijn met de tijdsgeest en werd door allerlei pedagogen aangeprezen als het nieuwe Sion van het onderwijs, een wondermiddel tegen alle tekortkomingen, Dottore Dulcamore waardig…. Het accent kwam te liggen op vaardigheden (= compétences) (1), wat dat ook moge zijn en een luie overtuiging dat men op het Internet wel kon vinden wat men in de parcellaire kennisoverdracht te kort was gekomen Ze schiepen als het ware de illusie dat men in een tijdperk leeft dat met het verleden weinig de schaften heeft, en surévaluant l’instant au détriment de la transmission et de l’héritage, alsof het onderwijs niet allereerst behoudend moet zijn en gericht moet zijn op kennisoverdracht in de ruimste zin en zich daarbij moet laten  inspireren door al het moois dat het verleden ons heeft meegegeven… Het dreef meteen af naar gemakzucht en onderwijs consumerisme, waar men nog mee in de maag zit. Het idee van de ‘republikeinse merite’ door inspanning kwam lelijk in het nauw.

 

Met zijn hommage aan Jules Ferry (1832-1893) op de dag van zijn machtsovername, nou ja, ‘inhuldiging’, heeft President Hollande aangegeven waar Abraham de mosterd gaat halen. Terug dus naar de ‘automatismen’ d.w.z. de heilzame trits ‘schrijven, lezen, tellen’, waarbij ze in Frankrijk ‘rekenen’ aan toevoegen. Terug naar het dictee en het uit je hoofd leren (denk ik, te verifiëren), per niveau geen meedogen voor taalarmoede, gebrekkig lezen & rekenen en onvermogen iets te beredeneren, zoals nu 20% per jaargang die naar de middelbare school doorschuift. En heel vroeg er mee beginnen. En met meer geld, ondanks de crisis, om extra 60.000 leerkrachten te rekruteren, al gaat het ten koste van alle andere soevereine taken. Het moet het transcenderend Opus Magnus van zijn quinquennaat zijn dat de loef afsteekt van zijn voorgangers materialistische ‘travailler plus pour gagner plus’ (meer werken om meer te verdienen). 

De Heer Vincent Peillon (52), agrégé en philosophie, de nieuwe minister van de ‘Nationale Opvoeding’ zoals hier het ministerie van onderwijs genoemd wordt, moet dat allemaal in het gareel meppen. Hij is een strijdvaardige, knappe, geleerde en zeer goed uitziende man met veel praktijk ervaring. Hij moet nu de puinhopen (dixit ‘Links’) op ruimen die ‘Rechts’ zou hebben achter gelaten. Zeer ambitieus noemt hij dat een ‘refondation’. Constateren wat hervormd moet worden en van daar uit prioriteiten vaststellen lijkt nog het meest gemakkelijke. Dat gaat ongeveer in deze volgorde:

 

  • Het schoolritme verruimen van wat nu nog maar 874 uur/jaar, 4 dagen/week en 144 dagen/jaar is. Van de gestage vermindering van het aantal lesuren hebben vooral de wiskunde en de taalbeheersing te leiden gehad ;
  • De gemeenschappelijke basiskennis (socle commun de connaissances et de compétences, 2005) en het bij behorende ‘livret de compétences’ herformuleren.  Eén van de doelstellingen daarvan was om met een andere visie, betere begeleiding en snelle remedie de schooluitval tegen te gaan tot de leeftijd van 16 jaar. In de praktijk is dat verworden tot een administratieve ‘gasfabriek’ (usine à gaz) met weinig effect. Oordeelt U zelf: eduscol.education.fr/cid52824/diaporama-mise-en-oeuvre-du-livret-personnel-de-competences.html.;
  • De kleuter- en lagere scholen een taak geven de sociale ongelijkheid te compenseren, want daar ontstaat het sneeuwbaleffect dat negatief op alle latere prestaties drukt ;
  • Het opwaarderen van discipline, respect en autoriteit ;
  • Het prioritaire actieprogramma voor de achterstandsscholen (éducation prioritaire, meest in de gekleurde banlieues) herzien. Daar zijn 19,7% van alle leerlingen, maar problemen zijn er ook op ‘normale’ scholen ;
  • Het afhaken van zo’n 20% per jaargang, waarvan 2/3 jongens. Dat betekent dat per jaar 150.000 jongelui het systeem zonder diploma verlaten. Hier rijmt ‘afhaken’ meestal op ‘no future’ ;
  • De verbetering van lerarenopleidingen, waar universitaire Masteropleidingen-zonder-pedagogie concurreren met de hardnekkige resten van de pedagogische instellingen-met-onvoldoende-kennis (bachelor) ;
  • De herintroductie van aardrijkskunde en geschiedenis in de hoogste klas van de edelfilière ‘S’ (van ‘sciences’) op de middelbare school. De 2 uren ‘histoire/géo’ waren ondanks zwaar protest van alle kanten door de vorige president vervangen door 2 facultatieve uren van studiebegeleiding voor hen die het nodig hadden. Het was weer eens zo’n misbakken goed idee dat ‘onze geesteswereld alleen dan van nut is als de resultaten kwantificeerbaar zin’ (vrij naar Jeannette Wintersons boek ‘Why be happy, when you could be normal’) (2) ;
  • Hoe de perversiteit van de democratisering (= massaficatie) tegengaan die er toe leidt dat het juist die ‘S’ filière die eigenlijk bestemd is voor het WO, ‘misbruikt’ wordt ‘lagere’ kwalificerende en praktische opleidingen te koloniseren ten koste van hen  met een baccalauréat professionnel van lager niveau voor wie die opleidingen bestemd zijn en die nu uit nood ‘massief’ uitwijken naar de universiteit, waar ze niet geschikt voor zijn. Sommige universiteiten worden daardoor ontwricht. Het gaat om 60.000 man/jaar… (Le Monde van 28 september 2012) (3)
  • De carte scolaire, die met zachte dwang de sociale vermenging moet bevorderen ;
  • Schoolcijfers van 1 tot 20 die niet langer mislukkingsindicatoren mogen zijn, zeker niet op de lagere school, en hiermee samenhangend het terugdringen van het zittenblijven van 38% (!) van de populatie van het lager- en middelbaaronderwijs ;
  • De beoordeling en betere bezoldiging – misschien zelfs een prestatieloon – van het onderwijzend personeel. Als in 5 jaar 60.000 nieuwe onderwijskrachten worden aangetrokken EN allen die met pensioen gaan worden vervangen, blijft er in de huidige crisistijd voor salarisverhoging niets over. Er dreigt zelfs een verpaupering die de rekrutering nog verder afremt ;

 

Het zijn allemaal Gordiaanse knopen. Of valkuilen. De machtige vakbonden werken nauwelijks mee. De pedagogische stroming heeft zich ingegraven. Ouders willen hun lange weekend niet opgeven. Men moet heel veel energie spenderen om het doel te bereiken en om het krakeel in toom te houden. En ook dit nog:

  • Herintroductie van de (leken) moraal vanaf de laagste klassen ‘un enseignement qui inculquera des notions de morale universelle, fondée sur les idées d’humanité, de raison et de justice’. Zoiets zal in de banlieues met tegenstribbelend onbegrip worden ontvangen. Daar hebben ze al moeite met zulke haram-boeken als ‘Madame Bovary’ en ‘La Princesse de Clèves’. En het lesgeven in een jurk schijnt daar als een provocatie te worden opgevat. ‘Heeft het zin zichzelf uit te putten door te hopen op een compromis met ideeën die zoiets niet toelaten?’ (Salman Rushdie, Le Monde van 21 september 2012)

 

 Met het laatste punt laat de Heer Peillon zien dat hij een goede kenner en de spirituele erfgenaam is van Jules Ferry (1832-1893) en dus ook van de Verlichting (4). Jules Ferry was de grote voorvechter van het openbare onderwijs ‘laïque, gratuite, obligatoire, uniforme sur le territoire’ (1882). Dat openbare onderwijs had ook een geestelijke dimensie, want de onderwijzers hadden de missie een (patriottistische) moraal bij te brengen en hun leerlingen te vormen tot zelfbewuste burgers (vrij naar:  …la mission qui vous est confiée de donner à vos élèves l'éducation morale et l'instruction civique…  (Jules Ferry) en ook… Le vrai patriotisme a besoin d’être cultivé… là doit aboutir l’enseignement de l’histoire à l’école primaire…). Zoals de lezer dat zich wel kan voorstellen had deze missionaire visie ook gevolgen voor de manier waarop tegen de school werd opgekeken. Daar hoorde autoriteit, discipline en een diepgewortelde beroepsethiek bij. Nog eens vermeld zij dat Jules Ferry in de kolonialisering, waar hij een groot voorstander van was, ook een beschavingsmissie voor Frankrijk in zag. Het moge een mythe zijn, maar inspirerend is het wel.

De voorgestelde wederinvoering van de moraal kwam als een verrassing en de reacties waren minder honend dan men zou hebben kunnen verwachten. Zo van ‘een Godsgreep omdat alles al geprobeerd is?’ Of ‘een vijgenblad om de algemene verloedering op heel wat scholen te bezweren?’  Het viel mee. Het speelt in op de ongerustheid in vrijwel alle families die zich toespitst op de geanticipeerde economische plaats in de samenleving en ook, diffuser, op de zingeving van onderwijs waar de leerling als klant iets van de plank haalt en de leraar niet iemand is waar men nog respect voor heeft en die buiten zijn ‘boulot’ om niets meer te brengen heeft. Dus vivre sans exister. Naarmate de kennisoverdracht compleet en goed gestructureerd is, beheersen we beter de zaken die we weten en zijn we beter in staat ons bij nieuwe situaties aan te passen. Men voelt wel aan wat er schort om een volledig mens te worden, maar het is moeilijk dat onder woorden te brengen. Of om te zetten in een politieke actie.

Bij dit alles moet men niet vergeten dat de inspirerende factor waar de politiek zich zo over opwindt het principe ‘gelijke toegangskansen voor iedereen’ is. Het lijkt in drijfzand terecht te zijn gekomen.

———————

 

De ‘refondation’ van het schoolsysteem die zich nog moet uitkristalliseren, heeft ook tot een breedsprakige discussie geleid wat men moet verstaan onder een ‘goede leraar’. Het zou het thema van een opera kunnen zijn van het genre ‘prima le parole o prima la musica’ (‘Capriccio’ van R. Strauß, 1942). De pedagoog wil de leerling (‘apprenant’) begeleiden in zijn persoonlijkheidsvorming en sociale vaardigheden (= la musica) die belangrijker wordt gevonden dan een coherente kennisoverdracht (= le parole). Die kennisvereisten worden verlicht en in hapbare brokken verdeeld. Het doel is dat iedereen de eindstreep haalt. De leraar met een goede pedagogische vorming en instelling moet als het ware het goede resultaat garanderen. Ouders en leerlingen hebben er recht op. De gevolgen waren proportioneel met hun minachting voor het oude systeem gebaseerd op de verwerving van kennis door oefening, herhaling, geduld en methode, het degelijke systeem waar ze zelf zoveel nut van hadden gehad. Dat oude systeem werd gepersonifieerd door de leraar die er van houdt zijn wetenschap te delen en kennis over te brengen zich op de vorderingen verheugt en niet twijfelt aan de relevantie van zijn onderwijs. Daar hoort eigenlijk ook bij dat de leraar van zijn cultuur bewust is en dat het onderhouden van die cultuur deel uitmaakt van zijn beroep. (Afgezien van de metafoor is deze paragraaf vrij naar ‘L’Imposture Scolaire, la destruction organisée de notre système éducatif par la doctrine des (in)compétences/Alain Planche, 252 bldz, juli 2012, kom daar nog op terug). Uiteraard zijn kennisoverdracht en pedagogie beide belangrijk, maar de kennisoverdracht moet op de eerste plaats staan en niet ergens tussen in hangen zoals nu. Hoe liep het af met de metafoor? ‘Sind es die Worte die mein Herz bewegen, oder sind es die Töne die starker sprechen…willst du zwischen zwei Feuern verbrennen?’. Er kwam geen antwoord. Trouwens men kan het probleem van goed onderwijs ook anders stellen: ‘De belangrijkste factor van het wel of niet slagen is toch de universitaire vorming en persoonlijke kwaliteit van de leraar en niet dat er 2 of 3 leerlingen minder in de klas zitten of dat men het aantal volwassenen dat zich met een klas bemoeit vermeerdert. De prioriteit moet dus komen te liggen bij de opleiding van de leraren, bij hun motivatie en bij hun bezoldiging’ (vrij naar Le Monde van 4 september 2012). Dat gaat door als een zeer ‘rechts’ standpunt, maar ik denk dat velen van ‘links’ in de huidige regering zich daarin weten te vinden. Zowat 1/3 van de ministers heeft een onderwijs achtergrond en de regering gaat prat op zijn ‘culture humaniste' (een eufemistische verwijzing naar Rousseau), zoals de charmante, maar als Communist geboren, Aurelie Filippetti (39), Minister van Cultuur, die gelooft in de emancipatie via de cultuur. ‘Er is geen politieke visie zonder een culturele onderbouwing. Cultuur betekent vechten tegen de ongelijkheden… de cultuur geeft een zin aan de samenleving’ (Le Monde 22 december 2011). Ze had een zeer goede lerares voor de Franse taalbeheersing… Het staat wel heel ver af van op zich zelf staande parcellaire vaardigheden in het kader van ‘pedagogische doelstellingen’ waar de cultuur weinig meetelt. Het zou zelfs een discriminerende factor zijn… Samenhangen zijn niet langer prioritair en dus ook het vermogen om een gedachte gestructureerd tot uiting te brengen.

 

Ministers als de Heer Peillon en Mevrouw Filippetti zijn ook spirituele erfgenamen van Albert Camus (blog 59) wiens geschriften de laatste tijd weer regelmatig worden aangehaald. Hij is een goed voorbeeld van iemand uit een zeer arm milieu die immens geprofiteerd heeft van een goede basis instructie en die door een idealistische onderwijzer als het ware werd ‘gered’. Let wel het systeem van Jules Ferry legde het accent op ‘instructie’ om het volk in staat te stellen zijn burger (=citoyen) plichten te vervullen. Het was niet bedoeld als instrument voor sociale verheffing. Dat kwam een generatie later.

 

Zelf heb ik een paar leraren gehad van het oude soort die ik me nu nog met helderheid herinner. Voor het Nederlands en het Frans, terwijl ik een bèta-man ben en heb er nog steeds pleizier en nut van. Ik ben ze nu weer tegen gekomen bij de ‘classes préparatoires’ en een heel enkele keer bij dîners. Ze zijn dus nog niet uitgestorven… Maar meestal zijn het Dames..

 

 De vloek van de latente crisis sinds 1975 is een moeizame arbeidsmarkt. Daardoor werd het diploma dat een factor van sociale stijging was, meer en meer gezien als een bescherming tegen werkeloosheid. De alerte middenklasse wist daar beter op  in te spelen dan de massa. En vooral diegenen die uit het onderwijsmilieu voort zijn gekomen. De toen opkomende pedagogische benadering in combinatie met de aan PISA gelieerde omarming van ‘compétences’ (vaardigheden), die de massificatie en de democratische doorstroom had moeten begeleiden, hebben jammerlijk gefaald. Niettemin is het zeer onterecht te stellen dat het systeem in zijn totaliteit ondemocratisch is. Als men naar de getallen kijkt ziet men dat meteen, al zijn sommige sociale categorieën achtergebleven en met name de zichtbare minderheid. Dat hangt samen culturele barrières. Zonder assimilatie lukt dat in Franse context niet om die te slechten. Ook daar is de pedagogische benadering een mislukking. Wat Nederland betreft lijkt het mij dat de onderwijsvisie nu zo verpoverd is dat men een opleiding daar alleen nog als voorstuk ziet van de arbeidsmarkt. Daarbij passen universiteiten bij die intellectueel zijn uitgehold. 

Ja, ‘culturele barrière’ dat is zo’n wollige uitdrukking. Wat dat in de praktijk betekent kon men zien in de film ‘Entre les Murs’ (blog 40). Het slechte taalgebruik qua woordenschat, syntaxis, grammatica en spelling verhinderde de leerlingen een gedachte, die een beetje ingewikkeld was, te begrijpen of onder woorden te brengen. La pauvreté de la langue entraîne nécessairement la pauvreté de la pensée. Ze kregen daarbij een zeer negatief sociaal stempel opgedrukt… Onbewust deden ze mee aan een proces van autostigmatisering. En zoals van een goede pedagoog werd verwacht, paste de ‘geniale’ leraar zich aan bij zijn publiek….

 

Tot slot is het merkwaardig dat men door het systeem heen kan rollen zonder ook maar iets te merken van al die geschetste narigheden. Blijkbaar zijn er nog voldoende scholen en goede leraren die niet gevallen zijn voor pedagogische doelstellingen ten koste van de basiskennis. Trouwens het tij is nu duidelijk gekeerd. ‘Refondation’: Wat betekent dat precies? Het is meer dan revisie of herstel. Het is iets vanaf de basis (= nog voor de kleuterklas) weer opbouwen. Het is te hopen dat de goede bedoelingen  niet verzanden of anderszins overwoekerd worden door perverse verrassingen.

 

(1) Voor fijnproevers is hier de Franse definitie: ‘Une compétence est un ensemble cohérent et indissociable de connaissances, capacités et attitudes’. Met dit soort definities blijft het altijd modderen.

(2) ‘Feitjes stampen ligt de Nederlandse student niet’ (NRC naar aanleiding van de onder de maatse rekrutering van Euro ambtenaren). Daar vallen aardrijkskunde, geschiedenis en talen onder. Het klonk triomfantelijk. Of ‘Mijn generatie weet helemaal niets meer’ (W. Hemmer 2007) en de vele recente artikelen in de pers  wijzen er op dat de  Nederlandse Universiteiten dit tot leidend (en lijdend?) principe verheven hebben: Goed is, wat goed verdient, en daarom moeten marginale  studies in brede ‘bachelor’s’ op gevouwen worden. Maar ‘science sans conscience n'est que ruine de l'âme’ en moet men afwachten wat de uiteindelijke gevolgen zijn voor het Koninkrijk als zijn universiteiten intellectueel inhoudsloos zijn gemaakt.

(3) En dat terwijl er dit jaar 20.000 vrije plaatsen over zijn gebleven bij kwalificerende opleidingen voor de industrie. Dit zijn technische opleidingen waarbij men vrijwel zeker is van een duurzame baan. Door alles in te zetten op algemene, tertiaire opleidingen, niet in het minst gepousseerd door de heersende mentaliteit van de leraren, heeft men een ‘desaffectatie’ van middelbare industriële opleidingen in de hand gewerkt, nog verergerd door het feit dat in het collectieve geheugen is blijven hangen dat de economische aanpassing allereerst ten koste gaat van de industriële werkgelegenheid en dus ten koste van de individuele ontplooiingsmogelijkheden. De Heer Haan, met een andere benadering, in de Volkskrant van 21 september 2011 (Storm gaat alleen liggen met goed onderwijs) roert hetzelfde probleem aan. In een duidelijk commentaar dat ik helaas niet goed kan reconstrueren, werd de holheid van de Heer Haans argumentatie aangetoond. Wat er in feite gebeurt is dat in een continuüm beter opgeleiden die op hun niveau niet aan de bak komen  het volgende echelon uit de arbeidsmarkt drukt. Het lijkt me daarom dat het geloofsartikel om 50% van iedere lichting door het HO te jagen niet alleen kostbaar is, maar ook in de samenleving uiterst perverse gevolgen heeft en met name een ‘déclassement’ van de middenklasse. Men zou eens goed moeten analyseren hoe het in landen gaat waar ze al op 2/3 zouden zitten. Overigens schrijft de Heer Haan leerzame dingen voor dovemansoren (?) over het jongens’ Dasein…

(4)  Van Rousseau’s ‘raison’ tot PISA’s ‘compétences’, hoe het systeem zich zelf uitholt. De Verlichting legde het accent bij de ‘raison’ (= combinatie van intelligentie, verstand en redelijkheid die uit kennis voortkomt) die door Jean Jaques Rousseau (1712-1778) zo goed onder woorden werd gebracht, waarbij hij werd beïnvloedt door andere denkers als Montaigne (1533-1592) en Montesquieu (1689-1755). Tegelijkertijd liet hij een deur openstaan voor wat ons als mens (= humanité) zo kenmerkt zoals intelligentie, gevoel, ontroering, hartstocht enz. Rousseau a ouvert les portes de l’humanité au cœur — sensibilité, sentiment, passion -, en exigeant qu’il soit à égalité avec la raison.Hij was daarin wat ouderwets met zijn ‘aux hommes la raison de l’Esprit, aux femmes la raison du Cœur’. Het viel mooi samen met de verschijning van de Encyclopedisten die een universele pretentie hadden. Al was hij zelf een slechte vader die zijn 5 kinderen te vondeling heeft gelegd, werken zijn opvoedingsideeën zoals hij die heeft vastgelegd in ‘Emile’ (1762), nu nog door. De Verlichting heeft Frankrijk tot een bijzondere intellectuele bloei gebracht, die heel Europa heeft beïnvloedt. Met hun prachtig proza zijn die boeken uit die tijd nu nog uiterst leesbaar en leerzaam. Vele werden in Amsterdam gedrukt. De ‘raison’ had ook iets verplichtends. Op onderwijsgebied kwam dit tot uiting in een encyclopedische benadering van kennis (= savoir), uitgewerkt door de Markies van Condorcet (1743-1794), filosoof en wiskundige, ook een prachtfiguur uit die tijd. En nog later door Jules Ferry (1832-1893). Met zo’n universele visie moest de basis kennis (= ‘automatismen’ in het nieuwe jargon) prima in orde zijn al kostte dat veel inspanning. Het is de prijs die je moet betalen om de ‘republikeinse merite’ in stand te houden. Overigens diende dat onderwijs in de beginfase als ‘instructie’ zodat de burgers (= citoyens) hun plichten en rechten naar behoren konden uitvoeren. Pas later kreeg het een rol in de ‘verheffing’ van de massa en nu voor de ‘democratisering’ van de hoogste onderwijslagen. ‘Doorstroming’ zou preciezer zijn. Zonder een goede basis van redenering, demonstratie en bewijs wordt het zicht vervolgstudies problematisch. Men zou dus kunnen zeggen dat dit traditionele onderwijs ‘open ended’ is met structurerende kennis, in die zin dat het de horizon verwijdt en deuren opent voor verdere ontwikkeling voor hen die capabel zijn ongeacht de (sociale) herkomst. Au fonds zijn goed onderwijs, goede leraren en goede methodes niet te meten. Alleen empirisch kan men daar iets zinnigs van zeggen. De ‘socle commun des compétences’ zoals PISA pretendeert dat in microstukjes te kunnen kwantificeren en te meten, staat daar lijnrecht tegen over. Daar gaat het om minimale, zij het meetbare ‘objectifs pédagogiques’ om deel te kunnen nemen aan het dagelijks leven. Het zijn parcelaire mini-eisen die de leraar met een ‘0’ of een ‘X’ per leerling moet bijhouden zonder dat een onderdrempel goed gedefinieerd is. Die eisen zijn niet noodzakelijkerwijs onderling coherent en gaan ten koste van een globaliserende kennis en vooral van de kwaliteit van het verworvene (= acquis). De confrontatie van meningen wordt belangrijker geacht dan een grondige argumentatie. (Men ziet dat duidelijk in het openbare debat in Nederland). Het schept nieuwe, zeer perverse vormen van onwetendheid. Condorcet krijgt gelijk: ‘le savoir de quelques uns s’est transformé en pouvoir sur les autres’. Zullen democraten in een wereld van deskundigen nog iets te zeggen hebben?

Overigens was onze eigen  Belle van Zuylen (1740-1805) zich ook zeer bewust van het effect van de Verlichting op de opvoeding: digitaleeditie.nrc.nl/digitaleeditie/NH/2012/9/20121013___/1_12/article1_image.html