Schaamteloze Marja

Marja van den Heuvel-Panhuizen (VDhP) van het Freudenthal Instituut (FI) heeft op de conferentie Merga33 de opening keynote lecture gehouden over de tegenstand die Realistisch Rekenonderwijs (RME) nu in Nederland ondervindt. In de proceedings van de conferentie is het artikel verschenen. Het is een schaamteloze bedoening. De tegenstanders worden keer op keer neergezet als reactionairen die alles terug willen naar 40 jaar geleden (dat is niet waar) en als inhoudelijke onbenullen die enkel een lastercampagne voeren (ook niet waar).

Meteen al op pagina 1: Without any evidence from research, the main principles of ‘Realistic Mathematics Education’ (RME), which form the basis of the Dutch reform, are called ‘didactical blunders’. Maar waar is het wetenschappelijk bewijs dat RME werkt? Op pagina 15 (zie hieronder) komt het KNAW rapport hierover ter sprake.

En dan verder: Moreover, it is stated shamelessly [by the reform-attackers] that children do not need to think. Wie is het hier nu schaamteloos bezig?

Op pagina 1 staat: there has been hardly any government involvement with the reform of mathematics education. Maar even verder staat: Government subsidy made it possible that an extensive infrastructure arose in the Netherlands. En al die subsidie ging naar RME. Hoezo geen government involvement?

Onderaan pagina 1: Looking back, the peace we had for forty years had everything to do with student performance. In 2004 and 2005, the first reports of disappointing results in both national tests and in TIMSS and PISA came in. From that time on, RME was coming under fire. Nee hoor, ook daarvoor lag RME al onder vuur (bijvoorbeeld van Raf Feys en Frans Keune in zijn oratie). Het grote verschil is dat er na het optreden van Jan van de Craats enige organisatie in het tegengeluid kwam en het daardoor voor het Freudenthal Instituut niet meer mogelijk was om het tegengeluid te negeren.

We zijn pas op pagina 2, maar het groffe geschut gaat door: Unfortunately, the discussion that was started was anything but academic, but was a veritable libel campaign that took place mainly in newspapers and on websites. Toe maar: een ware lastercampagne.

Nog steeds op pagina 2: The opponents of RME have as their leader, a professor in mathematics, who used to teach at a military academy. Dat laatste is een irrelevant feit, maar doet het natuurlijk goed om je tegenstanders in de foute hoek neer te zetten.

Op pagina 3 wordt gerefereerd aan het PPON onderzoek dat zou laten zien dat RME boeken beter waren dan traditionele boeken. Het MORE onderzoek van nota bene het FI zelf dat helaas voor hen het tegenovergestelde had moeten concluderen wordt maar weer onder het tapijt geveegd. Op paginas 17 tot 19 wordt uitgeweid over het PPON onderzoek.

Op pagina 15 staat dan de conclusie van het KNAW rapport naar rekenonderwijs: the empirical material is not unequivocal and does not permit any general, scientifically-grounded statements about the relationship between mathematics instructional approaches and mathematical proficiency. The research is limited and does not provide convincing empirical evidence for the claims made by either side of the debate about the effectiveness of traditional methods versus RME.
Het commentaar van VdHP: RME, based on the work of many researchers, developers, mathematics educators and teachers, is being compared with the opinion of a small group of opponents who have no development and research work to support them, and who only have some slogans going back to the past and at best a lean behaviouristic basis. It is difficult to name their approach a didactic of mathematics education. Asking which didactic is better, is to compare two unequal quantities with the result that the opponents of RME, despite of their low behaviour in the media, have been promoted to respected researchers of mathematics education. Maar in die 40 jaar (royaal gesubsidieerd door de overheid) hebben al die RME mensen dus ook niets aan bewijs voor hun methode gevonden. En ook hier weer denigrerende en onware uitlatingen over de tegenstanders van RME door VdHP.

Op pagina 19 gaat het verder: The most important question is still why the KNAW lent their name to comparing a serious reform movement which has a large national and international reputation with the opinion of a small group of people who think that we should return to the education of forty years ago. Weer een onwaarheid (terug naar 40 jaar geleden) en die weerzinwekkende hooghartigheid.

Interessant is overigens voetnoot 3 op pagina 19: This rejection of a monoculture is also mentioned by the Education Council of the Netherlands (Onderwijsraad, 2010), who argue in favour of two research and development institutes in the Netherlands: one for RME and one for a traditional approach to mathematics education. Dat rapport van de onderwijsraad kende ik nog niet, de onderwijsraad doet voor de verandering eens een zinvolle suggestie.

Verder staat op pagina 19: This Math War is Based on Framing and Emotions Rather Than on Facts. Helaas past deze schoen vooral VdHP zelf, maar zij trekt de tegenstanders van RME die schoen aan. Verder stelt ze in deze paragraaf het onderzoek van het FI van de afgelopen 40 jaar ook maar even in waarde gelijk aan al het geneeskundeonderzoek gedurende die tijd.

Op pagina 20 worden de tegenstanders van RME voor de goede verstaander ook nog even gelijkgesteld aan Fortuyn en Wilders.

Op pagina 21 staat: However, another driving force was missing in the Netherlands. Unlike many
other countries, there is no obligatory in-service training for primary school teachers. VdHP vergeet te melden dat het FI al zeker 20 jaar een vrijwel volledige controle heeft over de PABOs zodat de meeste onderwijzers wel degelijk volledig geindoctrineerd zijn in RME.

Pagina 22 bevat een waarschuwing voor hervormers in andere landen: Take Care That the Assessment of Mathematics Achievement is in Order. Tussen de regels door: zorg dat achteruitgang op bepaalde onderdelen niet te achterhalen is door te zorgen dat deze onderdelen niet op de toetsen voorkomen.

24 Reacties

  1. Schaamteloos en ieder niveau onwaardig
    Ik vind deze vuilspuiterij werkelijk genant. Vergelijkingen met de politieke situatie, Wilders en Fortuyn zijn te zielig om serieus te nemen, maar zeggen veel over de ethiek van mevrouw van den Heuvel-Panhuizen. Dit niveau had ik echt niet verwacht.

  2. nomenclatuur
    Het is jammer dat het woord “rekenen” niet in het Engels vertaald wordt als (elementary and applied) arithmatics. Dat voorkomt verwarring.
    Nu wordt het tijd voor een aanval op de ‘wiskunde” die samen met de basivoprming ingevoerd is. Die zou ik ook geen “mathematics” willen noemen.
    Seger Weehuizen

  3. Samenvatting
    Mark,

    Voor een keynote address is de agressieve benadering zoals die uit de titel blijkt, en uit de samenvatting op de keynote-pagina, hoogst ongebruikelijk. Ik ben benieuwd wat ze te vertellen heeft. Ik ben vanmorgen begonnen met die samenvatting. Ik dacht heel even dat Marja een karikatuur presenteerde, maar nee hoor, ik herken er met gemak standpunten in zoals ze op dit forum zijn te vinden, ook in de actuele draad over didactiek. Het belooft dus oorlog, en niet een beleefd gesprek zoals vorig jaar meen ik tussen Marga en Jan van de Craats, in Didaktief [zie hier. Ik ben benieuwd. Ik heb jouw blog niet verder gelezen, ik wil eerst mijn eigen oordeel over de argumenten van Marja vormen.

    Het moet mij van het hart dat iemand ‘schaamteloos’ noemen, behoorlijk over de top is. Dat is op zich al laster, zou ik denken, dus Marja heeft op het punt van lastercampagne met gemak gelijk.

    • Ben
      Marja gebruikt het woord schaamteloos (shamelessly) zelf in haar artikel om te tegenstanders van RME weg te zetten. Zoals je in mijn blog had kunnen lezen is mijn reactie daarop: Wie is het hier nu schaamteloos bezig? Vandaar die titel boven mijn stukje.

      • Olie: op het vuur, niet op de golven?
        Mark,

        Nog over die eerste Marja-bladzijden: het valt me op dat zij hier de lijn doorzet van aanval op de critici van het RR, en verdediging van van het RR. Het is juist dat polariseren, wat beide ‘partijen’ in het conflict over het rekenonderwijs doen, dat zo schadelijk is. Olie op het vuur gooien (Bon zou er niet in moeten trappen) [de spelling van een acroniem dat als woord wordt uitgesproken, zoals het acroniem voor Beter Onderwijs Nederland, is Bon, niet BON]. Gelukkig polariseert niet iedereen. Kees van Putten houdt zich gewoon aan wat onderzoek aan resultaten heeft opgeleverd (hij interpreteert die niet naar bepaalde posities toe). Ik heb de indruk dat Fred Goffree, van Wiskobas-faam, serie rekendidactiek voor de Pabo, een man van olie-op-de-golven is, dus schrijf niet alles en iedereen uit de omgeving van Hans Freudenhal af (Hans zelf ook niet, trouwens).

        • Kees van Putten
          VdHP schrijft over de samenstelling van de KNAW commissie: The KNAW Commission was a mixture of both proponents and opponents of RME. Hier heb ik eerder over geschreven op de BONsite. Het is duidelijk dat er 3 voorstanders van RME in de commissie zaten (Kool, Noteboom, Verschaffel). Niet de meest fervente voorstanders (zoals Marja), maar voorstanders nietemin. Dan 3 wiskundigen die zich voorzover ik kan nagaan nooit eerder over RME hebben uitgelaten (Bijl, Lenstra, Tijdeman) en dus Van Putten. Ik heb naar aanleiding van mijn BONblog van toen van het FI per email mogen vernemen dat zij Van Putten als tegenstander van RME kwalificeren. Jij blijkt gelukkig beter te weten, maar het geeft duidelijkheid over hun vijandsbeeld.

      • Shameless
        Mark,

        Ik heb je blog opzettelijk nog niet gelezen. Ik heb in de eerste bladzijden van het artikel van Marja al wel geconstateerd dat zij makkelijk overdrijft en verzuimt te melden wie wat en wanneer ze precies attaqueert. Dat is als thuiskomen: dezelfde stijl van niet-argumenteren is mij op dit forum een doorn in het oog, zoals je weet. Jij-bakkerij brengt ons hier niet verder. Reageer gewoon fatsoenlijk op een volgens jou onfatsoenlijk artikel.

        • Webforum
          Elke publicatie heeft zo zijn eigen stijl.

          Dit is een webforum. Daar is een bepaalde stijl van argumenteren gebruikelijk: scherp (soms op het randje), persoonlijke meningen, anekdotes et cetera. Hoort bij het medium.

          In een krant moet het iets minder scherp, maar gaat het nog steeds om persoonlijke meningen en anekdotes. Hoort bij het medium. De Freudenthalers lieten zich (zoals jij op je website vermeld) ook niet onbetuigd in de kranten.

          Het verhaal van VdHP is de vastlegging van een keynote lezing op een didactische conferentie. Een heel ander medium, waar een andere stijl van argumenteren bijhoort. Maar haar stijl van argumenteren is de overtreffende trap van waar ze anderen van beschuldigt (zo zout heb ik het nog niet gezien op webfora of in de kranten). In vergelijking daarmee vind ik mijn reactie op dit webforum heel fatsoenlijk (en ik denk dat zelfs jij als je het hele artikel van VdHP en mijn hele blog daarover hebt gelezen tot die conclusie zal moeten komen).

          • Stijl
            Mark.

            Jawel, Marja gaat over de schreef. Toch maar liever zakelijk blijven. Dat Marja op deze manier de zaak van het FI schade berokkent, niet alleen door de toon maar ook de zwakte van argumenten, is haar zaak. Laten wij de zaak van Bon, van het onderwijs, geen schade berokkenen, en nuchter inventariseren waar de discussie staat, gezien de beschikbare gegevens en opvattingen.

  4. de rekenmethode van FI
    De rekenmethode van/via het FI (alles telt) is ook helemaal om. Het rekenen van 40 jaar terug wordt weer helemaal nagestreeft.
    Dat moet een afgang zijn voor FI. Ze staan behoorlijk voor schut. Door niet zo hooghartig te negeren van geluiden van tegenstanders hadden ze dit kunnen voorkomen. Nu maken ze het alleen nog erger.

  5. Aanval op nieuwe BON rekenmethode?
    Ik neem aan dat Marja op blz. 22 verwijst naar de nieuwe BON rekenmethode.

    “Our opponents have taken the step of entering the market and found a publisher who dared to take the decision to publish a new traditional mechanistic textbook series, after the last one disappeared by the end of the last century. This publisher has the good practice of letting a panel of teachers judge prototypes of new products. The group had been established from proponents of restoring the mechanistic approach to mathematics education. However, their commentary was significant. No, this kind of textbook series was not what they needed: there should be illustrations and they missed the didactics telling them what to do when children do not understand; after all, you cannot go on infinitely with demonstrating. The next step will certainly be that RME innovations such as the empty number line, the corresponding stringing strategy, the arithmetic rack with the two lines of beads in a 5-5 structure, the percentage bar, and probably even whole-number-based written division as an introduction to digit-based algorithmic calculation will show up in this mechanistic textbook series. Whether this also will happen with the broad interpretation of calculation, in which written calculation, mental calculation and estimation are integrated, remains to be seen. What will in any case not appear in this mechanistic textbook series, and others that may follow, are problems that stimulate mathematical reasoning. The attackers of the RME reform state very explicitly that primary school students need to learn calculation skills and do not need to think.”

    • Demagogie
      Het is toch te gek voor woorden dat deze mevrouw op onze kosten dit soort goedkope demagogie mag bedrijven:

      “Our opponents have taken the step of entering the market and found a publisher who dared to take the decision to publish a new traditional mechanistic textbook series, after the last one disappeared by the end of the last century.”

      Zij betitelt dus mensen die aan een andere rekenmethode de voorkeur geven als ’tegenstanders’. En die andere methode is uiteraard – let op de woordkeuze – ’traditioneel mechanistisch’.

      “The attackers of the RME reform state very explicitly that primary school students need to learn calculation skills and do not need to think.

      Welja, wie geen RME wil is een ‘aanvaller’. Maar de klap op de vuurpijl is de laatste bewering, namelijk dat ‘wij’ zouden vinden dat leerlingen niet hoeven te denken. Dat is zodanig idioot dat het eigenlijk om te lachen is, ware het niet dat deze mevrouw, het zij nogmaals gezegd, van onze belastingcenten deze aperte leugens de wereld in slingert.

      Is het een idee als het BON-bestuur uit hoofde van de beschaafde mensen bezwaar maakt tegen deze formulering? Op persoonlijke titel zal ik dit graag doen, maar wellicht heeft een BON-reactie meer gewicht.

  6. Vergelijking tradioneel-realistische methoden 1999 Cito
    De vergelijking tussen traditionele en realistische methoden kon in 1999 nog worden gemaakt (het marktaandeel van de laatste categorie had de 100% nog niet bereikt). Marja van den Heuvel-Panhuizen gebruikt de resultaten uit de Cito-publicatie van Jansen e.a.:

    www.cito.nl/share/PPON/Cito_pponbalans_13.pdf

    Enkele realistische methoden komen hier als glansrijke winnaars uit, enkele traditionele als roemloze verliezers. Misschien is dat een juiste weergave van de waarde van de betreffende methoden. Mijn probleem is dat dat aan de hand van de Cito-rapportage niet valt te concluderen. Als gebruikte methode de onafhankelijke variabele zou moeten zijn, dan is het probleem dat methoden en school niet random aan elkaar zijn toebedeeld. Wat mij betreft kan er geen enkele conclusie worden getrokken uit de ‘methodenvergelijking’ van het Cito, en berust de weergave van Marja van den Heuvel-Panhuizen op p. 17 en 18 op een misleidende weergave van de resultaten van het Cito.

    Ik zal het kort toelichten. In de tachtiger en negentiger jaren zijn scholen geleidelijk overgegaan op meer realistische rekenmethoden. Het is niet waarschijnlijk dat de beslissing om van methode te veranderen afhangt van het weer van de betreffende dag, of een ander tamelijk willekeurig gegeven. Dus kan een rol spelen: de aard van de leerlingenpopulatie, de bevlogenheid van docenten, de beschikbare financiële middelen. Allemaal variabelen die van invloed kunnen zijn en zullen zijn op de rekenresultaten die scholen boeken.

    Of deze bezwaren doorslaggevend zijn, is dan de vraag. Misschien niet, maar noch het Cito, noch Marja van den Heuvel-Panhuizen geeft aan dat dit belangrijke methodologische bezwaar bestaat, en waarom het desondanks de conclusie dat realistische methoden tot betere resultaten leiden niet aantast.

    Vandaar. In geval van twijfel: concluderen dat er geen verschil is.

    • Flawed studies
      VdHP schrijft ook nog: On the one hand, there is no evidence available in the Netherlands at all for the first approach, simply because there has been no research, except for a couple, in some ways flawed studies into the effect on weak students of offering one single, fixed strategy. Ze geeft geen referentie, maar ze doelt duidelijk op het werk van Timmermans (zie bijvoorbeeld hier op de BONsite). Alweer een steek onder de gordel (‘flawed’) zonder argumentatie.

    • Het Cito treft overigens ook blaam
      Het Cito treft overigens ook blaam, de publicatie in 1999 had de methodologische zwakte van deze vergelijking tussen rekenmethoden moeten aangeven. Maar dat is geen excuus voor het Freudenthal Instituut om ongefundeerde conclusies van het Cito over te nemen.

    • even tussendoor:
      Ik had regelmatig ouders die hun twijfels uitten over de nieuwe RR-methode die we hadden aangeschaft in samenwerking met de begeleidingsdienst. Die dienst had ons begeleid bij het kiezen van een nieuwe rekenmethode, en de RR-methode rolde eruit, want sowieso moest de school meedoen met de vernieuwende trend. De school wilde best wel ‘hip’ zijn.
      Ik verdedigde de school naar de ouders, met de opmerking dat onderzoek had uitgewezen dat scholen die werkten met een RR-methode de beste CITO-resultaten hadden.
      Dat kon waar zijn, want ik had ook al opgemerkt dat CITO zijn vragen was gaan aanpassen aan wat die RR-methodes brachten.
      Voorheen heb ik gewerkt met de ‘Leidse Toets’, die geheel op het traditioneel handelsrekenen was gebaseerd. Zou men die toets hebben gehandhaafd naast het gebruik van een RR-methode, zou die toets veel te moeilijk zijn geweest voor de kinderkes.
      CITO, als commercieel bedrijf, zag al gauw dat de markt zich had verplaatst richting de RR-methodes. En paste de toetsen aan, waardoor het gemakkelijk kon lijken dat scholen die een RR-methode gebruikten, beter zouden scoren (vanwege de aangepaste toetsen).

      Waarom gingen zoveel scholen over op RR-methodes? Omdat ze er hoge verwachtingen van hadden.
      Maar nog zie ik hoe ik heb moeten tobben met deze methode.
      De oefenstof was ver onder de maat (wat is erkend door b.v. Malmberg, die latere edities heeft voorzien van meer oefenstof).
      We geloofden in de mooie woorden, maar zagen dag in dag uit dat dit soort rekenen veel te gecompliceerd was, waarbij vooral de zwakkere rekenaars een duidelijk hanteerbare structuur werd onthouden.
      Dankzij het erbij halen van ouderwetse oefenstof, konden de lekken nog enigszins worden gedicht, maar intussen holde de methode gewoon verder, zonder dat er daarvoor een degelijke basis was gelegd. Er werd hiaat op hiaat gestapeld.

      • “Waarom gingen zoveel
        “Waarom gingen zoveel scholen over op RR-methodes? Omdat ze er hoge verwachtingen van hadden.
        Maar nog zie ik hoe ik heb moeten tobben met deze methode.
        De oefenstof was ver onder de maat (wat is erkend door b.v. Malmberg, die latere edities heeft voorzien van meer oefenstof).
        We geloofden in de mooie woorden, maar zagen dag in dag uit dat dit soort rekenen veel te gecompliceerd was, waarbij vooral de zwakkere rekenaars een duidelijk hanteerbare structuur werd onthouden.
        Dankzij het erbij halen van ouderwetse oefenstof, konden de lekken nog enigszins worden gedicht, maar intussen holde de methode gewoon verder, zonder dat er daarvoor een degelijke basis was gelegd. Er werd hiaat op hiaat gestapeld.”

        In retrospectie snap ik waarom we wel een taalboek van Malmberg hadden (ik was geen fan van deze methode) maar geen rekenboek van Malmberg hadden. Ook mijn school, of in ieder geval mijn beide leraren (jawel, maar 2 van groep 5 t/m groep 8), gebruikten werkbladen met hierop enkel uitgeprinte sommetjes. De methode werd vervangen door de uitleg van de leraar die zich grotendeels beperkte tot de rekenalgoritmes (minus de staartdeling, hij gebruikte tegen zijn zin de hapmethode). Gelukkig leerde ik het rekenen vrij gemakkelijk.

  7. Marja …..
    Mark,

    Ik lees bij Marja van den Heuvel-Panhuizen geen oproep om evaluatieve toetsen te manipuleren. Voor het overige ben ik bang dat je bespreking van het stuk van Marja terecht is.
    Je ziet hier overigens ook dat het opzetten en vervolgens aanvallen van stromannen en het hanteren van andere drogredenen een ernstige zaak is: Marja bedriegt hier de Nederlandse ouders, over de hoofden van de Australische congresgangers heen. Of dat bedrog opzettelijk is? Voor het antwoord op die vraag moet je in haar hoofd kunnen kijken, en dat kan ik niet. Ik kan me voorstellen dat ze voor dit verhaal de handen op elkaar krijgt bij collega’s binnen het FI. Dat stemt me wel verdrietig, want in het andere kamp lijkt het net zo te gaan.

    Daarom wil ik graag het KNAW-rapport eens bestuderen. Meer daarover, hoop ik, later.

    • Toetsen
      Zoals ik schreef: dat over toetsen is ’tussen de regels door’ en dus wat ik er in lees. In dit soort gevallen is het heel goed mogelijk dat anderen er iets anders in lezen.

      Mijn redenatie voor mijn tussen de regels door lezing. VdHP begint de paragraaf met: The most vulnerable part of a reform movement is students’ achievement scores. Everything seems to be fine, until scores decrease or are being perceived as less. Dit laatste noemt ze (overigens ten onrechte) meerdere keren. Dit is voor haar dus blijkbaar een belangrijk punt: wil je de hervorming onkwetsbaar maken dan zul je moeten zorgen dat de toetsresultaten niet dalen. En vervolgens schrijft VdHP: The experience that changes in achievement profiles can become a breaking point for a reform, serves to emphasise the importance of how results are assessed. In the end, what matters is not the inspiring learning environment that can be achieved through RME, but the test scores. Therefore it is important for reformers to also look at tests. VdHP geeft er in dit artikel geen enkele blijk van ook maar iets aan RME te willen veranderen, dus lees ik dit als dat de hervormers er voor moeten zorgen dat de toetsen veranderen (wat jij manipuleren noemt). Ik geef toe: op dit punt kun je naar aanleiding van deze tekst van VdHP tot een andere conclusie komen.

      • Toetsen als de maat van alles
        Mark,

        Het artikel is geschreven in belabberd Engels. Het is lastig om de gedachten van Marja goed te volgen. Ik lees er een zekere spijt in dat de realistisch rekenaars van het FI de staartdeling hebben verwaarloosd. Maar ook daar doet ze inconsistente uitspraken over (zoals over veel andere onderwerpen).

        Marja heeft over dat toetsen toch een punt, maar zo brengt ze het niet onder woorden: het gaat in onze geneoliberaliseerde samenleving om de prestaties, daar wordt iedereen op afgerekend, dus ook de rekenaars bij uitstek: het FI met zijn RR. High stakes testing, je kent het fenomeen. En inderdaad blijken de scores op de Cito Eindtoets Basisonderwijs, PPON, en TIMSS in de publieke discussie behoorlijk bepalend, zoniet doorslaggevend. Ze kan dat niet wegpoetsen met micro-kritiek op de betreffende toetsen (eveneens een zwak onderdeel van haar pleitnota). Iedere leraar, directeur, beleidsmaker, vernieuwer heeft met deze afrekencultuur te maken. Dat is een ontwikkeling die toch heel sterk van de laatste tien tot vijftien jaar is. Vergeet niet dat het nog maar kort geleden is dat scholen hun Cito-scores, eindexamenresultaten etcetera onder de pet konden houden. Het FI is door deze ontwikkeling ingehaald en heeft zich erdoor laten overrompelen, in plaats van het aan te grijpen als gelegenheid om de zwakke en omstreden punten uit het realistisch rekenen zelf ter discussie te stellen.

        • Re: toetsen als maat van alles
          VdHP doet alsof het de dalende toetsresultaten zijn die aanleiding gaven tot de kritiek op RME. Dat is niet waar. Die dalende resultaten zijn wel een stok om mee te slaan. VdHP wil toch zo graag een ‘academisch discussie’, daar maken resultaten nu eenmaal een belangrijk onderdeel van uit.

      • re Toetsen
        Achter zo’n zinnetje: Therefore it is important for reformers to also look at tests. ben ook ik geneigd meer te zoeken dan VdHP misschien bedoelde. Vernieuwers reageren als het even kan niet op kritiek, maar als het niet anders kan dan blijkt hun vernieuwing zo nieuw te zijn dat deze met de gebruikelijke middelen eigenlijk helemaal niet kan worden weerlegd. Toetsen die ongunstig uitpakken kunnen dan de nieuwe effecten niet aantonen, daarvoor moet er een heel nieuw toetsinstrumentarium worden ontwikkeld. Ook wel is het negatief uitpakkende onderzoek gericht op produkten in plaats van op de processen. Of is het onderzoek wetenschappelijk –abstraherend en moet er een nieuw soort onderzoek komen met concrete onderwijssituaties als variabelen of met de leraar als onderzoeker in de klas. Populair bij de eenvoudigen van geest onder de vernieuwers is de bewering dat de vernieuwing heel andere doelen kent en dat er dus nieuwe doelstellingen moeten komen, échte: wat willen we nu eigenlijk met ons onderwijs.
        Elk van deze argumenten houdt geen stand tegen een analyse, dus kan het analyseren niet deugen, enz. enz. Kortom: het oude wetenschappelijke bedrijf is niet langer bruikbaar. Iets heel anders moet nog worden ontwikkeld; geef ons tien jaar de tijd.

        Jammer, er zijn veel wetenschappelijke methoden, alle hebben ze gemeen dat ze controleerbaar en repliceerbaar zijn en over vaste definities beschikken uit een zo mogelijk empirisch gestutte theorie. Dat lukt nooit met port-folio’s, processen en vage synthetische begrippen die aan het volle leven zijn ontleend.

        Een oud maar nog actueel boekje rekent met de filosofie er achter af: H. Rickert: Die Philosophie des Lebens (1922). Alleen tweedehands te vinden.

        Willem Smit

Reacties zijn gesloten.