50 cent

50 cent

Het is weer symposium- en conferentietijd. Wanneer de merels onrustig op de grond scharrelen, heen en weer vliegen met takjes, pluisjes of blaadjes in de bek, de bouwstenen voor het nieuwe nest, maakt netwerkend onderwijs zich op om in de eerstkomende twee maanden van symposium naar conferentie te slenteren. Ook ik heb zo mijn vaste stekkies per jaar. Het zijn er maar twee, eentje in april en eentje eind mei. Vaste stekkies omdat ik weet dat ik daar een paar oude vrienden, collega’s mag ontmoeten. Wij komen er dan ook niet voor de sprekers, die kakelen toch elk jaar hetzelfde riedeltje, wij zijn daar meer voor de ‘afterparty’ zal ik maar zeggen. Nog even nazitten en de laatste nieuwtjes doornemen of herinneringen ophalen over de goeie ouwe tijd van vóór het CGO, natuurlijk leren, electronische leeromgevingen, legers zelfbenoemde onderwijskundigen, team managers, POP,PAP, 360 graden feedback, zelfevaluatieformulieren en andere onderwijsondermijnende nieuwlichterijen.

Het was nog de tijd dat een diploma nog enige waarde had. Diploma-uitreikingen op de Mavo waren voor de geslaagde leerling en zijn of haar ouders een happening, een feestelijke afsluiting van vier jaar wel en wee van leerling, leraar en school. Tussen twee slokken afterpartykoffie mijmerde een oude vriend en collega: “Het was de tijd, dat je met 50 cent een leerling die het een ‘beetje moeilijk’ had toch weer op dat diplomapad kreeg.”
Alle vier keken we hem verbouwereerd aan en eerlijk waar ook bij mij ging even InHolland en de diplomafraude door het hoofd, alhoewel vijftig cent wel heel erg weinig is. Hij zag onze vragende ogen, glimlachte, zette zijn kopje op de tafel en vertelde.
“Ik was mentor van de vierde klas, de eindexamenklas. Dat weten jullie toch?” Wij knikten, dat wisten we.
“Nou, elk jaar was er wel een leerling of twee die het in dat vierde jaar op de heupen kreeg. Iets met hormonen, liefdesverdriet, wiet, uit de kast komen, geen zin meer in school, ook dat kennen jullie wel?” Wij knikten, dat kenden wij ook.
“Dus in het begin van het schooljaar hadden we een ouderavond waar ik als mentor uit de doeken deed wat er van hun oogappel zoal verwacht werd in dat eindexamenjaar. Vertelde over de School Onderzoeken, het Plan van toetsing en afsluiting, de buitenlandse reis, de snelheid waarmee het schooljaar voorbij zou vliegen, enfin jullie kennen dat wel?” Wij knikten instemmend.
“ En ook vertelde ik dat er meestal wel een paar leerlingen waren die tijdens die laatste snelle ren naar het diploma de weg een beetje kwijt raakten. Maar altijd voegde ik daar aan toe dat ik, in mijn functie als mentor, mijn uiterste best zou doen om samen met de collega’s de leerling, hun kind, naar de eindstreep te brengen. En dat het soms niet lukte. Soms waren er te veel hormonen, of te veel wiet, of te veel liefdesverdriet of andere pietluttige obstakels die op die leeftijd zulke onoplosbare en wezenlijk ernstige problemen zijn die de leerling noopten te stoppen met school om het zieleheil te zoeken in leegheid.” Hij nam een slokje van zijn lauw geworden koffie.
“Ouders begrepen dat, die zijn ook jong geweest en ik wachtte dan op de vraag hoe wij ‘daar mee omgingen’, met ‘dat soort gevallen’. En dan vertelde ik die ouders over de 50 cent.” Hier stopte hij, nam zijn kopje van de tafel en roerde een beetje met het lepeltje in het bijna lege kopje. Met gevoel voor drama bekeek hij ons één voor één tot iemand van ons zei: “50 cent”.
Op zijn beurt knikte hij instemmend. Stopte met roeren, keek even in het kopje, zette het weer neer en vertelde. “ Deed ik op school ook, even in het kopje roeren, kijken, kopje neerzetten, is een trucje om de aandacht te krijgen.” Hij grijnsde.
“Daarna zei ik tegen de ouders, en ik richtte mij tot de moeders, want die begrijpen dat het best, dat ik er alles, maar dan ook alles zou aan doen dat het ‘oorkussen des duivels’ geen vat zou krijgen op hun oogappel, maar dat het soms niet lukte en dat ik hun dat duidelijk zou maken met een geldstukje van 50 cent, guldens nog. Dus als hun kind thuis kwam met 50 cent die ze van mij hadden gekregen dan wisten ze hoe laat het was.”
Hij wou weer zijn kopje opnemen maar een collega hield hem tegen. “Ga toch door man, wat is dat met die 50 cent” klonk het nu een beetje snibbig.
“Gewoon, 50 cent, die had je toch nodig om bij Appie Hein een boodschappenwagentje te scoren.”
Wij knikten, nu helemaal verward en ik begon een beetje te twijfelen aan de geestesvermogens van mijn goede vriend. Wat had zo een boodschappenwagentje te maken met leerlingen, hun einddiploma en dat ‘oorkussen des duivels’. Hij zag onze verwarring.
“Kijk, als een leerling het zo bont had gemaakt, of echt dreigde af te glijden en nadat ons hele arsenaal van straffen en belonen was uitgeput riep ik dat kind bij mij voor een gesprekje van man tot man of vrouw tot man. Daarin somde ik al zijn of haar deugden en ondeugden op, hoe het werkelijk zat met zijn of haar cijfers, hoeveel tijd er nog over was om er toch nog wat aan te doen, en dat het nu zijn of haar beurt was want dat wij alles hadden gedaan wat er mogelijk was. Hij of zij kreeg dan de opdracht om er nog maar eens goed over na te denken of het toch geen goed idee was om toch maar een diploma te halen, en dan gaf ik hem of haar 50 cent en vroeg om die 50 cent ’s avonds aan moeder te geven. Natuurlijk kwam dan altijd de vraag waar die 50 cent dan wel voor diende en dan zei ik dat het voor het boodschappenwagentje was en altijd keken ze mij dan aan zoals jullie hiernet keken.”
Hij lachte maar ging deze keer toch snel door met zijn verhaal. “Ik probeerde die leerling er van te doordringen dat een diploma, ook al was het maar van de mavo, een belangrijk diploma was. Het was het eerste in de rij van vele diploma’s en misschien wel van een bul, ergens in de verre toekomst. Al die diploma’s gaven uitzicht op een baan, hoe hoger het diploma, hoe beter betaald de baan zou zijn. Gevolg van dit alles, geen diploma geen baan en gedoemd om als uitkeringstrekker door het leven te moeten, en als dan echt alles tegen zat was er nog die 50 cent om bij Appie een boodschappenwagentje te scoren, daar kon hij of zij dan het hele hebben en houden inladen omdat dat wel zo gemakkelijk is bij het zwerven door de stad en het snuffelen in vuilnisbakken.”
Nu begrepen wij die 50 cent. We vonden het een goed verhaal en maakten ons niet druk of het wel pedagogisch verantwoord was, of de tere kinderziel niet al te geraakt was door de voorspiegeling van het zwerversbestaan we vroegen ons alleen maar af of het ook werkte. We hoefden de vraag niet eens te stellen.
“Werkte prima die 50 cent. Alle leerlingen altijd geslaagd, wel met een herexamen soms wel twee, maar toch liep het altijd goed. Waarschijnlijk omdat de ouders zich er ook beter mee begonnen te bemoeien, maar dat doet er niet toe, ze haalden hun diploma en dat was het uitgangspunt.”

Later die dag liep ik met mijn oude vriend en collega naar de uitgang. “Weet je,”zei hij “Een paar jaar geleden stond ik in de supermarkt, ik stond te twijfelen welke pot pindakaas ik aan zou schaffen toen ik op de schouder werd getikt en een bromstem mij toefluisterde “ik heb hier wat voor u”. Ik draai mij om en daar staat me toch een boom van een kerel, een kind van een jaartje of acht aan de ene kant naast hem en aan de andere kant een blonde jonge dame die me aankeek alsof ze me al jaren kende. Ik zeg dus “wat heb je voor mij jongeman?” Hij opent zijn hand en ik zie een geldstuk van 50 cent liggen. “Die heb ik jaren geleden van u gekregen, en nu ik u toch tegenkom dacht ik zo dat het tijd werd dat ik u eens terug betaalde, met rente want het zijn nu wel euro’s.” En toen pas zag ik wie het was. We zijn samen op een terras een kop koffie gaan drinken en hij vertelde dat hij zeker wel honderd keer aan zijn vrouw had gezegd dat hij zo hoopte mij ooit nog eens die 50 cent terug te kunnen betalen. Niet om die 50 cent maar om mij te kunnen vertellen dat hij een goede baan had, een fijn gezinnetje, en een universitaire titel en vooral dat hij elke keer aan mij moest denken als hij het schuifje met die 50 cent dichtklapte waardoor de ketting uit het slot van het boodschappenwagentje viel.

J.Jeronimoon

3 Reacties

  1. hoe doe je dat?
    Brok in de keel, prikkende ogen.
    Hoe doe je dat toch, Jeronimoon?
    Je weet een onderwijzershart diep te raken.

  2. En is dat toch
    al weer zo lang geleden? Ik kan me die munten van 50 cent niet eens meer voor de geest halen….. 🙂

Reacties zijn gesloten.