De ton die viel in duigen

De ton die viel in duigen

Het woord ‘hoogopgeleiden’ vind ik langzamerhand knap irritant worden. Zoals het gebruikt wordt in advertenties van relatiebureaus en door schrijvers en schrijfsters van artikelen en ingezonden stukken – ‘wij hoogopgeleide vrouwen’- geeft het blijk van arrogantie en zelfingenomenheid. En op grond waarvan dan? Is men door het volgen van een h.bo. of universitaire opleiding ineens zo bijzonder? Is hoogopgeleid hetzelfde als breed ontwikkeld, erudiet of geleerd? We weten ondertussen dat dergelijke pretenties dikwijls volkomen misplaatst zijn: ‘the bubble has burst’!
Eigenlijk is al tientallen jaren bekend dat de ongecontroleerde groei van het onderwijs niet zonder gevolgen kon blijven. Het werd veel te gemakkelijk voorgesteld: meer onderwijs, meer van hetzelfde, iedereen langer naar school, naar het ‘hoger’ onderwijs, dan volgt de beloning vanzelf. Het doet een beetje denken aan de leuze indertijd van Jacobse en van Es: ‘Geen gezeik, iedereen rijk’!
Inderdaad, nu is Leiden in last. Wat moet er gedaan worden om tot een gezondere situatie te geraken? In de eerste plaats moeten we vaststellen dat de term ‘hoger opgeleid’ tegenwoordig vooral een leeftijdscriterium is, met de betekenis ‘langduriger’ opgeleid. Het hoeft dus niet te betekenen beter opgeleid of met meer intellectuele diepgang, nee, het betekent vaak gewoon ‘langer naar school gaan’.
Als men dat wil, en er wordt voor betaald, hetzij door de gemeenschap of door de individuele onderwijsconsument, waarom niet? Moet er, zoals nu wordt geopperd, een groot bureaucratisch apparaat worden ontwikkeld om het hoger onderwijs grondig te gaan controleren en inspecteren? Het zou kunnen, het is een typisch Nederlandse oplossing die weer heel wat banen kan opleveren. Men kan ook, en daar zou ik voor zijn, op de Amerikaanse manier de markt laten bepalen wat een opleiding waard is. Er is keus genoeg. Er zijn harde en moeilijke opleidingen, vaak ook erg duur, waarvoor heel intensief gestudeerd moet worden en die zeer waardevolle diploma’s opleveren .
Maar wie als jongvolwassene een aantal jaren , onder gelijkgezinden, een heel plezierige tijd wil hebben (‘rumspringa’, zeggen de Amish people) , kan een college of universiteit zoeken die bij hem past. Op de arbeidsmarkt zal dan wel blijken wat het behaalde diploma waard is.
En men moet natuurlijk niet doen alsof zo’n dertig of veertig procent van de bevolking – de ‘hoogopgeleiden’- tot een intellectuele elite behoort.

Cornelis Verhage