71 Studeren in Frankrijk: Sciences Po en de ‘Culture Générale’

1 maart 2012 Cicero (106-43 BC): ‘De mens die niet wil weten wat er voor zijn geboorte gebeurd is, blijft altijd een kind’

admissions.sciences-po.fr/fr/node/589 voor de opgaven van het toelatingsexamen voor Sciences Po en de bespreking van die opgaven.

Diegenen die dwepen met apatride ‘University Colleges’ waar men slaafs alles door Amerikaanse ogen moet zien en waar 'totaal leuk' (sic) de 'pensée européenne’ er uit gedrukt heeft, zouden zich moeten realiseren dat het ook anders en veel beter kan…

——————————————————————————————————-

Ik waag me niet aan een precieze omschrijving te geven van wat de Fransen onder ‘culture générale’ verstaan. Het is beduidend meer dan ‘algemene kennis’. Het is iets wat min of meer op zich zelf staat en een strevenswaardige dynamiek in zich bergt, een intellectuele ambitie, want het veronderstelt ‘openheid van geest, brede kennis, het vermogen feiten in hun historische context te plaatsen en intellectuele weetgierigheid’. Een goede ‘culture générale’ is noodzakelijk om een probleem juist in te schatten, het overbrugt disciplines en men wordt – in principe – minder afhankelijk van ‘experts’. De Franse samenleving is daarvan doordrenkt en hoe negatief men soms is over de media, de meeste Franse radios, TVs en pers hebben programma’s of rubrieken die de ‘culture générale’ onderbouwen en uitbreiden. Het maakt dat Frankrijk in onze westerse wereld een eigenwijs land is, het enige land dat nog probeert op te wegen tegen de Amerikaanse stoomwals. In Nederland merkt men dat aan de middelmatige kwaliteit van het openbare debat. Als men aan kennis te kort schiet, dan compenseert men dat met vooringenomenheid en emotie en worden (historische) feiten vaak omgebogen om de eigen ‘moral highground’ geflatteerd te beklemtonen. Of men zit in het register ‘problem solving’, hier en nu. Of men doet aan oversimplicatie van ‘goed is wat goed verdient’. Of men bagatelliseert culturele verschillen en symbolische waarden. Wat meetelt is vaak niet te tellen…zo van ‘Het Vaticaan, hoeveel divisies?’ en ‘Waarom zou je je druk maken over 50 boerka’s?’ In dat winderige huis vinden de betere discussies meestal plaats over geld. En zelfs die discussies hebben kennelijk niet voldoende diepgang, als men ziet hoezeer het een filialenland is geworden en ook als men ziet hoe de schrijvers van Rhineland Exit! (2007/8), die monumentale misser van ‘faceless shareholders know best’ nog steeds veel krediet hebben. Hoe groot is het deel van de Franse bevolking dat zich daarmee identificeert? 5%? 15%? Meer? Het is gelukkig nog niet te ver gepolitiseerd en het is duidelijk dat die 5 of 15% verticaal door samenleving gaan en niet een samenzwering is van een bovenlaag om buitenstaanders op een afstand te houden en dus zou functioneren als een filter en niet als een kweekplaats voor ’s lands elite. Wat dat betreft is het systeem vooralsnog open genoeg. Deze gedachtenwereld van de ‘transmission des valeurs’ wordt het best vertegenwoordigd door Sciences Po (officieel: Institut d’Etudes Politiques) gevestigd in het 6e arrondissement van Parijs. Het heeft ook iets visionnairs dat vele jongelui die de wereld wilden verbeteren nog steeds inspireert. Het neemt een bijzondere plaats in tussen de universiteit en de ‘grandes écoles’ en heeft een eigen ‘régime’. Van oudsher (Ao 1872) leidt het op voor de hogere staatsdienst. Het zou met hoofdletter geschreven moeten worden, nog altijd 26% van de jonge gediplomeerden komen daar terecht. Verder leidt Sciences Po op voor de journalistiek, de politiek, het bank- en verzekeringswezen en is dat wat dat betreft verbaler dan de technische en economische ‘grandes écoles’. Het is vaak een opstap voor een juridische carrière. Of ‘finishing school’ voor de vele uiterst aantrekkelijke jongedames – 62% van het effectief – maar het zal wel heel erg onbehoorlijk zijn dat te denken… En ook voor ingenieurs (masterfase). Bovendien nog een vluchtheuvel voor de residuele intellectuele aristocraten en grootburgers. En tenslotte is het de ‘voie royale’ voor de postdoctorale ENA (Ecole Nationale d’Administration), waar de hoogste ambtenaren worden opgeleid. Het is een LMD opleiding dat begint met een ‘collège’ dat 3 jaar duurt in 7 verzamelpunten in Parijs en in de provincie (bachelorniveau), gevolgd door 2 masterjaren in de hoofdstad. Hoewel er een eenjarige ‘école préparatoire’ voor bestaat, is Sciences Po toegankelijk voor eindexaminandi die het schriftelijke Sciences Po examen in 4 delen met goed gevolg doorstaan hebben. Voor twijfelgevallen is er een mondelinge herkansing. Jongelui die meer dan gemiddeld 8 voor hun eindexamen kregen, worden wat voorgetrokken. De 4 onderwerpen zijn (1) ‘L’épreuve d’ordre générale’ * (= culture générale) 4 uur, meestal in vorm van een dissertatie met een verplicht onderwerp waar kennis, vooral van de laatste 2 schooljaren (Franse taal en filosofie) in combinatie met taalbeheersing (spelling, syntax) en uitdrukkingsvaardigheid (precisie in de nuances met behulp van een ruime woordkeus) worden getest. Het nauwkeurige gebruik van abstracte begrippen valt daar ook onder, niet voor de stijl, maar voor de juistheid van de argumenten, waaraan men kan zien of de kandidaat de essentie van de probleemstelling doorziet en in staat is zich vragen te stellen, na te denken en te beoordelen. (2) Een opstel over de hedendaagse geschiedenis, met een keuze uit 3 verplichte thema’s, 4 uur. (3) Een opgave naar keuze uit 3 disciplines: wiskunde, litteratuur of economie, waarbij vermeld wordt dat rekenmachines verboden zijn, 4 uur. (4) Een taaltest voor een moderne taal (Engels, Duits, Arabisch, Russisch enz.) met het accent op het begrijpen van een tekst (korte vragen in de vreemdtaal beantwoorden) en een essay in die taal over een geven onderwerp, 3 uur. Als men minder dan een 4 voor die taaltest haalt (in de Franse terminologie ‘8 sur 20’) dan geldt dat als een ‘note éliminatoire’ en is men definitief gezakt. Het is iets wat de huidige Franse President in zijn jeugd is overkomen… De 4 delen hebben dezelfde weging in het eindresultaat. Uiteraard wordt er van de kandidaten verwacht dat ze veel en gevarieerd lezen, ook kranten een tijdschriften, en zich anderszins terdege voorbereiden. ‘Wij willen dat onze leerlingen de Klassieken lezen, teksten die tot de oorsprong teruggaan’ (vrij naar ‘Nous voulons que nos élèves lisent des livres originelles, des textes fondateurs et aillent à la source’). En niet 4 uur lang per dag achter de TV e.d. zitten… Privé bijstandsinstellingen verdienen er een dikke boterham aan. Googelt U eens ‘acadomia’… In 2011 waren er 7.670 candidaten, waarvan 1.580 de eindstreep haalden. In de ‘collèges’ ligt het accent bij een ‘grande culture interdisciplinaire’ die de studenten in staat moet stellen een intellectuele visie te ontwikkelen. De studenten moeten zich verdiepen in de 2 humaniora (wetenschappelijk en litterair) en volgen verder de verplichte disciplines rechten, economie, sociologie en politieke wetenschappen. Onder de talloze bijvakken zijn ook Grieks en Latijn, waar nog veel animo voor is. De laatste tijd komt het accent meer en meer bij ‘de economie’ te liggen.

————————————————————————————————————-

Het Franse selectiesysteem via anonieme ‘concours’ (afvalexamens) is diep verweven met de republikeinse traditie om zo eerlijk mogelijk de juiste man op de juiste plaats te krijgen. Het is een Napoleontische verworvenheid om de besten voor Staatsdienst te selecteren. Het was een radicale afrekening met het ‘ancien régime’ waar de aristocraten de goede plaatsen onder elkaar verdeelden. Dat men een afstandelijke aristocratische visie soms wel eens mist in een wereld waar carrière- en geldvisies domineren, is een ander verhaal. De ‘mérite républicain’ steunt nog steeds op een brede politieke consensus. Het systeem staat onder druk, niet zozeer omdat het Franse culturele erfgoed te zwaar zou worden meegewogen, maar omdat de opnamecapaciteit van de betere opleidingen en de massificatie van het hoger onderwijs geen gelijke tred houden, waardoor het systeem teveel het karakter zou hebben gekregen van een reproductiemachine van de elite à la Bourdieu, die overigens er zelf immens van geprofiteerd heeft. De selectie zou te cerebraal zijn, er wordt niet voldoende rekening gehouden met iemands persoonlijkheid en diens niet-scolaire kwaliteiten zoals sport, muziek, hobies en verenigingsleven. Wiskunde dat eerder als sociaal-neutrale test par excellence gold (en het zwaarste weegt), wordt nu over één kam geschoren met de (te?) hoge horden van de ‘culture générale’ en de vreemde taal die ‘discriminerend’ (sic) zijn en de culturele en sociale diversiteit ‘penaliseert’. ‘Creusez un peu et dans beaucoup de cas, derrière la critique des élites, vous trouverez envie, frustration, paresse et démagogie’. Bingo ! Daar wordt eindeloos over gediscussieerd en zijn er vele initiatieven genomen om dat bij te draaien. Sciences Po is daar het verst in gegaan en is nu weer grensverleggend bezig. Richard Descoings (1958), zelf een product van Sciences Po en de ENA, is sinds 1996 de hoogste baas. Onder zijn beheer is het aantal studenten gestegen van 4.000 tot 10.000, waarvan 40% buitenlanders. Hij heeft inkomengerelateerd collegegeld ingevoerd dat nu oploopt van 0 (beursstudenten) tot € 9.800 (collège) of € 13.500 (master). Evenals de president Nicolas Sarkozy representeert hij een generatie van mediagenieke hyperactieve leiders en profileert hij zich als een heraut van sociale diversiteit. Daarvoor heeft hij in 2001 samenwerkingsverbanden (Conventions d’Education Prioritaire) ingevoerd met achterstandscholen, eerste 7 nu 85, om veel belovende leerlingen op te vangen in een brugklas na het baccalauréat om ze buiten de normale selectieprocedure om klaar te stomen voor het eerste jaar van Sciences Po. Van de 810 candidaten van die categorie in 2011 zijn er uiteindelijk 125 toegelaten, een kleine 10% van het totaal. Van hen wordt verwacht dat ze zich volledig met het systeem identificeren of zoals een ‘winner’ dat in op een agitprop Youtube zei: “[Door Sciences Po] verkrijg je een nieuwe identiteit en word je door een nieuwe familie opgenomen”.( www.sciencespo.fr/content/7690/les-cep-ont-dix-ans). Het is niet alleen een verlichte vorm van positieve discriminatie, maar ook een gedwongen en versnelde assimilatie. Voorts is Sciences Po er trots op dat het aantal beursstudenten van 6% is toegenomen tot 27% (2011/12, HEC 10%). Als indicator van de rekrutering uit de ‘milieux populaires’ is dat percentage al even bedrieglijk is als – in een heel ander genre – de Jiatong universiteiten rangschikking. De commentaren variëren van elogieus, meesmuilend tot honend, het laatste mede van wege de verbale verpakking en van wege de persoonlijkheid van de Heer Descoigns, een caricatuur van politieke correctheid. Met het excuus dat de examens van Science Po qua ‘timing’ vaak in ongelukkige concurrentie zijn met het eindexamen en de universitaire inschrijvingen, wordt vanaf 2013 de selectieprocedure ingrijpend veranderd. De schriftelijke examens worden nu niet meer NA het eindexamen afgenomen maar in maart. Het onderdeel ‘culture générale’ verdwijnt en er blijven dus 3 schriftelijke examens over: Geschiedenis (4 uur), een vreemde taal (1 uur) en het keuzeonderwerp uit wiskunde, litteratuur of economie (3 uur), die voor respectievelijk 2,1 en 2 worden meegewogen. Verder moet iedere candidaat een persoonlijk dossier overleggen dat even zwaar meetelt als de schriftelijke examens. Het is een doopceel van zijn scolaire prestaties en van wat hij er naast er bij gedaan heeft aan sport, reizen, hobbies, muziek, politiek, verenigingen enz. Men vraagt zich af waarom je als 17-jarige al ‘geprofileerd’ moet zijn… Op basis van dat dossier en de schriftelijke examens, is men ‘admisible’ (= toelaatbaar) of niet, waarna een dubbel mondeling examen plaatsvindt. In het Frans (20 ‘) voor de motivatie, taalbeheersing, logisch redeneren enz. en in een vreemde taal (15’) voor een commentaar op een artikel in de pers + vragen van de jury. Hoewel de weging van de vreemde taal gering is, geldt daar nog wel een eliminerend cijfer. Het feit dat iemand hele goede schoolresultaten heeft, telt alleen nog maar mee in het persoonlijke dossier… Deze hervorming werd intern doorgedrukt als een technische aanpassing: ‘We blijven inzetten op de talenten die bij de schriftelijke examens aan het licht komen, maar we verminderen het gewicht dat we daar aan plachten te geven. We willen persoonlijkheden rekruteren en niet alleen kopieën’. (vrij naar: "Nous voulons recruter des individualités, pas seulement des copies, explique Hervé Crès, directeur des études. Nous continuons à miser sur les talents que révèlent les épreuves écrites, nous en réduisons simplement la portée."). De externe communicatie had heel andere toon : ‘De hervorming werd voorgesteld als een middel om de diversiteit van onze studenten te bevorderen’ (Le Monde van 26 januari 2012). Dat werd meteen opgevat ‘als een aanval op de cultuur die de reproductie van de elite in de hand zou werken. Het is geïnspireerd op Bourdieu, zij het met een oversimplificatie die Bourdieu zelf ten stelligste zou hebben afgewezen’…’op het moment dat de Financial Times erkent dat onze handelshogescholen tot de besten van de wereld behoren, om de precieze reden dat de studenten in de ‘classes préparatoires’ een uitstekende algemene vorming krijgen, is het betreurenswaardig dat onze originaliteit wordt uitgehold’. Elders was het: ‘…Het is inderdaad niet normaal dat de beste instellingen vrijwel gesloten zijn voor de jongeren uit de banlieues. Maar men moet de jeugd, zijn intelligentie en zijn neiging om te leren niet minachten door ze op een afstand te houden van de cultuur en de humaniora, dat wil zeggen hen de toegang te verbieden tot de emanciperende rijkdom van de Europese gedachtenwereld (pensée européenne) ten gunste van een egoïstisch pragmatisme dat overal toepasbaar is (passe partout) en dat met vlotte praat wordt opgeleukt…’ (Ergens gelezen, weet niet meer waar). Zoals bij iedere selectieprocedure waar per definitie grote gaten in zitten, loopt men het risico dat de remedie erger is dan de kwaal. Als 50% van de beslissing afhankelijk is van mondelinge examens dan neemt de subjectieve willekeur (meer dan?) evenredig toe en gaat het uiterlijk meer dan neutraal meetellen. Met de getoonde voorkeur voor ‘sociale diversiteit’ weet men nu al wie de winnaars en verliezers zullen zijn. En het is de vraag of de ambitieuze middenklasse zo graag plaats maakt voor een nieuw soort publiek voor wie de criteria zijn versoepeld. Kiene ouders, met name uit de onderwijswereld, zullen zich snel bij de nieuwe regels aanpassen en ter hunner voordele ombuigen. Men denke met name aan de samenstelling van het schooldossier… Het rommelt behoorlijk.

—————————————————————————————————————-

Een opkomende ster bij de Parti Socialiste is de zeer charmante Aurélie Filippetti (1974), culturele woordvoerder (en toekomstige minister?), er gaat iets juichends van haar uit, en zij is bij uitzondering ook nog arbeiderskind, want de PS is al lang geen arbeiderspartij meer. Ze zegt: ‘Ik kom uit een communistische familie, waar we de emancipatie via de cultuur sterk aanvoelden. Er was geen politieke visie zonder een culturele onderbouwing. Cultuur betekent vechten tegen de ongelijkheden… de cultuur geeft een zin aan de samenleving. Wat mij gered heeft is de litteratuur. Ik had een formidabele lerares Frans die ons van alles heeft laten ontdekken. Zij is het geweest die ons, kinderen van Pools, Maghrebijnse, Italiaanse immigranten, heeft aangemoedigd George Perec te lezen. Toen ik naar het lycée in Metz ging [dus 15 jaar oud] heeft ze mij de Pléiade gegeven van Marguerite Yourcenar. Het was alsof ze mij de vlam overbracht. Ik heb er een boodschap in gezien: Studeren betekent niet alleen een baan hebben en geld verdienen, maar het is ook een intellectuele emancipatie die maakt dat je anders tegen de wereld aankijkt’ (Le Monde 22 december 2011). Zoiets lees je nooit in Nederland en geeft ook aan dat de breuklijnen niet altijd lopen waar je ze zou verwachten. Extreem links, zoals eerder opgemerkt (Marcus Bakker over de Gymnasia! Blog 48 en 59), kijkt anders tegen de cultuur aan – iets waar je je best voor moet doen, dan de sociaal democraten – er recht op hebben, liefst populair en gratis en niet selectief, zo niet, weg ermee, althans niet behouden met mijn centen. Nou ja, het is een beetje overdreven. In Frankrijk vallen litteratuur, geschiedenis en cultuur deels samen, het is de intellectuele dimensie van het land, iets waar ze terecht aan gehecht zijn. Men ziet het ook aan de aangehechte litteratuur lijst voor 17-jarigen, waar die trits in samenkomt. Ze voelen instinctief aan dat wat bij Sciences Po aan de hand is minder te maken heeft met gelijke kansen, gerechtigheid e.d. en meer met idee dat je als individu je je met een leuke ‘thatch’ moet kunnen verkopen. ‘Het examen van de ‘culture générale’ is een dissertatie die voornamelijk gebaseerd is op de filosofie, school van reflectie en openheid van geest, die van wezenlijk belang is om de principes van al onze wetenschappen te doorgronden, vooral de politieke, menselijke en sociale disciplines. Op zichzelf is deze test niet sociaal discriminerend. Het tegendeel is waar, want het onthult de ware intellectuele persoonlijkheid. En het is niet goed voor een democratie als we het nadenken overlaten aan organisaties in plaats van te luisteren naar de deelnemers. Sciences Po zou in dit verband de toon aan moeten geven’. (Nathalie Bulle in Libération, dec 2011). In plaats de proef op de som te nemen dat een kandidaat in staat is een algemene stelling door te denken met een paar referenties en een paar goede ideeën, geeft men zich over aan een rollenspel waar de kandidaat zijn CV opklopt met zijn sportiviteit, zijn grootmoedigheid, zijn belezenheid, zijn altruïsme, waar niemand de dupe van is. Ook hier gaat het om onderwerping aan een conformiteit. De noodzakelijke verankering met het verleden kan men illustreren met een citaat van Cicero: ‘De mens die niet wil weten wat er voor zijn geboorte gebeurd is, blijft altijd een kind’ **. Het is een prachtige beschouwing waard.

—————————————————————————————————————

Men herinnere zich de opmerking van President Sarkozy die het absurd vond dat ‘ het lezen van ‘La Princesse de Clèves’ noodzakelijk is om mee te doen aan een ‘concours’ om ambtenaar te worden’ (2006, sindsdien meervoudig herhaald). Ik ga er niet op in waarom dat uit de mond van een President niet alleen misplaatst, maar ook echt fout was. Het accentueerde de bling-bling kant van een intelligente proleet, voor wie ‘history bunk’ lijkt te zijn. Het heeft een veenbrand veroorzaakt die nog niet gedoofd is, getuige een nieuwe zeer gevoelige film ‘Nous, Princesses de Clèves’ waar de universaliteit van de Franse cultuur ook in de banlieue iets zeer positiefs loswoelt, en dat terwijl het echt haramboek is. Met die oprecht gemeende opmerking heeft de President zich heel wat ‘notes éliminatoires’ op de hals gehaald die hij over 2 maanden zeer zal bezuren. De Heer Descoigns, zij het links angehaucht, bevindt zich in zijn kielzog. Ze representeren een stroming die onder de mom van pragmatische modernisering veel aan afbraak doet. Het pleit voor Frankrijk dat daar een grondige discussie over gevoerd wordt die de ‘problem solving’ transcendeert. En er wordt ook niet meteen gekeken naar wat men in Amerika in zo’n situatie gedaan zou hebben… )*

Het examen van 2011 ging over een hoofdstuk uit ‘l’Esprit des Lois’ van Montesquieu uit 1748 (= de deugd van de handel als factor van beschaving en begrip van andere culturen). In dat boek verheft Montesquie de ‘koning’ van Bantam tot voorbeeld van wege de kosmopolitische allure van de specerijenhandel aan het einde van de XVIe eeuw waar Portugezen, Gujarati, Engelsen, Nederlanders, Arabieren, Chinezen, Persen enz. aan deel namen. Het boek is geïnspireerd op de Franse vertaling van het approximatieve relaas van ‘Tweede Schipvaart’ naar het Verre Oosten (1598) onder Jacob van Neck. Cornelis de Houtman ondanks de ontberingen van de Eerste Schipvaart (1595) ging weer op stap met de Veersche Compagnie (1599) en sneuvelde in Atjeh. Zijn broer werd daar 2 jaar gegijzeld en hij heeft toen van de gelegenheid gebruik gemaakt het eerste woordenboek op te stellen. De sultan van Bantam deed aan graaierigheid niet voor de Europeanen onder. En was bovendien buitengewoon bloederig.

CORRECTIE 4 MAART 2012. FOUTE INTERPRETATTIE VAN ‘VOORBEELD’. DE ‘KONING’ VAN BANTAM IN HET ZEER VOLUMINEUZE EXPOSE (1628 BLDZ) VAN L’ESPRIT DES LOIS’ WORDT GECITEERD ALS ‘L’ARCHETYPE D’UN ETAT OU IL N’Y A POINT DES LOIS FONDAMENTALES’. EEN VOORBEELD ZOALS HET JUIST NIET MOET. Hier geanalyseerd: www.congresafsp2009.fr/sectionsthematiques/st50/st50bertrand.doc BLDZ 2 TOT 6

)** Nescire autem quid ante quam natus sis acciderit, id est semper esse puerum. Quid enim est actas hominis, nisi ea memoria rerum veterum cum superiorum actate contexitur? "Niet weten wat er voor je geboorte is gebeurd is altijd een kind blijven. Want wat is een mensenleven waard tenzij het met het leven van onze voorouders wordt verweven door de annalen van de geschiedenis?" (Cicero, Orator XXXIV.120)

7 Reacties

  1. re 71
    Die mag er weer zijn, waarde Wilmont.
    Vooral de eerste alinea is een daalder waard.

    Willem Smit

  2. Leren Nederlandse scholieren over Houtman?
    En dan nog wel via Montesquieu?
    De Nederlandse scholier leert vooral dat die koloniale Hollanders ‘niet deugden’, deden aan ‘uitbuiting’ en ‘gingen over lijken vanwille het kapitaal.’
    Driemaal raden op welke gedachtengoed de vaderlandse geschiedenis heden ten dage is geschoeid.

    • Ja echt, Montesquieu
      ‘Défense de l’Esprit des Loix’ werd in 1748 in Genève gepubliceerd, zijn ‘opus magnum’ waar hij 20 jaar aan gewerkt heeft, is mede geïnspireerd op talloze reisverhalen die in zijn tijd circuleerden, ook heel wat van Nederlandse origine.

      Wat U ‘gedachtengoed’ noemt is in wezen een eufemisme voor onwetendheid en vooringenomenheid.

      Laat het om U heen weten dat de Nederlandse geschiedenis niet zo onbeduidend was. Ja, zelfs Montesquie heeft er intens naar gekeken.

      • Rechtzetting
        Montesquieu’s verwijzing naar de ‘Tweede Schipvaart’ is uiterst marginaal en bovendien verkeerd. Hier vindt U de zeer erudiete analyse van de Heer Romain Bertrand: www.congresafsp2009.fr/sectionsthematiques/st50/st50bertrand.doc (bldz 2 tot 6). Mijn eigen commentaar in de voetnoot was ook overhaast, inmiddels gecorrigeerd.

        De Heer Bertrand heeft onlangs een prachtboek gepubliceerd: L’Histoire à Parts égales’ (653 bldz, de helft noten) over de ontmoeting van de Europeanen en de Maleisische wereld, waarbij hij veel locale bronnen heeft geraadpleegd. Niet Euro-centrisch zoals de titel dat al zegt. Hij duikt diep in de sociale verhoudingen. Jammer dat het een niet-Nederlander is die zo enorm veel van Nederlandse bronnen gebruik maakt die iets goeds schrijft, en grotendeels objectief, en die niet modieus voor zich zelf een ‘moral high ground’ opeist.

        Hier is nog een mooi citaat over de ‘Roy de Banten’: le roi faisait journellement couper nez, crever jeux, châtrer, couper pieds, poigns et oreilles et autres mutilations, qu’il fait souvent exécuter pour peu de choses’. (Memoires d’un Voyage aux Indes Orientales 1619-1622/ Augustin de Beaulieu)

        • edele wilden
          Is niet de standaardvisie dat deze landen werden bevolkt door edele wilden die daarna vooral werden bedorven door b.v. wrede koloniale Hollanders?
          Als zo’n beeld vrij algemeen is, moet het modernere onderwijs daar aan hebben bijgedragen.
          In mijn lagere-school-tijd (zestiger jaren) was er van zo’n beeld nog geen sprake.

          • modern onderwijs
            Geschiedenis is een eindeloze herhaling. Over de hele wereld zijn beulen en slachtoffers over een langere periode vaak uitwisselbaar. Men wil niet zien dat bijv. de beruchte hongitochten vanaf 1625 om een prijsopdrijvend notenmuskaat monopolie te vestigen waren afgekeken van de Sultan Iskandar Muda (1607-1636) van Atjeh, die in zijn regio een pepermonopolie ten eigen bate wilde vestigen en die vanaf 1618 met de grootschalige ‘extirpatie’ van de peperaanplant eindeloos veel (bloedige) ellende over zijn eigen volk gebracht heeft dat het toch al niet zo ruim had. Dit soort dingen heeft de Heer Romain Bertrand netjes op een rijtje gezet. Knevelaars zaten vaak daar waar men ze in NL niet wil zien, vooral bij de inheemsen niet. Maar kijkt U eens naar ons eigen Europa: de moord en doodslag van Maagdenburg moest nog plaats vinden, mei 1631. Van de 30.000 inwoners overleefden 5.000. Voor de Katholieken was dat een ‘manifestation de la colère divine’. Moeten ze daar nu pardon voor vragen? Wat mij nog meer ergert dan de zelfvoldane veroordeling achteraf (logisch gevolg van kennisgebrek en dus van vooringenomenheid) is de toon die ik in een geschiedenisboek (dus inderdaad modern onderwijs) ben tegengekomen: We hadden er nooit aan moeten beginnen. Zo herschrijf je niet alleen de geschiedenis, maar je wilt er ook niet meer aan meedoen. Hebben we dat niet o.a. aan de Heer Mak te danken? Merci Monsieur!

Reacties zijn gesloten.