IQ: ‘Het verschil tussen de tests kan oplopen tot ruim 10 punten’

 
In De Psycholoog van april staat een artikel over de onbetrouwbaarheid van de IQ-meting.

  • DE ONBETROUWBAARHEID VAN DE IQ-METING Het gemeten IQ speelt een belangrijke rol in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg. Mensen worden ingedeeld in categorieën al naar gelang hun intellectuele capaciteiten en komen op basis van het gemeten IQ in verschillende (psychiatrische) zorgcircuits terecht. Door de actuele bezuinigingswoede van de overheid zijn alle extra voorzieningen voor mensen met een IQ>71 geschrapt. Onderzoek van Britta van Toorn en Cobi Bon onderstreept hoe onterecht een dergelijke maatregel is en toont aan dat het IQ niet betrouwbaar te meten is met de gangbare intelligentietests. ”
  • “Uit een eerder onderzoek van Tellegen (2006) bleek dat het verschil tussen twee intelligentietests voor jongeren — de WISC-R en de RAKIT — bij 1/3 van de gevallen 0 tot 4 punten was, bij 1/3 was het verschil 5 tot 9 punten en in 1/3 van de gevallen was het verschil in IQ-scores 10 punten of meer. Hij spreekt de verwachting uit ‘dat bij het geven van scores bij de WAIS en de KAIT en waarschijnlijk ook de GIT, verschillen van tien punten of meer helemaal niet ongebruikelijk zijn’. Tellegen concludeert dat één IQ niet bestaat, want dan zou je eigenlijk elke keer min of meer dezelfde uitkomst moeten krijgen. ‘Dit betekent ook dat het huidig gebruik van classificatiesystemen en indicatiestellingen — die gebaseerd zijn op de waan dat mensen één IQ hebben, en dat je op grond daarvan beslissingen zou kunnen nemen — niet deugt.’ ”
  • Britta van Toorn en Cobi Bon (2011). De onbetrouwbaarheid van de IQ-meting. Consequenties voor de praktijk. De Psycholoog, Maandblad Nederlands Instituut van Psychologen, 46, 44-49. [geen vrije online versie]
    Peter Tellegen (2006). Individual adult intelligence tests, comparison of the WAIS-III, GIT-2, and KAIT. Symposium Intelligent Testing in het bijzonder met de KAIT en de K-SNAP. Amsterdam. Powerpoint-presentatie

Van Toorn en Bon hebben een onderzoek gedaan op een forensische groep volwassenen, er zijn dramatische verschillen tussen IQ-scores voor dezelfde persoon, maar op verschillende tests. De gevolgen kunnen voor de betrokken buitengewoon ingrijpend zijn.
Terug naar het onderwijs: er zijn tal van situaties waarin IQ-scores een rol spelen. Het is goed om te weten dat het ene IQ niet het andere is (de ene test, of een andere.
Bedenk altijd ook dat intelligentie op de typische intelligentietest een beperkt aspect van de de persoonlijkheid is, niet alleen bepalend voor waar leerlingen in schoolse situaties toe in staat zijn, en voor jongeren niet echt een heel stabiel persoonlijkheidskenmerk is.

In hetzelfde nummer van De Psycholoog een artikel over uitval op hoog niveau: promotieonderzoek in maatschappij- en gedragswetenschappen. De uitval is ongeveer 20%, en dat kost de betreffende instellingen een vermogen aan gederfde inkomsten Jazeker: hier is sprake van een perverse prikkel, maar op dat aspect gaan de auteurs niet in; een promovendus die de promotie binnen handbereik heeft, maar alsnog afhaakt, levert de faculteit € 90.000 gederfd inkomen op. Heeft een treurige afloop van een promotieonderzoek te maken met een gebrek aan intellectuele vaardigheden van de promovendi (bruggetje met het eerdere onderwerp)? Nee, althans niet volgens de geraadpleegde dossiers. Persoonlijke omstandigheden (zoals accepteren van een andere baan) maken het de promovendus onmogelijk om het onderzoek af te ronden.

  • Rens van de Schoot, Hans Sonneveld en Ditte Lockhorst (201). Het lot van promotieprojecten. Rendement van MAWG/NWO-subsidies. De Psycholoog, Maandblad Nederlands Instituut van Psychologen, 46,10-18. [geen vrije online versie]

7 Reacties

  1. kersje
    Volgende week moet mijn zoon (2 VMBO speciaal onderwijs) CITO toetsen afleggen (Nederlands, lezen en taalverzorging). Dit in het kader van het ontwikkelen en impleteren van taalbeleid op school. Oké, niks mis mee. Toen ik even op de site van CITO wilde nagaan wat dit precies inhield zag ik ook het volgende: “Intelligentietest Nieuw! In de loop van schooljaar 2010/2011 brengt Cito een Intelligentietest uit voor leerlingen van 11 tot en met 15 jaar. Met deze test krijgt u eenvoudig een algemeen beeld van de intelligentie van uw leerlingen. Zodra u de Intelligentietest voor het voortgezet onderwijs kunt bestellen vindt u daarover informatie op deze site.” Ik krijg hier de creeps van. Wat moeten scholen hier nu mee? Weer een gegeven aan de hand waarvan de leerling al te gemakkelijk in een vakje gestopt kan worden. Ik heb er geen aanwijzingen voor, maar als de school van mijn zoon hiermee begint maak ik bezwaar.

  2. Met het fenomeen IQ-test is
    Met het fenomeen IQ-test is natuurlijk weinig mis, het probleem is dat zoveel mensen te dom zijn om te begrijpen wat een IQ-score inhoudt. Psychologen moeten m.i. niet pretenderen met een IQ-test iemands intelligentie vast te stellen, met een IQ-test kan je enkel vaststellen hoe goed of slecht iemand presenteert op een serie of series van exact dat type oefeningen in vergelijking met zijn peers. Dit kan erg misleidend zijn, bijvoorbeeld wanneer je de score van een kind wat jaren ontwikkelingsachterstand heeft vergelijkt met die van leeftijdsgenoten.
    Natuurlijk geeft zo’n IQ-score wel een indicatie van wat voor onderwijsniveau iemand op dat moment aankan. Ofdat dat vijf jaar later nog hetzelfde is wanneer op 12-jarige leeftijd het IQ wordt getest is maar zeer de vraag.

    • “zeer de vraag” = “vraag onbeantwoordbaar”?
      Bart,
      N.a.v. jouw bijdrage aan de dicussie zou ik graag 4 dingen willen weten.
      We gaan uit van een scholier die op 12-jarig leeftijd een IQ-test doet net als resultaat een IQ = η.
      vraag 1: hoe goed is de indicatie dat hij op dat moment onderwijs van een bepaalde moeilijkheidsgraad aankan?
      vraag 2: hoe goed kan die IQ-bepaling voorspellen dat hij 5 jaar later een bepaalde moeilijkheidsgraad aankan?
      vraag 3: 5 jaar later wordt (leerling is 17 jaar) het IQ van de leerling opnieuw bepaald. Hoe goed zijn beide IQ-bepalingen met elkaar in overeenstemming?
      vraag 4: Onderstel dat de uitkomst van de tweede IQ-bepaling is θ. Is θ een even goede voorspeller van de haalbare onderwijsniveau’s als η?
      Seger Weehuizen

      • Eerst en vooral moet ik
        Eerst en vooral moet ik zeggen dat ik een geïnteresseerde leek ben die hier het een en ander over heeft gelezen en zelf twee verschillende soorten officiële IQ-testen heeft afgelegd met een tussenperiode van 3 jaar en meer dan 30 punten verschil. Ik twijfel er niet aan dat Ben hier als ´testpsycholoog` nog wel wat interessants aan kan toevoegen. Hij mag mij ook rustig corrigeren.

        1. en 4. Het IQ is een middel om in te schatten wat iemands intelligentie is (het is een bepaling, geen exacte meting), met hoe meer verschillende soorten testvragen je het IQ bepaalt hoe nauwkeuriger je kan inschatten wat iemands intelligentie is. De IQ’s voor verschillende soorten intelligentie kunnen sterk verschillen (dysharmonische intelligentie): zo is het bijv. mogelijk dat iemand zeer goed patronen (progressieve matrices) ziet maar een zeer slecht ruimtelijk inzicht heeft en vice versa.
        Ik denk dat het vooral belangrijk is dat het IQ niet als absolute maat wordt gezien, zoals bijvoorbeeld de temperatuur of de stroomsterkte is.
        Wanneer je een IQ-score gebruikt, bijvoorbeeld voor een selectie, dan moet je ook weten wat de testonderdelen waren, wat de relevantie hiervan is voor het doeleinde en wat eventuele bijzondere omstandigheden zijn.

        2. en 3.
        Ik weet niet in welke mate de IQ’s bij de meeste kinderen overeenkomen op die twee verschillende leeftijden. Ik weet wel dat verschillende kinderen zich in een verschillend tempo ontwikkelen en dat de prestaties op die IQ-testen worden vergeleken met leeftijdsgenoten. Als een kind op het cognitieve vlak wat achterloopt of voorloopt op leeftijdsgenoten dan is het niet noodzakelijk zo dat dat vijf jaar later nog in dezelfde mate is. Ik denk met name aan bijv. kinderen die autisme hebben (kan niet gediagnosticeerd zijn!) maar ik vermoed dat dit voor andere kinderen ook in mindere mate kan gelden. Ik ben benieuwd ofdat Ben hier iets interessantst over kan zeggen.

  3. alleen maar toelatingsselectie?
    Ongedateerd bericht uit de
    Haagsche Courant (red)

    Vijfjarig gymnasium voor bollebozen

    AMSTERDAM

    Bollebozen kunnen met ingang van komend schooljaar ‘aan het Amstellyceum in Amsterdam beginnen met een vijfjarig gymnasium. De school heeft dit be­sloten om zeer goede leerlingen de kans te bieden zich in hun eigen tempo te ontwikkelen en zich te kunnen onderscheiden van de door­snee vwo’er. De opleiding duurt normaal zes jaar. De leerlingen zullen de basisvorming in twee in plaats van drie jaar afronden. In de driejarige bovenbouw staan exacte vakken centraal. Er wordt extra aan­dacht besteed aan belangrijke ontwikkelingen in de wetenschap en het bedrijfsleven.
    ANP

    Mogelijk heeft het Amstellyceum de moeilijkheidsgraad van de leerstof constant proberen te houden zodat er geen constante selectie zou ontstaan. De onderbouw was door de basisvorming uitgehold en veeel gemakkelijker dan de bovenbouw. “Elk leerjaar even moeilijk” zal niet gemakkelijker te verwezenlijken zijn omdat (misschien niet je IQ maar wel) je intelligentie na je twaalfde nog groeit

    Seger Weehuizen

    • Opgeheven
      Het bericht over het ‘vijfjarig gymnasium’ aan het Amstellyceum stond ook in de Volkskrant van 24 februari 2003 (een erg oud bericht dus). De huidige schoolgids van het Amstellyceum maakt er geen melding van. We staat in de schoolgids:

      De huidige vwo-bovenbouw wordt afgebouwd,

      en

      Volgend jaar (2011-2012) starten we met een tweejarige brugperiode voor alle leerlingen,

      en ook nog

      In klas 3 worden zeer goede leerlingen voorbereid op een eventuele overstap naar 4 VWO op het MCO of MLA.

      Het Amstellyceum heeft dus feitelijk een middenschool ingevoerd.

      Zwabberbeleid.

Reacties zijn gesloten.