Selectie aan de poort: werkt dat?

De nrc van 22 februari bericht op de voorpagina dat selectie aan de poort [van het hoger onderwijs] werkt. Zo’n kop wekt geheid mijn belangstelling. Wat blijkt: de university colleges die extreem selecteren boeken goede studieresultaten. Dat hale je de koekoek, het zou eens anders moeten zijn! Dat bewijst natuurlijk geen ene moer over de ‘werking’ van selectie. De redacteur van dienst, Bart Funnekotter, heeft wat rondgebeld, en dan blijkt dat op veel plaatsen in Nederland al lang het besef is doorgedrongen dat selectie aan de poort geen Haarlemmer olie is voor betere rendementen, zeker niet voor wie een bredere blik op het onderwijs heeft dan alleen het belang van de selecterende opleiding.

Als het huidige kabinet de verkiezingen voor de Provinciale Staten overleeft, kunnen we met selectie aan de poort nog de nodige ongein meemaken: bij die instellingen waar de Behörde heilig geloven in de heilzame werking van selectie. Ik vind het verbazingwekkend dat het proza van de commissie-Veerman over de heilzame werking van meer selectie vrijwel geen publieke discussie heeft uitgelokt, en dat het Kabinet zich in het regeeraccoord er ongeclausuleerd aan committeert. Voor wie het rapport leest is het ook wel onduidelijk wat de commissie wil, ik geef dat direct toe. Immers, het doel van de commissie lijkt te zijn om studenten eerder op de juiste plaats in het HO te hebben dan nu het geval is – de plannen van Halbe Zijlstra om instellingen de vrijheid te geven om te gaan selecteren zijn regelrecht in strijd met het advies van de commissie-Veerman! Tegelijk hemelt de commissie de positieve effecten van selectie aan de poort op. Die twee gaan niet goed samen. Let eens op het volgende: bij selectie aan de poort is de kandidaat het passieve voorwerp van de arrogantie van de selecterende instelling. Kan dat bijdragen aan het sneller maken van betere keuzen door diezelfde kandidaten? Dat werkt toch perfect tegen elkaar in. Aan het eind van de dag is het resultaat van meer selectie aan de poort dat er minder studenten in het HO zijn, tegen de bedoeling van de commissie in; of dat kandidaten zijn rondgepompt van de selectie voor de ene opleiding naar de andere, wat bepaald niet bijdraagt aan de autonome goede keuze die de commissie diezelfde kandidaten graag zelf ziet maken.

Wie de berichten in de pers een beetje volgt, stukken zoals in de nrc van 22 februari, ziet telkens terugkeren dat er in het hoger onderwijs verschillend wordt gedacht over die selectie aan de poort: er zijn er die daar heilig in geloven — want ze hebben dat met eigen ogen gezien — en er is een ongeveer even belangrijke groep die goede redenen heeft om ernstig te twijfelen aan de heilzame werking van meer selectie aan de poort dan we nu toch al hebben bij opleidingen die het wettelijk is toegestaan om te selecteren, en opleidingen met een numerus fixus. De koppensneller van de nrc heeft dat nog niet in de smiezen, die drukt in de kop op de voorpagina het heilig geloof van de voorstanders van meer selectie uit, ook al levert Bart Funnekotter er geen snipper empirische evidentie voor.

Ik rond af met een grappige misvatting van de commissie-Veerman: dat het blote feit dat je via een selectie bent toegelaten tot een opleiding, extra motivatie voor die studie oplevert. Misschien is er een hoog gehalte aan oud Corpsleden in deze commissie geweest, die ervan overtuigd zijn dat initiatieriten de clubgeest bevorderen. Het is natuurlijke flagrante nonsens wat de commissie hier, bij herhaling en met nadruk, beweert. Voor zover er empirische evidentie is over motiverende effecten rond selectieprocedures, wijst dat juist op het omgekeerde: eenmaal door de strenge selectie heen, kun je op deze louweren rusten. Dat is het patroon dat is te zien bij fameuze instellingen zoals Harvard University en Tokyo University, om maar eens twee buitenplaatsen te noemen. Daar geldt inderdaad dat selectie aan de poort werkt: geselecteerd zijn betekent dat je kostje al gekocht is, terwijl je nog aan de studie zelf moet beginnen. Dat kostje is vaak duur betaald: vanaf je geboorte zwoegen en onder druk staan; dat wil ik niet kleineren, maar dit zijn wel verlies-verlies-situaties voor alle betrokkenen, individuen en de samenleving in zijn geheel.

Ben Wilbrink

21 Reacties

  1. Selectie
    Beste Ben,

    Je gaat niet in op de basis waarop geselecteerd kan worden. We selecteren namelijk al aan de poort: om naar een universiteit te kunnen moet je een VWO diploma hebben, een HBO propedeuse of diploma hebben of geslaagd zijn voor een colloquium doctum. Is dat ook maar niks in jouw opinie? Gezien de enorme toename van het aantal HAVO en VWO gediplomeerden is er best wat voor te zeggen dat universiteiten aan de poort gaan selecteren: dat is nodig om aan de ‘oude’ populatie onderwijs te blijven geven in plaats van de lat steeds maar lager te leggen. De overheid zal uit PR overwegingen er niet voor kiezen om het aantal VWO gediplomeerden te verlagen, dus dan blijft over: selectie aan de poort van de universiteit.

    • Eindexamens vormen de selectie. Prima
      @Mark

      In ons stelsel is de toelaatbaarheid van het HO geregeld met de eindexamens VO. Er wordt dus al stevig geselecteerd. Na dat eindexamen selecteren de kandidaten zichzelf uit naar opleidingen van heel verschillend karakter en vooral ook van sterk uiteenlopende zwaarte. Dit selectieproces verloopt redelijk goed. De keuzeproblematiek zit hem er niet in dat teveel kandidaten te zware opleidingen kiezen, maar gewoon in de moeilijkheid van de keuze zelf: 18-jarigen hebben meestal geen flauwe notie wat de studie wis- en natuurkunde inhoudt, econometrie, psychologie, rechten of communicatiewetenschappen, en komen daar pas in hun eerste jaar achter. Dit probleem verhelp je niet door selectie-aan-de-poort.

      Je stelt het niveau van kandidaten/opleidingen aan de orde. Dat is vooral een kwestie van kwaliteit van de betreffende opleidingen (ho) en scholen (vwo). Als alle betrokken partijen die kwaliteit in de loop van de laatste decennia uit de hand hebben laten lopen, moeten ze dáár hun herstelwerkzaamheden doen, in plaats van dit probleem af te dekken met de schaamlap van selectie aan de poort. Selectie is geen onderwijs.

      NB. De commissie-Veerman heeft geen pleidooi gehouden om via selectie aan de poort niveaus te gaan bewaken. De commissie wil studenten sneller op de juiste plek hebben, maar denkt ten onrechte dat dat kan door ze autoritair aan te pakken met selectie, hoe verleidelijk ook verpakt in wat wel adviserende gesprekken aan de poort wordt genoemd. Die aardige prof die zo’n gesprek voert, kent immers zelf die alternatieve studiemogelijkheden niet. Dat laatste ziet de wetgever altijd over het hoofd, te beginnen met het oude artikel 24bis, de ‘schriftelijke raad’, van 1982 of zo, ondertussen verworden tot het autoritaire ‘bindend studieadvies’ waarin het belang van de student niet meer is te onderkennen.

      • Ben, heb je de laatste jaren
        Ben, heb je de laatste jaren de lesprogramma’s en examens voor wiskunde B, natuurkunde, scheikunde en de talen vergeleken met die van eind jaren 90? Zelfs in die korte tijd is het niveau duidelijk fors gedaald voor zowel het VWO als het HAVO.
        Ik had in de jaren dat ik examen deed voor het HAVO en het VWO examens geoefend van eind jaren 80, toen al merkte ik dat de examens gemakkelijker waren geworden.
        Wanneer 1 op 4 examinandi in het middelbaar onderwijs (beteronderwijsnederland.net/node/7396) VWO-examen aflegt dan is het toch duidelijk dat het VWO-diploma geen garantie meer kan bieden dat je over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden beschikt om ook maar een kans te hebben om te slagen voor een universitaire studie die niet de lat verlaagt.
        Om nog maar te zwijgen over een HAVO-diploma en 1 jaar CGO-onderwijs aan een willekeurig HBO.
        Maar ja, extra studenten die slagen == extra geld dus…
        We kunnen erover discussiëren ofdat de universitaire studies, allen tezamen, moeten zijn afgestemd op de 10% of 15% beste leerlingen maar toch niet op de 25% beste leerlingen? Ik hoop dat we het daar over eens zijn, we spreken immers over het hoogste niveau wat onze leerlingen in eigen land kunnen volgen en we moeten de begaafde leerlingen toch ook goed onderwijs aanbieden, nietwaar?
        Ik durf te stellen dat de zwaardere universitaire studies, overwegend die waarvoor je veel wiskunde en fysica moet volgen, in principe afgestemd behoren te zijn op hooguit de slimste 5%-10% van de leerilngen, als je alle relevante studiestof wil doceren en examineren. Dan spreek ik nog maar over basisvakken, niet over het uitblinken in de moeilijkste vakken. Vraag het maar aan de anderen hier die een dergelijke studie hebben gevolgd ofdat zij het hiermee eens zijn.

      • Laat er geen misverstand
        Laat er geen misverstand over bestaan dat ik vind dat eerst en vooral het niveau van het middelbaar onderwijs moet worden verhoogd zodat een VWO-diploma wel weer voldoende niveau garandeert voor een goede universitaire studie. Ik zie dit echter niet snel gebeuren.
        We zouden in een andere draad eens moeten discussiëren over de oorzaken van de niveauinflatie, mijn theorie is dat naast de onderwijsvernieuwingen ook de demografische wijzigingen hier een belangrijke rol in hebben gespeeld: minder kinderen en scholen die niet willen krimpen => de hoogste niveaus die niet hoeven te krimpen aangezien die het populairst zijn.
        Zolang de middelbare scholen niet streven naar een hoog niveau, is het dan niet beter dat de universiteiten wat strenger selecteren?

        Een heel ander punt van discussie wat naar mijn mening momenteel veel te weinig aan bod komt: hoe moeten we selecteren?
        Ik zie nu al de eerste tekenen dat onze universiteiten dit op een amateuristische wijze gaan doen: selectie met interviews, op basis van behaalde cijfers en evt. op basis van ervaring.
        Dat zet volgens mij weinig zoden aan de dijk. Ik ben voorstander van een selectie d.m.v. een toelatingsexamen: Nederlands, Engels en afhankelijk van de gewenste studie selectie op wiskunde B, wiskunde D, natuurkunde, scheikunde, biologie, andere vreemde talen, aardrijkskunde en geschiedenis.
        Maak een toelatingsexamen wat je basis in al deze vakken toetst, wat meer stof mag toetsen dan wat onderdeel is van het curiculum (zelfstudiemodules) en wat die stof op een andere manier mag toetsen (abstracter).
        Een extra voordeel van zo’n toelatingsexamen is dat je elke leerling op vrijwel exact dezelfde wijze toetst.

  2. De selectie aan de poort…
    … is geen Haarlemmer olie voor een beter rendement. In Kennis in kaart 2008 (uit Education at a Glance, 2008) Figuur 65 die laat zien dat het rendement voor een selectieland als Finland niet afwijkt van Nederland.

    In Lessen van Finland het doel van het selectiemechanisme:

    • Die huidige generatie moet daar wel hard voor werken, want het Finse hoger onderwijs kent een selectiesysteem met toelatingsexamens.
      Voor de beste opleidingen is het aantal aanmeldingen vele malen hoger dan het aantal beschikbare plaatsen.

    Aannemend dat de knapste koppen de test doorstaan, dan lijkt binnen deze groep later toch nog van alles mist te gaan…
    Maar het doel (zo goed mogelijk inzetten van beschikbaar belastinggeld) heiligt de middelen.

    • relatie selectie en rendement
      @bonnie

      [img_assist|nid=7444|title=Kennis in kaart 2008 fig. 65|desc=rendementen HO|link=node|align=left|width=100|height=93]

      Een mooie vondst, Bonnie! Het probleem met statistieken zoals in deze figuur (klik op de thumbnail) is dat niet duidelijk is hoe ze zijn verkregen. Voor Nederland: is het hele HO de berekeningsbasis, of het WO, of gaat het om een gemiddelde van rendementen per studierichting bepaald? Dat levert andere rendementen op (ook in de wonderlijke berekening die de OECD hanteert). Want rendementen op het niveau van de afzonderlijke studierichting zijn altijd een stuk lager dan die voor het HO in zijn geheel, vanwege de omzwaaiers die uiteindelijk wel afstuderen. Voor Nederland ligt het uiteindelijke rendement, als percentage gediplomeerd van de eerste instroom HBO en/of WO, boven de 85%.

      • Je moet dan ook nog eens
        Je moet dan ook nog eens weten hoe het niveau van de opleidingen verschilt tussen de verschillende landen, wat de verschillen zijn in pedagogische keuzes (docentonafhankelijk vs. docentafhankelijk, handboeken vs. dictaten, aandeel van verschillende lesvormen (hc, wz, pr)), wat de verschillen zijn in examens (mondeling vs. schriftelijk, open vs. mk, soepel vs. streng) etc.
        Tejabodewes merkte terecht op dat we in Nederland met de outputfinanciering een perverse prikkel hebben om het slagingspercentage kunstmatig te verhogen zonder dat dit een betere prestatie reflecteert, zo interpreteer ik althans zijn verwijzing naar de Theoroute. In Vlaanderen hebben ze deze prikkel nu ook ingevoerd maar de effecten hiervan lijken beperkter te zijn buiten het wat minder zwaar maken van het studieprogramma, aan de Vlaamse universiteiten zijn de hoogleraren nog voor het leven benoemd en zijn ze bij wijze van spreken vorsten die kunnen doen en laten wat ze willen (dat heeft naast voordelen ook nadelen maar dat terzijde).

        Kortom, wat kunnen wij met dat figuurtje zonder hele lappen begeleidende tekst te lezen, als dat al volstaat.
        In een andere draad (beteronderwijsnederland.net/node/7299#comment-61059) heb ik een bron geplaatst waaruit blijkt dat het effect van selectie voor geneeskunde is dat het studierendement verhoogt: een groter percentage van de studenten slaagt en de studenten studeren sneller af. Laatst kon je in de kranten lezen dat die paar elitairdere universitaire opleidingen in Nederland een soortgelijke ervaring hebben.
        Een ander voordeel van selectie kan zijn dat de betere studenten vanaf het begin onder betere omstandigheden kunnen studeren (minder medestudenten, hoger niveau, hoger tempo). Een nadeel van selectie is dan weer dat je ook een deel van de kandidaten onterecht weigert. We moeten de voordelen afwegen tegen de nadelen en dit in het licht van het te lage niveau van het VWO, het HAVO en het HBO.

      • Rendement
        Natuurlijk zou het van belang zijn om cijfers te vergelijken tussen verschillende landen, als het gaat om het effect van selectie en de vraag of dit een beter rendement oplevert. Beide termen (selectie en rendement) zijn namelijk uiterst glibberig.

        Probleem is dat ‘selectie’ op een heleboel verschillende manieren gebeurt en dat deze vraag in het algemeen niet te beantwoorden is. Het maakt nogal wat uit of je selecteert op het gemiddelde eindexamencijfer, de (lastig te meten) motivatie, of een specifiek toelatingsexamen rond cognitieve vaardigheden.
        Er wordt echter helemaal roet in het eten gegooid bij het gedeelte ‘rendement’. Sinds er geen landelijke eindexamens meer zijn en sinds een opleidingsinstituut financieel gewin heeft bij zoveel mogelijk diploma’s, zegt een diploma niets over rendement.

        Door het competentiegebeuren is het makkelijk om velen aan een diploma te helpen. Diploma’s garanderen op geen enkele manier meer dat er een omschreven basispakket aan kennis en vaardigheden is opgedaan.

        Kortom: het hele cijfergebeuren, of het nou uit 2005 of uit 2010 is, zegt mij helemaal niets.

      • Rendement HBO en WO boven de 85%?
        Dan snap ik de hele heisa rond de langstudeerders niet meer. [7366]

        Juist deze groep moet je wel meetellen! De bruine blokjes in figuur 63 (CBS)
        Na 6 jaar studie heeft 60% een diploma van het WO-cohort 2000. Na 7 jaar wordt dat (3 jaar over tijd) 73%

        Dit zijn macrogetallen en natuurlijk verschilt dat per sector. (fig 67 e.v.)

        • rendement, heisa, niveau
          De Halbe-Zijlstra-heisa over langstudeerders is uitsluitend te begrijpen als bezuinigingsmaatregel. Dat heeft hij wat betreft de boete die instellingen zelf zouden moeten ophoesten, ook toegegeven: dit deel van de maatregel is nu van de baan, maar het ermee gemoeide bedrag is nu gewoon als regelrechte korting op de financiering van de instellingen ingeboekt.

          Bij die 73% komen nog wel enkele procenten extra. Ik vermoed dat je de overstappers van WO naar HBO er ook nog bij op moet tellen: de meesten daarvan halen gewoon hun HBO-diploma. Deze laatste groep zijn waarschijnlijk vooral de klassieke overstappers van bijvoorbeeld civiele techniek aan een TH naar dezelfde richting op HTS-niveau. Dit fenomeen is al eens eerder uitgelicht: in het eerste grootscheepse onderzoek naar studieuitval, aan de TH Delft in de vijftiger jaren. Maar wie weet dat nog?

          Rendementscijfers lenen zich overigenes uitstekend voor creatief boekhouden, zie
          hier, hoofdstuk 3.

          In de nrc van 24 februari, wetenschap p. 13: Ellie Smolenaars. Meer schoolwissel na Mammoetwet. Over een publicatie van Nicole Tieben in European Sociological Review, o.a. de kwestie van zogenaamd dalende niveaus rakend:

          Opvallend is dat het aandeel leerlingen op vwo-niveau zeventig jaar lang vrijwel gelijk is gebleven. In de jaren negentig gaat nog steeds 16 procent van de scholieren naar het VWO, evenveel als het gemiddeld percentage hbs’ers, vwo’ers en gymnasiasten over de hele periode 1927-1998.

          Klachten over het niveau van het WO, voorzover al terecht, kunnen dus alleen betrekking hebben op de kwaliteit van het onderwijs, want het is nog steeds dezelfde topgroep van de leerlingpopulatie die naar het WO doorstroomt of kan stromen.

          Tieben, ook: hier

          • schoolloopbanen: Nicole Tieben
            De eerdere verwijzing naar Nicole Tieben is naar de Google cache van haar proefschrift. Er blijkt toch een behoorlijke pdf beschikbaar te zijn.

            Nicole Tieben (2009). Transitions, Tracks and Transformations Social inequality in transitions into, through and out of secondary education in the Netherlands for cohorts born between 1914 and 1985 Dissertation Radboud University Nijmegen pdf

            Uit de Nederlandse samenvatting:

            Met behulp van gegevens van de Familie-Enquête Nederlandse Bevolking is het mogelijk om de onderwijsloopbanen van individuen te bestuderen.(…) Omdat er geboortecohorten van 1914 tot 1985 zijn benaderd, is het bovendien mogelijk een langetermijntrend van de ouderlijke invloed op onderwijstransities te schatten.

            In Nederland is het semi-academische pad (HAVO en HBO) sterk gegroeid, terwijl deelname aan het academische pad (VWO en universiteit) vrij stabiel gebleven is. Dit kan ervoor zorgen dat kinderen uit lagere herkomstmilieus vooral het semi-academische pad kiezen en het academische pad exclusief blijft voor de hogere sociale strata. (…) De bevindingen bevestigen dit beeld.

            Ook de effecten van de Mammoetwet zijn onderzocht. Er is naar voren gekomen dat deze onderwijshervorming geen invloed heeft gehad op de egalisering van de standaard onderwijsbeslissingen in het voortgezet onderwijs, zoals de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs. Voor de intra-secundaire transities zijn er wel effecten van de Mammoetwet gevonden. De keuze om na een secundair diploma nog te stapelen, bijvoorbeeld om alsnog een HAVO- of VWO-diploma te behalen, is na 1968 minder sociaal selectief geworden.

          • Na 1998
            Het genoemde onderzoek gaat maar tot 1998. Dat is precies het jaar dat de grote verandering ingezet werd (studiehuis, tweede fase). Sindsdien zijn er ook de enorme aansluitingsproblemen (getuige de lieve maria actie et cetera).

          • “Opvallend is dat het
            “Opvallend is dat het aandeel leerlingen op vwo-niveau zeventig jaar lang vrijwel gelijk is gebleven. In de jaren negentig gaat nog steeds 16 procent van de scholieren naar het VWO, evenveel als het gemiddeld percentage hbs’ers, vwo’ers en gymnasiasten over de hele periode 1927-1998.”

            beteronderwijsnederland.net/node/7396

          • Is de trend de laatste decennia doorbroken?
            @bart

            Een passende verwijzing naar deze door mark79 geplaatste figuur, Bart!

            www.beteronderwijsnederland.nl/node/7396

            [img_assist|nid=7396|title=Verdeling examinandi|desc=|link=node|align=left|width=640|height=528]

              
            Als deelname aan vwo [hbs, gymnasium] tot 1998 vrijwel constant 16% is geweest (Nicole Tieben), en de hier afgebeelde statistieken kloppen ook, dan moet er sprake zijn van een trendbreuk. Een neo-liberale trendbreuk, marktwerking in het vo?

            Heeft Nicole Tieben echt niet even naar de laatste cijfers gekeken?

            Dat proefschrift moet dus worden bekeken op de juistheid van de stelling van constante deelname aan vwo, evenals op de stelling van ongelijke kansen in het onderwijs, en wel in het bijzonder bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs.

          • Hannes Minkema
            Voor de goede orde: de figuur komt van het volkskrantblog van Hannes Minkema (overigens een bekende van Ben). Als moderator heb ik die op verzoek geplaatst op het BONforum om te zorgen dat hij niet in niets verdwijnt wanneer het volkskrantblog binnenkort opgeheven wordt. Ik heb dat om toekomstige misverstanden te voorkomen nu toegevoegd aan de betreffende pagina.

          • Nicole Tieben 2011, idem & Maarten Wolbers, 2010
            De volledige verwijzing naar het in de nrc van 24 februari genoemde artikel is

            Nicole Tieben (2011). Parental Resources and Relative Risk Aversion in Intra-secondary Transitions: A Trend Analysis of Non-standard Educational Decision Situations in the Netherlands. European Sociological Review, 27, 31-42. abstract

            Voor leden van de KB is het hele artikel online toegankelijk. Een verwant artikel dat wel vrij online staat (en zo’n beetje hetzelfde behandelt, [demonstratie van het effect van publicatiedruk in het WO]):

            Nicole Tieben en Maarten Wolbers (2010). Success and failure in secondary education: socio-economic background effects on secondary school outcome in the Netherlands, 1927–1998. British Journal of Sociology of Education, 31, 277-290. pdf integrale tekst

            Uit het abstract van het laatste artikel:

            (…) inequality in the outcome of secondary education is partly explained by the fact that initial track placement [na de basisschool] is socially selective and because this initial inequality is even enhanced by track changes during secondary education. The remaining ‘conditional’ effect of parental education, however, indicates that parental education works on top of this selection to prevent drop out.

            Ik krijg wel eens de indruk dat men meent dat Nederland de problematiek van ongelijke kansen allang heeft opgelost. Als er nog steeds ongelijke kansen zijn, dan betekent dat ook dat er nog steeds talent onbenut blijft, tussen de selectie-radertjes blijft steken. Niet gerealiseerd menselijk kapitaal. Sub-optimale door het onderwijs toegevoegde waarde. Het is dus van belang om na te gaan of deze sociologen hun huiswerk op orde hebben: klopt dit onderzoek wel?

      • Wat is nu weer mis met de cijfers?
        [7443#comment-61085]
        Het kollommetje dat de OECD voor Nederland aanbracht steunde op inzichten van CBS, die een momentopname nam van het rendement in 2005 voor het cohort 1997/98. Finland rekende met cohort 1995! In beide gevallen is de opbrengst 72%.
        Bij ons studeert 3.4% van de bevolking hoog. In Finland 6.1% met een selectiesysteem omdat de vraag groter is. [2004]
        Conclusie: selectie lijkt het rendement (wie is binnen de gestelde tijd klaar) niet omhoog te jagen.

        In het nieuwe Jaarboek onderwijs in cijfers 2010 wordt een subgroep (89.000 studenten) van cohort 1999/00 verder uitgemolken voor het jaar 2007/08 mbt het eerstbehaalde einddiploma. Uitkomst: 65% .. 78%, afhankelijk van het inkomen van de ouders. Twee jaar later verschijnen de getallen 72 en 28 opnieuw in de OECD tabel. Nu bij Finland cohorten 1995 – 1999.

        We hadden midden vorige eeuw zo’n 50.000 doorstudeerders (0,5%) waarvan velen ook langstudeerder werden bij gebrek aan sancties.
        Nu zitten op onze universiteiten en hogescholen 634.000 studenten. Het jaarboek over de prijs van een diploma:

        • De gemiddelde route vanaf groep 1 in het basisonderwijs naar een universitair masterdiploma kostte in 2009 bijna 154 duizend euro, de route naar een hbo-diploma ruim 146 duizend euro. Afhankelijk van het voortraject kunnen die kosten hoger of lager uitvallen. Van de uitgaven voor een universitaire master kwam 91 procent voor rekening van de overheid. Bij het hbo-diploma lag dit iets lager (89 procent).

        Getallen die tot nadenken stemmen: voor 600.000 studenten en 10.000.000 werkers wordt dat rond 8400 euro per belasting betalende Nederlander.

    • optimale besteding belastinggeld, en selectie
      Bonnie schrijft:

      Maar het doel (zo goed mogelijk inzetten van beschikbaar belastinggeld) heiligt de middelen.

      Gaat het om belastinggeld, dan gaat het dus om maatschappelijk rendement. Maar dat is niet hetzelfde als het rendement van HO zoals in figuur 65 (zie de voorgaande reactie) afgebeeld.
      Voor de inzet van belastinggeld gaat het op zijn minst om het rendement dat voor de samenleving voortvloeit uit de gedane investering. Dat is theorie van het menselijk kapitaal. Noem het even theorie van toegevoegde waarde: wat voegt het onderwijs toe aan kennis en vaardigheden. Maar ook hier weer: dat is totaal iets anders dan selecteren! Als Harvard University de knapste koppen selecteert, maar vervolgens aantoonbaar (onderzoek Alexander Astin, zie voor de verwijzing hier) wanprestatie levert door slechts een gemiddelde Amerikaanse toegevoegde waarde te realiseren, dan lopen selectie en toegevoegde waarde radicaal uit de pas.

      Theorie van het menselijk kapitaal, in relatie tot deelname aan hoger onderwijs, zie Wilbrink & Dronkers (1993) pdf.

  3. Vraagje
    Het lijkt er op dat de meesten het normaal vinden dat niet iedereen die slaagde voor het MAVO overmag naar 4-HAVO. Eveneens vinden wij het normaal dat iemand met een MAVO-diploma niet direct mag studeren aan het HBO en dat iemand met een HAVO-diploma niet direct mag studeren aan het WO, zelfs al hebben ze (respectievelijk de MAVO-gediplomeerde en de HAVO-gediplomeerde) geen specifieke vakkennis van het HAVO of het VWO nodig voor respectievelijk het HBO en het WO.
    Hoe verschilt dit fundamenteel van het niet toelaten van elke VWO-gediplomeerde en elke leerling die is geslaagd voor het eerste jaar van het HBO tot elke WO-opleiding?
    Ook hier is er vaak sprake van een behoorlijk groot niveauverschil tussen 6-VWO/1-HBO en 1-WO.

    Ik vind op zich het huidige bindend negatief studieadvies een mooie oplossing maar de overheid zou de negatieve consequenties hiervan moeten beperken door studenten toe te staan 1 keer van studie te veranderen zonder hiervoor te moeten betalen, ofwel via een prestatiebeurs ofwel via een langstudeerdersboete. Op die manier zouden universiteiten en hogescholen gemakkelijker in het eerst jaar een bindend negatief studieadvies kunnen geven aangezien dit voor de student minder negatieve consequenties zou hebben. De universiteiten en hogescholen zouden dan, voor zo ver ze dat vermogen hebben (in ieder geval bij hogescholen niet altijd het geval), het eerst jaar direct de lat hoog kunnen leggen, zelfs al weten ze dat hierdoor maar 40% of minder het tweede jaar haalt.
    Dit is de betrouwbaarste en eerlijkste vorm van selectie.
    Ook mijden we dan het risico dat universiteiten op een amateuristische wijze gaan selecteren en hierdoor onterecht wel erg veel kandidaten onterecht toelaten en afwijzen.

  4. Selectie
    Merkwaardig hoe men Differentiëren in Drievoud verschillend kan lezen. Dat de noodzaak tot selecteren erkend werd, vond ik uiterst positief. Het hele leven is selectie, partnerkeus is selectie, voetballen helemaal. Het is bizar te menen dat universiteiten ter wille van gelijke kansen diplomasinterklasen moeten zijn,de samenleving rekent dat meedogenloos af. Selectie spoort niet met het doel dat 50% van een generatie door het HO moet gaan. Het model Duitsland doet het met 25%. Laat het de universiteiten zelf maar uitzoeken hoe ze selecteren. Dat staat ook impliciet in het rapport. Krijgt men dan niet ook differentiatie tussen de universiteiten? Dan moeten de jongelui mooi extra hun best doen. En toelatingsexamens doen bij meerdere instellingen. Dat kunnen ze best. Het was mooi dat de belachelijke manier van internationaliseren impliciet een klap kreeg. Want is de polderversie van internationalisering niet meer een verduitsing dan iets anders (40% van het totaal, het grootste deel komt in het HO terecht)? Jongelui die in het eigen land niet aan de bak komen. Idem de 5.000 Chinese studenten. Met selectie wordt dat minder. In plaats zich op te winden over de uitblijvende glamour van buitenlandse top-studenten, die komen niet, behalve als er inderdaad top-niveau geboden wordt, kan het onderwijs personeel zich misschien beter richten op de valorisering van ‘zesjes-cultuur en de mannelijke studenten die het (steeds) slechter doen’(dixit het rapport).Is het normaal dat het vrouwelijke bestand in Leiden 61% overtreft? Het rapport zei niets over de verengelsing (in mijn ogen dus al ‘winst’), behalve dan met een obligate verwijzing naar de UCs, die zo mooi selectief zijn en waar ze leren op z’n Amerikaans te denken. Nederlandse geselecteerde studenten lezen daar Schopenhauer in het Engels, hoe idioot kan je zijn. Ik klets maar wat, het is nog veel erger. Schopenhauer bestaat daar niet. Overigens zijn ‘intake’ gesprekken een dubieuze manier om te selecteren.

Reacties zijn gesloten.