BON, VNO/NCW en MKB slaan handen ineen

Hieronder de verkorte persversie. Volledige versie in de bijlage

BON, VNO/NCW en MKB‐Nederland slaan handen ineen

Vanuit een gedeelde bezorgdheid over de toekomst van het Nederlandse onderwijs en de wederzijdse herkenning van elkaars visie wat betreft diagnose en verbeterprogramma hebben Beter Onderwijs Nederland en de werkgeversorganisaties VNO/NCW en MKB‐Nederland een gemeenschappelijk manifest opgesteld voor het gehele onderwijs. De kwaliteit van onderwijs heeft voor BON een intrinsieke waarde maar ook de beroepsmatige en economische betekenis van onderwijs is belangrijk. BON en de werkgeversorganisaties zijn het zeker niet op alle terreinen eens maar het economisch en vakmatig belang bracht BON samen met VNO/NCW en MKB‐Nederland, omdat de organisaties van werkgevers daar waar het gaat om de beroepsmatige en economische betekenis van het Nederlands onderwijs een vergelijke bare visie huldigen.

Er is met name de laatste twee decennia een onderwijscultuur gegroeid die ons beiden verontrust. De huidige situatie is mede in de hand gewerkt door onvoldoende kwaliteitsbewaking van de kant van de overheid, een verkeerd bekostigingsmodel waarin perverse prikkels schuilgaan, de nadruk op grootschaligheid die groei van de bureaucratie en management tot gevolg heeft gehad, de ondoelmatige besteding van middelen, de onderwaardering van de goed opgeleide leraar en de afname van de kwaliteit van docenten. Daarnaast is de afgelopen decennia ook de leerling veranderd en is er sprake van achterstands‐ en segregatieproblematiek. Nettoresultaat is niettemin dat leerlingen over te weinig kennis en kunde beschikken, dat de uitval van leerlingen te groot is en de ontwikkeling van talenten onderbenut blijft, met alle maatschappelijke en economische gevolgen van dien. We zijn dan ook van mening dat overheidsingrijpen op dit moment gepast is willen we ons onderwijs voor de toekomst veilig stellen. Wij putten beiden vertrouwen uit de bereidheid daartoe die de laatste maanden door de regering aan de dag is gelegd. Niettemin gaan de maatregelen tot dusver in onze ogen nog niet overal ver genoeg. Hieronder presenteren wij daarom een paar belangrijke maatregelen die wij in ons gemeenschappelijk manifest onder de aandacht brengen.

Iedere sector en ieder vakgebied vraagt om specifieke benaderingen. Binnen het middelbaar beroepsonderwijs worden in gezamenlijkheid van onderwijs en het georganiseerd bedrijfsleven al de nodige zaken aangepakt. Kennis en kunde in het mbo moeten een veel groter deel van het curriculum gaan vormen.

1) Voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs dient de overheid haar kerntaak, namelijk het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs weer serieus te nemen. Dit o.a. door toe te zien op de kwaliteit van examinering om zo mede het niveau daarvan te waarborgen. Toestanden zoals recentelijk in het hoger beroepsonderwijs moeten op structureel niveau worden voorkomen

2) De uitval aan de onderkant van de onderwijsketen moet een halt toegeroepen worden door o.a. het ambachtelijke en handvaardig beroepsonderwijs te versterken voor kinderen vanaf twaalf jaar die daarvoor interesse en talent hebben.

3) In het beroepsonderwijs dient een einde gemaakt te worden aan opleidingen die leerlingen nauwelijks of geen toekomstperspectief bieden en die vooral gericht zijn op het binnenhalen van grote aantallen leerlingen. Er dient van overheidswege een nieuwe financieringsarchitectuur voor het onderwijs te worden ingevoerd, waarbij meer sturing plaatsvindt in termen van kwaliteit, diversiteit en continuïteit. Bij het beëindigen of starten van beroepsopleidingen is het verder noodzakelijk met het relevante georganiseerde bedrijfsleven in contact te treden.

4) Aan differentiatie van lerarensalarissen moet, naast inspirerend leraarschap, altijd ook een objectief vakinhoudelijk criterium en/of aantoonbare praktijkervaring ten grondslag liggen als het gaat om docenten in het beroepsonderwijs. Met uitzondering van de praktijkvakken vereist een lesbevoegdheid in een vak scholing op minimaal hbo–niveau. Op het hbo zelf, is minimaal een universitaire mastergraad vereist. Een hbo‐opgeleide met relevante ruime beroepspraktijkervaring kan ook les geven op het hbo en wel uitsluitend in het vak waar hij zelf voor opgeleid is.

5) Tot en met het HBO moet de doorgeslagen schaalvergroting worden beëindigd i.v.m. het optreden van vervreemding en ineffiëncy.

6) Voor de lerarenopleidingen moet de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van vakinhoud, de kennis en de kunde dus, bij de overheid liggen. Dit vraagt op zijn minst om het van overheidswege vaststellen van minimale eisen aan het curriculum en voor wat de theorie betreft het organiseren van centrale toetsing.

Het is nu tijd voor een gedegen en voortvarende aanpak willen we het onderwijs in Nederland naar een niveau brengen dat ons land toekomt. Het is aan de politiek, de onderwijsorganisaties en de overheid de handschoen op te pakken.

Bernard Wientjes ‐ voorzitter VNO/NCW, Ad Verbrugge – voorzitter BON
Mede namens MKB‐Nederland

34 Reacties

  1. Bravo…!
    Goede actie. Het blijkt maar weer hoe zwak de overheid op zichzelf opereert.
    Er wordt nu ook op de ministeries een begin gemaakt vakinhoudelijke kennis als voorwaarde te stellen voor een functie bij de overheid. In plaats van te dure kennis inkopen, moeten de ambtenaren zelf weer bouwtekeningen kunnen lezen en van onderwijs en zorg iets afweten.
    Laten we nu ook Van Bijsterveldt maar weer terugsturen vanwaar ze gekomen is, en laat Zijlstra de teugels dan maar overnemen. Die heeft in korte tijd zijn sporen wel verdiend.

    • Re: Bravo…!
      Hals, volgens zijn CV heeft Zijlstra evenveel ervaring in het onderwijs als Van Bijsterveldt (namelijk geen). Je conclusie wordt dus niet ondersteund door je redenering.

      • Re: Mark…
        Daar heb je gelijk in.
        Maar Zijlstra mag nog even blijven, omdat hij in korte tijd zijn sporen wel heeft verdiend. Dat kun je van Van Bijsterveldt niet zeggen.
        In het onderwijs en elders moeten docenten die niet sporen ook het veld ruimen voor een ander. Dus Van Bijsterveldt ook.

        • Zijlstra
          Ik vond Halbe Zijlstra inhoudelijk zwak handelen als staassecretaris, hij beargumenteerde niet goed waarom bepaald beleid wordt gevoerd en het beleid was en is dermate simplistisch dat de verkeerde mensen hier het slachtoffer van zullen worden.
          Ik geef een paar concrete voorbeelden:

          – Halbe Zijlstra pretendeerde dat die Zijlstrabelasting (langstudeerboete vind ik geen goede naam aangezien dat inhoudelijk niet de lading dekt) nodig is om studenten en universiteiten te stimuleren om het rendement te verhogen. Waarom bezuinigde hij dan nog eens extra op de universiteiten op het moment dat hij die €6000 belasting voor de universiteiten schrapte? Had een goede politicus niet direct de waarheid verteld? Namelijk dat de onderhandelaars van de drie coalitiepartijen hadden afgesproken dat er €X bezuinigd moet worden op het ministerie van OCW en dat dit de enige reden is waarom hij probeert om die Zijlstrabelasting in te voeren.

          – Halbe Zijlstra heeft er geen rekening mee gehouden dat je voor 1-jarige masteropleidingen twee keer zoveel tijd krijgt terwijl je voor 2-jarige masteropleidingen 50% extra tijd krijgt en voor 3-jarige masters 1/3de extra tijd krijgt.
          Wat is de logica hier??

          – Halbe Zijlstra heeft er volstrekt niet bij stilgestaan hoe gehandicapten en deeltijdstudenten onevenredig het slachtoffer worden van deze belasting. Dat jaar verlenging kwam er pas nadat de oppositie hierop aandrong. Nog steeds heeft Zijlstra verzuimd om eerst de nominale studieduur voor deeltijdstudies aan te passen (bijv. 4 jaar in plaats van 2 jaar) aan te passen en pas dan deze belasting in te voeren voor deze groep studenten.

          De goede beleidspunten kon hij gemakkelijk overnemen van bijv. BON. Verdient hij daar lof voor?

          • Re: Bart….
            Je betrekt het teveel op jezelf en je denkt teveel in oude politiek (zachte heelmeesters en opkomen voor de zwakkeren).
            Ik sta te juichen bij het plaatje dat NRC (krant van gisteren) schetst van het onderwijs in 2020. Met name de wettelijke regeling voor toelatingsexamens, de motivatiegesprekken bij selectie), het betrekken van cijferlijsten bij de toelating, de hogere collegegelden (houdt niet-gemotiveerden buiten de poort), de daling van de gemiddelde studieduur, mbo’ers niet automatisch meer naar hbo, vwo’ers niet automatisch naar de universiteit (in het beroepsonderwijs is broodnodig behoefte aan slimmer publiek), de specialisatie van universiteiten en hogescholen (niet overal meer alles), .
            Allemaal BON en allemaal maatregelen ter aanscherping van de kwaliteit.
            Het kabinet is goed bezig en Zijlstra ook. En dat in minder dan een jaar regeren! Bravo!

          • Niks allemaal BON, allemaal onzin!
            Hals,

            BON zou zijn: stevig onderwijs, gekwalificeerde docenten, professionele autonomie, en dus ook terechte inhoudelijke eisen aan studenten. Maar dan niet in een laffe selectieprocedure vooraf, maar gewoon in de vorm van inhoudelijke eisen die het onderwijs zelf stelt. Dus stevig toetsen en examineren (wat niet hetzelfde als veel kandidaten afwijzen!).

            En dat onderwijs hebben we al, al zien Zijlstra en al degenen die zijn plannen voor het ho bejubelen dat niet, inclusief de redactie van de nrc in het hoofdredactioneel commentaar van vandaag. Het maakt namelijk nogal enig verschil of je communicatiewetenschappen gaat studeren, of vliegtuigbouw. Sterker nog: ik wil de stelling wel verdedigen dat juist zware opleidingen zoals de technische wetenschappen, een te laag studierendement hebben omdat ze ten onrechte getalenteerde studenten vergelijkenderwijs de studie uitduwen.

            Topopleidingen zoals we in Nederland hebben, en dat zijn NIET de university colleges, maar de harde beta-studies, hebben uit de aard van de zaak ook een enorme verscheidenheid aan talent in huis. Omdat docenten niets menselijkes vreemd is, zijn ze geneigd om de relatief minst getalenteerden te zien als onvoldoende getalenteerd. Een rampzalige misvatting.

            De mega-denkfout die politici, beleidsambtenaren, commissies en commentatoren maken: ‘het wo’ over één kam scheren. ‘Het wo’ is een fictie, dat bestaat niet. ‘De universiteit’ bestaat evenmin als Jan Modaal. ‘De zesjes-student’ is een fictie van lieden die een zwart schaap nodig hebben om de pers te kunnen halen.

            Ik bid dat Nederland tot bezinning mag komen voordat deze selectie-gelte van Veerman/Zijlstra tot kaalslag gaat leiden.

          • “BON zou zijn: stevig
            “BON zou zijn: stevig onderwijs, gekwalificeerde docenten, professionele autonomie, en dus ook terechte inhoudelijke eisen aan studenten. Maar dan niet in een laffe selectieprocedure vooraf, maar gewoon in de vorm van inhoudelijke eisen die het onderwijs zelf stelt.”

            Hier ben ik het volledig mee eens.

          • Stevig toetsen en examineren
            leidt tot selectie van de minst getalenteerden. Dat wordt vergezeld door oeverloos herkansen; zwartepieten naar docenten, vakken en secties; compensatie van cijfers voor harde vakken met cijfers voor zachte vakken en lobbywerk van leerlingen, ouders, begeleiders en managers.
            De rampzalige misvatting van het onrecht van “vijfen en zessen” wordt zo ruim gecompenseerd.

          • Behoorlijke examineren
            Hendrikus,

            Behoorlijk examineren is niet iets voor docenten met een zwak hart.

            Een van de weinige inzichten die op beleidsniveau lijken te zijn doorgedrongen, is dat dat herkansen louter verlies oplevert.

            Compenseren is prima, omdat je anders informatie weggooit. Zwakke vakken kun je met harde vakken compenseren, dan moet je een adequate weging gebruiken.

            “Vijven en zessen’ is een interessant thema. A. D. de Groot schreef het boek met die titel. Opmerkelijk is dat hij geen uitweg heeft gevonden voor het dilemma dat rond de aftestgrens (tussen vijf en zes) de uitkomsten in hoge mate toevalstreffers zijn. Toch is het eenvoudig:

            De afspraak is dat je (student, leerling), om te slagen voor het examen, moet voldoen aan de eisen zoals in de examenregeling vastgelegd. Dat moet je doen in de volle wetenschap dat die toetsen feilbare instrumenten zijn, en dat de oordelen van docenten over jouw werk ook feilbare oordelen zijn (maar daarom nog niet onjuist). Je moet dus zorgen dat je niet als zesjesklant opkomt (dan is je kans om te slagen weinig hoger dan 50%), tenzij dat het voor jou maximaal haalbare is natuurlijk (fantastisch dat er studenten zijn die het er met grote inspanning op wagen).

            Kortom: leerlingen en studenten moeten het risico van de feilbaarheid van de toetsen, en van de beoordelaars van hun werk, zelf dragen. Zo zijn de regels van het spel. De docenten hebben daartegenover de plicht om ervoor te zorgen dat het laatste ook een redelijke eis is. De examens moeten doorzichtig zijn, moeten transparency hebben, volgens diezelfde A. D. de Groot: html

            Er mag worden onderhandeld, er is recht op beroep, maar maak er geen zooitje van. Ga niet klunzen met zogenaamd ‘objectieve’ keuzetoetsen om daarmee op voorhand discussie over de uitslag onmogelijk te maken.

          • acceptabel lager of onder de streep?
            Om bij een universitaire studie voldoende presteren moet een ß-student zowel intelligent als ijverig zijn. In de tijd dat ik student op de THE (nu TUE) was waren er studenten die echt wel hard werkten maar toch als maar niet voor een bepaald tentamen slaagden. Was het terecht dat deze studenten vastliepen? Je kunt daar twee argumenten vóór naar voren brengen. De studenten waren blijkbaar niet intelligent genoeg om ooit een goede ir. te worden of ze beheersten een bepaald deel van hun studie niet dat noodzakelijk was om op alle subdisciplines adaequaat werkzaam te zijn. Uit beide argumenten zou m.i. volgen dat ze onvoldoende getalenteerd zijn. Volgens Ben hebben we hier echter te maken met een rampzalige misvatting. Dit zie ik graag toegelicht.
            Berucht waren de tentamina Elektromechanika en de Complexe Functie Theorie. Zouden de opgaven bij elk tentamen in die vakken onredelijk moeilijk geweest zijn? Zou veel sommetjes maken onder deskundige leiding er toe geleid hebben dat deze studenten die tentamina wel herhaald zouden hebben? Gaat het hier om begripsdrempels die sommigen niet kunnen overschrijden of kun je over elke begripsdrempel heenkomen als je maar vaak genoeg oefent? Kan iedereen elke akademische studie aan als hij er maar genoeg tijd aan kan besteden? Snappen studenten die zo veel moeite hebben om over de drempel te komen het wel echt? Het is wel duidelijk dat als deze drempels door de student slechts met moeite overschreden kunnen worden hij later als ingenieur sneller onoverkomelijke drempels zou kunnen tegenkomen. Niet verwonderlijk dat de docenten geneigd zijn om de studenten met de genoemde drempelproblemen als onvoldoende getalenteerd te zien.
            Seger Weehuizen

          • strepen trekken
            Seger,

            Je maakt het te moeilijk. Twee dingen.

            1) ‘Normen’ bij toetsen zijn van elastiek. Zelfs bij grote investeringen om normen gelijk te houden, en heel grote aantallen deelnemers omdat het eindexamens vo zijn, is dat lastig.

            Dus welke zekerheid heeft die docent dat hij/zij de lat op de juiste hoogte heeft gelegd?

            Precies, die zekerheid is er niet. Maar er is weleen gegeven dat in de buurt komt: weten hoeveel tijd studenten in de voorbereiding hebben gestoken. Vraag altijd naar die tijdbesteding (studenten geven daar natuurlijk geen precies antwoord op omdat zij het ook alleen maar globaal weten, maar antwoorden zijn wel eerlijk, en geven dus een goed totaalbeeld).

            2) Wat de student aan capaciteiten moet meebrengen om voor tentamens te slagen, is behoorlijk eenzijdig. Het zijn er eigenlijk maar twee: a) ijver, en b) analytische intelligentie (zie hier). En wat enorm kan helpen (maar dat hangt van het vak af): algemene kennis opgedaan in het al afgelopen onderwijstraject.

            Dat laatste wil ik even toelichten: wie altijd met de hakken over de sloot (via herkansingen dus) tentamens haalt, heeft uiteindelijk zo weinig inhoudelijke bagage dat de eindstreep waarschijnlijk niet kan worden gehaald. Zie dit artikel, wel eens het meest interessante artikel van het tijdschrift Onderzoek van Onderwijs genoemd, als de auteur er verder empirisch onderzoek op had gedaan 🙂 html

            1) en 2) komen samen in: Tromp & Wilbrink (1977) hier.

          • Een argument voor veel herkansingen
            In de tijd dat ik student op de THE=>TUE was kon een student schier eindeloos herkansen. Minstens 2 keer per jaar telkens aan het einde van een semester collegelopen. Vaak ook nog aan het einde van het zomerreces. De kans dat een student zo’n 6 keer achter elkaar een relatief moeilijk tentamen voorgezet krijgt is dan wel erg klein. Maar je hebt wel gelijk als je stelt dat als een student niet kan afstuderen omdat hij één bepaald tentamen na vele pogingen niet gehaald heeft de studierichting met hele goede argumenten moet komen om compensatie af te wijzen. “Ik heb er toch zo hard voor gewerkt” uitgesproken door een student kan ook als het waar is nooit een valide argument zijn.
            Seger Weehuizen

  2. manifest
    Heel goed. Vond BON al wat rustig in de pers de laatste tijd, maar begrijp nu waar de energie in is gaan zitten. Hannie Leek

  3. Oneens
    Het BON-bestuur, waarin niemand zit die verstand heeft van leerlingen aan de onderkant van de onderwijsniveaus blijft maar volhouden:

    De uitval aan de onderkant van de onderwijsketen moet een halt toegeroepen worden door o.a. het ambachtelijke en handvaardig beroepsonderwijs te versterken voor kinderen vanaf twaalf jaar die daarvoor interesse en talent hebben.

    Er is GEEN ENKELE grond om aan te nemen dat de onderkant wordt verbeterd door het a. en h. beroepsonderwijs te versterken. Flauwekul en apekool.

    Gesuggereerd wordt dat er in het VMBO teveel algemene vakken zitten. Ik kan de heren vertellen dat er op de oude LTS én de oude huishoudschool meer algemene vakken (nederlands, rekenen, wiskunde, Engels) zaten dan ze zouden denken.

    Waar halen ze de ideeën vandaan. Toch niet op ‘onbewezen geloof en ideologie’….? Hou de achtergestelden zo dom mogelijk, dan houden wij ze wel arm.

    • Lees wat er staat Hinke
      Er staat dat het ambachtelijke en handvaardige beroepsonderwijs moet worden versterkt. Niet dat taal- en rekenen moet worden afgeschaft.
      Als 30 jaar geleden goed (lts) onderwijs mogelijk was met een taal- en rekenniveau (en bv ook natuurkunde op redelijk niveau), dan kan dat nu ook. Dát is wat er gezegd wordt.
      Het is toch te zot voor woorden dat waar vroeger een leerling van de lts afkwam hij vakbekwaam aan het werk kon en ook nog een redelijk stukje tekst kon schrijven en lezen. Nu lukt dat nauwelijks van vmbo en mbo. Het lijkt me dat daar een en ander moet veranderen!

    • Onderkant
      Hinke,

      Ik ben bang dat je gelijk hebt, Hinke. Ik vind dit punt ook behoorlijk storend.

      Voor een geïnformeerde en kritische analyse van beide onderwerpen: de beroepskolom, en de tussentijdse ‘uitval’, zie het onvolprezen rapport van Jan van Ravens, La Niña, en desnoods mijn samenvatting ervan. De conclusies en beleidsaanbevelingen van Van Ravens zijn bepaald andere dan van het tankteam Wientjes-Verbrugge. Het springende punt is hier toch dat we veel jongeren op twaalfjarige leeftijd al hebben afgeschreven voor vervolgonderwijs dat ze uitdaagt. Daar draagt de laatste decennia ook het falende rekenonderwijs aan bij, rekenonderwijs dat leerlingen al vroeg in de basisschool de facto afschrijft wat voluit meedoen met de groep betreft.

      Ben

    • wat dan wel
      Hinke, wat dan wel in plaats van

      De uitval aan de onderkant van de onderwijsketen moet een halt toegeroepen worden door o.a. het ambachtelijke en handvaardig beroepsonderwijs te versterken voor kinderen vanaf twaalf jaar die daarvoor interesse en talent hebben.

      ?

      Joost Hulshof

      • Je draait de vraag om
        Mijn vraag was op welke gronden het BON-bestuur beweert dat ‘versterking’ (wat dit dan ook maar inhoudt) van het beroepsonderwijs de uitval zou stoppen.

        Als je inderdaad vindt dat hiervoor weinig gronden zijn wil ik graag praten over de mogelijkheden die er wel zijn om uitval een halt toe te roepen. Toevallig zit ik aardig in die problematiek.

        Daarnaast weet ik dat er in de huidige maatschappij heel erg veel veranderd is sinds 40 jaar. Oplossingen van toen zijn niet meer die van nu.
        – de leerplicht gold nog maar tot 15 jaar
        – er waren (vrijwel) geen allochtonen
        – de grotestadsproblematiek zag er anders uit
        – veel jongeren wilden graag zo jong mogelijk gaan werken, desnoods door de leerplicht te ontduiken. Dat is heden anders. De doelgroep wil starten met werken nu zo lang mogelijk uitstellen (en wij maar langer doorwerken dan 65). Overigens konden ze ook werk vinden, want het land was nog in opbouw.
        – computers, gamen, mobiele telefoons hadden destijds NUL invloed
        – de televisie bood veel minder dan tegenwoordig (Nederland 1 en 2)
        – de jongerencultuur zag er heel anders uit dan nu
        – de samenleving was nog lang niet zo geprivatiseerd en gecommercialiseerd
        – de kerken hadden nog een veel grotere rol
        – ouderlijk gezag bestond nog en het gezag van leraren was veel groter
        – er was veel minder (en heel andere) gezinsproblematiek
        Enzovoorts enzovoorts enzovoorts

    • Niemand in het bestuur heeft verstand van…
      Het is handig Hinke als je bijvoorbeeld mijn CV eens bestudeert. Dan kom je beslist iets tegen wat jouw uitspraak op z’n minst logenstraft.

    • Kindzwakke school
      Het positieve punt is: de erkenning dat vroege schoolverlaters waarschijnlijk geen behoorlijk onderwijsaanbod hebben gekregen. Dat is inderdaad totaal anders dan de schoolverlaters te bestempelen als degenen die tekortschieten, en geprikkeld moeten worden om onderwijs te blijven volgen. Prima.

      Maar de diagnose dat het hier gaat om gelegenheid om de handjes te laten wapperen, schiet schromelijk tekort. Dat is capituleren voor kwalitatief tekortschietend onderwijs voor leerlingen aan de andere kant van de gemiddelde citoscores.

      In de zestiger jaren (Van Calcar, Soutendijk, Enschedese onderzoeken) heette dat fenomeen: kindzwakke scholen. De kinderen moesten passen in de school, niet andersom. Dat moet natuurlijk precies andersom, maar dan gericht op empowerment van de leerlingen, niet op bevestiging van vermeend zwak leerpotentieel.

  4. Aan de onderkant met twee linkerhanden
    Zijn de dropouts dezelfden als de leerlingen met ambachtelijke en handvaardige interesse en talent? Bovendien: kinderen van 12 moeten hun opties zoveel mogelijk open houden; het is te vroeg om je dan op te sluiten in ambachtelijk en handvaardig beroepsonderwijs. Maar ik weet eigenlijk niet precies wat het BON-bestuur bedoelt met “versterken”.

    • Re: twee linkerhanden
      Er staat duidelijk:

      voor kinderen vanaf twaalf jaar die daarvoor interesse en talent hebben.

      Als je zowel intellectueel als handvaardig (in brede zin) geen talent hebt, dan zul je altijd een probleem hebben in elke maatschappij. Daar kan het onderwijs weinig aan doen….

  5. Waar lees ik over heen?
    Hinke en Ben,
    Jullie zien iets wat ik ook bij herlezing mis: “versterking” hoeft toch niet ten koste te gaan van andere vakken? Het kan toch inhoudelijke versterking zijn of inzet van meer gekwalificeerde leraren?

    • opsluiten in beroepskolom
      Het is precies waar Kersje op doelt: 12-jarigen opsluiten in de beroepskolom, daar moeten we juist vanaf, in plaats van dat te versterken. Daar is ook beleid op ingezet, als ik het goed heb. Sterker nog, de voorzitter van de SER heeft kenbaar gemaakt (bij gelegenheid van het jubileum van de SER) dat die tweedeling van twaalfjarigen geen onverdeeld goede zaak is.

    • Natuurlijk
      Natuurlijk ben ik helemaal niet tegen versterking van het beroepsonderwijs. Daar werk ik zelf in, dus dat zou raar zijn.

      Waar ik tegen ben is de ongefundeerde veronderstelling dat versterking voortijdige schooluitval zou verminderen.

      Schooluitval is echt een complexer probleem hoor. Ik ben daarom al diverse keren met een discussie hierover begonnen.

      Eén veronderstelling is zelfs dat plaatsing in het beroepsonderwijs jongeren al per definitie het gevoel geeft een ‘loser’ te zijn. Dat motiveert niet erg om dan nog je best te doen, zeker als je weet welk salaris, welke pensioenleeftijd en welke werktijden (vanaf 6 uur ’s morgens) het MKB en de VNO voor je in petto heeft.
      Daarnaast is er zeer weinig maatschappelijke status voor mensen die handarbeid verrichten.

      Maar dit is maar één van de veronderstellingen die behoren bij een mogelijke aanpak van het probleem van schooluitvallers. De gestegen leerplichtleeftijd is een andere. En er zijn er nog veel meer!

      • niet zielig
        Ik denk niet dat mensen die een vak beheersen, de timmerman, de automonteur, schilder, kapster, hovenier, apothekersassistente of verzorgende allemaal zielig zijn en geen maatschappelijke status zouden hebben. Het beeld is veel en veel diverser. Ik ken beroepsbeoefenaren die naast een betaalde baan af en toe bijklussen. Met zo ongeveer evenveel werkuren als een leraar verdienen sommigen aanzienlijk meer.
        Daarnaast zijn er veel hoogopgeleiden die weinig maatschappelijke status hebben. Op dit moment is de schoolbestuurder zo’n zielig geval: hij wordt aan alle kanten verguisd, om over de politicus maar niet te spreken.

        Ik denk dat er veel redenen zijn voor mbo leerlingen op trots te zijn op hun vak/beroep. Jammer is wel dat veel opleidingen beneden de maat zijn. Hierdoor is niet de maatschappelijke waardering de oorzaak van het gevoel een loser te zijn, maar juist de zwakke opleiding.

        Kortom: ik denk dat het veel en veel genuanceerder is dan de veronderstelling dat handenarbeid nu eenmaal laag zou staan aangeschreven en dat het daardoor begrijpelijk zou zijn dat leerligen ongemotiveerd zijn.

        • 2010
          Je hebt gelijk én ongelijk. In principe is een handwerkvakvrouw/man niet zielig. Dat suggereer ik trouwens ook nergens.

          Wel weet ik 100% zeker dat veel leerlingen op het VMBO en later op het MBO 1 of 2 donders goed weten dat ze aan de onderkant zitten. Ze hebben hun ouders zwaar teleurgesteld en weten heel goed dat alle ouders hun kinderen zo hoog mogelijk in het middelbaar onderwijs willen hebben: en het VMBO is LAAG. Duidelijk zat.

          Als dat gebrek aan status dan ook gecompenseerd zou worden door andere zaken, dan was er nog iets waarmee ze zichzelf hoog zouden kunnen houden. Heb jij ooit wel eens uitgezocht wat een VMBO-er als beginnend elektromonteur verdient? Je kunt er niet mee in je eigen levensonderhoud voorzien. Later kun je er geen gezin van onderhouden. Je partner zal ook moeten werken. En dat in een zeer traditionele cultuur.

          Laten we elkaar niet voor de gek houden. Niemand van ons heeft zijn kinderen naar een VMBO gestuurd omdat hij zo handig is en zo’n plezier heeft in dingen installeren of repareren, als hij ook MAVO of HAVO kan. Natuurlijk maken de toekomstperspectieven alle verschil van de wereld.

          Het gezeur over de ‘vakkanjers’ die toch zo trots mogen zijn komt vooral van mensen die zelf aan de veilige kant zitten.

          Er is echt wel reden om trots te zijn op je vakkennis en op je beroep, maar je positie (mond dicht en doen wat ik zeg) en je salaris passen daar niet bij!

          Het is ook waar dat veel opleidingen beneden de maat zijn. Dat is niet overal en het weegt sowieso niet op tegen de rest van de feiten.

          • De nieuwe tijd

            Later kun je er geen gezin van onderhouden. Je partner zal ook moeten werken.

            Welkom in de 21e eeuw Hinke. Vrienden van mij in London wonen samen met huisgenoten (net zoals in `Friends’) omdat het in London onmogelijk is om meer dan 1 kamer te betalen. Ook met een witteboordenbaan. De Engelse overheid heeft onlangs besloten dat voor iedereen onder de 35 jaar zonder kinderen een kamer in een gedeeld huis ‘gepaste huisvesting’ is.

          • Je spreekt toch teveel vanuit je eigen idee van laag en hoog
            Ik herinner me dat we het er wel eens eerder over hebben gehad. Maar wat je zegt over “laten we elkaar niet voor de gek houden” heeft een lading die ik bij mezelf niet herken.

            Wellicht ben ik dan de uitzondering, maar mijn vader kwam uit een boeren familie, mijn broer heeft lts gedaan en mijn zoon havo en mbo, en ik heb voor alledrie een enorm respect mbt hun maatschappelijke inbreng en nut. Vele, werkelijk vele malen groter dan het maatschappelijk nut van menig papierschuiver, IT ontwikkelaar van de zoveelste social media hype, verkoper van advertenties op facebook of middel/boven managers op scholen en in de zorg. Laatstgenoemde beroepen leveren in mijn ogen vaak leegheid of erger, zaken waar we als maatschappij beslist slechter van worden. Ik heb honderd keer liever de bloementeler, de automonteur, de frietbakker en de ober of de bejaardenverzorger. Daar neem ik mijn hoed voor af en als al mijn kinderen, kleinkinderen en verder nageslacht in deze eerzame en nuttige functies terecht zouden komen dan ben ik een gelukkig mens.

            Ik ben wel zo’n hoog opgeleide werknemer. Maar mijn positie is wat betreft zeggenschap niet beter dan die van een busschauffeur. Waarom schrijf ik hier nog steeds onder pseudoniem? Ik word geacht mijn mond te houden en precies zo slecht les te geven als mijn baas dat graag ziet, kritiek of zelfs een verondersteld minder enthiousiastme voor de centraal verordeneerde ideeën brengen mijn positie nu al jaren telkens onder druk. Gelukkig wel tegen een redelijk salaris. Dat er een tweedeling bestaat zal ik niet ontkennen, maar ik geloof er niets van dat die loopt langs de lijnen van de handenarbeid versus hoofdarbeid. Dat was vroeger wellicht veel meer het geval dan nu, maar veel hogere banen nu zijn evenzeer geprotocolleerd als de lopende band van de koekjesfabriek.

  6. Noch intellectuele, noch ambachtelijke talenten
    Hier ligt weldegelijk een opdracht voor het onderwijs. Ik heb in principe een groot vertrouwen in wat onderwijs vermag. De frase over ambachtelijke en handvaardige interesse en talent staat overigens niet in het manifest zelf.

Reacties zijn gesloten.