Ook wat goeds in laatste MBO-rapport

Vandaag viel het onderwijsblad van de AOB op de mat. Na jaren te hebben meegelopen in de hoera-rij voor het nieuwe leren, zijn er gelukkig vele kritische geluiden te horen.
Opvallend was het artikel over het ‘onderzoek’ dat is verricht over het MBO. Vorige week met grote koppen in het Nieuws: herstructurering megafusiescholen is niet nodig…… (Hoe kun je daar eigenlijk ‘onderzoek’ naar doen?)
Een veel interessanter onderwerp, dat dit rapport kennelijk heeft opgeleverd stond op blz. 6 van het onderwijsblad onder de kop: Zet moeilijke leerlingen in het MBO apart.

Jammer dat dit aspect zo weinig aandacht heeft gekregen. Voor mij is glashelder dat het MBO pas weer kan gaan bloeien als de probleemleerlingen (vaak, maar lang niet altijd, zonder VMBO-diploma) daarvan geen deel uitmaken. Zij hebben geheel andere voorzieningen nodig en AKA biedt bij lange na niet genoeg.

Terug naar de oude vormingscentra, met aparte afdelingen voor vroegtijdig schoolverlaters, orienterende groepen en schakelgroepen voor diegenen die alsnog weten wat ze willen, maar de (juiste) vooropleiding niet hebben. Hier kun je werken in een apart gebouw, met een keigoeie conciërge, kleine groepen en stafteams die intensief samenwerken en de rijen goed sluiten. Alleen op die manier krijgen deze jongeren de begeleiding die ze verdienen en vallen ze de gemotiveerde jongeren in de beroepsopleiding niet langer lastig.

Hoezo duur? In de jaren zestig en zeventig verdiende Nederland stukken minder dan heden ten dage met zijn allen. Niks is te duur, als je maar eerlijk wilt delen en de juiste prioriteiten stelt.

2 Reacties

  1. En ook nog
    En vergeet niet: in de jaren zestig en zeventig waren er nauwelijks moeders die buitenshuis werkten én de pensioenleeftijd was gewoon 65, al ging die in de jaren zeventig en 80 met grote sprongen omlaag door de VUT.

    • Er zijn nog wel meer
      Er zijn nog wel meer verschillen met die tijd maar laten we hier alsjeblieft niet zo’n politieke discussie starten. 😉

      Veel interessanter vind ik het gegeven dat we in deze tijd een veel lager percentage van ons nationaal inkomen besteden aan het onderwijs en dat de formateurs in het algemeen niet de meest ervaren en talentvolle politici selecteren als minister van OCW. Er is in de politiek duidelijk een pikkorde m.b.t. de ministeries. De ministeries van financiën en buitenlandse zaken staan bovenaan in die pikorde, OCW staat samen met onder andere verkeer en waterstaat onderaan in die pikorde. Een goede indicator, ik vind het spijtig dat ik dit moet zeggen, is het percentage vrouwen van de laatste ministers en staatssecretarissen van een ministerie. Let er maar eens op.
      Ik stel hiermee zeker niet dat vrouwen minder talent hebben voor politiek, wel dat er tot nu toe minder geschikte vrouwen worden gevonden. Waaraan dat ligt ik in het midden.

Reacties zijn gesloten.