Scheiding der geesten

Scheiding der geesten

In NRC Handelsblad van 19 juni staat een een interessant artikel met bovenstaande titel. De auteur, Dirk Vlasblom, is van mening dat het stemgedrag van de Nederlandse kiezer niet meer verklaard kan worden door zijn afkomst of levensbeschouwing, maar vooral door zijn opleiding.
De uitslag van de verkiezingen ‘was deels een stemmingsbeeld, gekleurd door de sympathieën en aversies van het moment, deels de afspiegeling van een trend: de toenemende vervreemding tussen hoog en laag geschoolde Nederlanders’.
De hoogopgeleiden in onze ‘diplomademocratie’ hebben het voor het zeggen in de politiek en dat verklaart mede dat lager opgeleiden minder vertrouwen hebben in de traditionele politieke partijen en zich wenden tot partijen als eerder de LPF en nu de PVV. De in het artikel geciteerde sociologen Houtman en Achterberg gaan nog een stap verder en zeggen: ‘Leefstijlen, politieke opvattingen: hoog en laag opgeleiden verschillen gewoon van elkaar.’
Heeft het onderwijs dat verschil gemaakt? In het artikel wordt die vraag impliciet bevestigend beantwoord maar dat lijkt mij niet juist. Het is veeleer ‘de onrechtvaardige natuur’ die maakt dat de begaafdheidsverschillen tussen mensen ook tot uitdrukking komen in het bereikte onderwijsniveau. En de ‘diplomademocratie’ zorgt er dan voor dat de hoger opgeleiden aan de touwtjes trekken in bestuursorganen en in de politiek.

Onderwijzers en leraren zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor vorming en opleiding van de bevolking. Zij moeten er voor zorgen, in ieder geval ernaar streven dat alle jonge burgers, ook degenen die met minder talent zijn toegerust, opgeleid worden tot zelfstandige, kritische en mondige burgers. Dat lukt slechts ten dele. De lager opgeleiden zijn blijkbaar wel mondig maar niet erg kritisch. De hoger opgeleiden hebben een te hoge dunk van zichzelf, vaak op basis van een opleiding die meer pretendeert dan ze inhoudt. Daardoor worden ‘nieuwe’ regenten gekweekt en het kan geen kwaad als die eens ondervinden hoe weinig kleren ze eigenlijk aanhebben.
Het onderwijs kan wellicht beter gemaakt worden. Niet door in het wilde weg meer geld te verstrekken maar door gericht te werken aan hogere eisen voor aankomende onderwijsgevenden. Onderwijzers en leraren moeten erbóven staan, zodat ze respect afdwingen bij hoog èn laag. Geen volgzame vakkenvullers dus maar mensen met status en beroepseer. Daardoor worden ontwikkelingen in de samenleving niet ineens maakbaar of politici wijzer maar het kan wel helpen om de burgers kritischer te maken.

Cornelis Verhage

20 Reacties

  1. Hoog en laagopgeleid?
    Stemmen gebeurt ‘natuurlijk’ op basis van sociale klasse. Dat werd in het verleden weggenomen door de verzuiling (het CDA en haar voorlopers) en de ‘solidariteit’ van de intelligentsia met de arbeider (PvdA en GroenLinks en haar voorlopers). Stemmen zoals de dominee voorschrijft is (SGP en CU uitgezonderd) er niet meer bij en de partijen die voorheen een link vormden tussen de klassen, PvdA en GL, keren zich inmiddels duidelijk af van de arbeidersklasse. Die arbeidersklasse is dus op zoek naar een nieuw thuis. Eerst de LPF, daarna de SP en nu de PVV. Wellicht blijft de arbeidersklasse bij de volgende verkiezingen massaal thuis (dat is de situatie in bijvoorbeeld Engeland en Amerika).

    Wat kan het onderwijs doen? Vooral ervoor zorgen dat mobiliteit tussen de sociale klassen mogelijk blijft en vooral ook degenen in de lagere regionen van het onderwijs duidelijk maken dat bij verkiezingen ook hun stem telt.

    • op je tellen passen
      Ik verwacht dat de mobiliteit tussen de sociale klassen zal afnemen als gevolg van de genetische uitputting in de klasse der laagopgeleiden. Vroeger was in die klasse veel verborgen talent te vinden. De intelligente kinderen uit die klasse volgden in de vijftiger jaren in steeds grotere getale hoog opleidend onderwijs en hun kinderen vaak ook. De kinderen in de klasse der laagopgeleiden bleven als ze weinig intelligentie hadden in die klasse en hun kinderen meestal ook. Intelligentie is nu eenmaal in hoge mate erfelijk. De “departure of the fittest” gecombineerd met de “return of the weakest” zorgt voor een afname van het aantal jeugdige slimmeriken van die klasse.
      Is het wel wenselijk dat veel laagopgeleiden kunnen laten weten wat ze willen. Het is sowieso goed dat iedereen kenbaar kan maken wat er volgens hem gebeuren moet. Maar als het er om gaat of iets uitvoerbaar is en om vast te stellen hoe iets gebeuren moet moeten we goed op onze tellen passen voor we nastreven dat elkeen zijn stemrecht gebruikt
      Seger Weehuizen

      • Te makkelijk
        Dat klopt helaas niet Seger. Er zijn nog steeds veel te veel jongeren die veeleisend onderwijs aan zouden kunnen, juist ook in wat jij de ‘lagere klassen’ noemt.

        Helaas: was onderwijs vroeger emanciperend en haalde vaak het beste uit ieder kind, tegenwoordig moet onderwijs leuk zijn en staat leren niet meer voorop. Als je dit dan óók van huis uit niet meekrijgt, dan is er tegenwoordig meer kans dat talent niet ontwikkeld wordt dan vroeger.

        Tel daarnaast het grote aantal huishoudens (want gezinnen kun je ze helaas niet altijd noemen) met sociale problemen, opvoedingsproblemen, egocentrisme van opvoeders op bij de dwang vanuit de samenleving om véél te werken en je succes te tonen in materiële aankopen, én je hebt het recept voor de problematiek die zich nu aftekent bij veel te veel ‘overbelaste jongens’ (eh…jongeren).

        • @ Hinke
          Ik heb gemakshalve slechts 2 klassen onderscheiden. De klasse van de hoogopgeleiden en de klasse van de laagopgeleiden. Het woord “lagere klassen” heb ik in het direct bovenstaande niet gebruikt.
          Het is jammer dat er geen onderzoek gedaan is naar de verandering in de tijd van het percentage kinderen uit de klasse van laagopgeleiden autochthonen dat in staat is om de vroegere HBS-B te halen. Vast staat dat vooral kinderen van hoogopgeleide moeders meestal goed op school presteren maar dat zou door nurture kunnen komen. De aanwijzingen dat intelligentie erfelijk is nemen echter toe. (Dat hier alleen van moeders gesproken wordt hangt waarschijnlijk samen met een onzekerheid over vaderschap; het kan natuurlijk ook voortgekomen zijn uit geloof in nurture en de belangrijkere rol die daarin de moeder meestal speelt).
          Dat leuk onderwijs i.p.v. veeleisend theoretisch onderwijs slecht is voor leerlingen die van huis uit weinig meekrijgen klopt.
          Door de grote welvaart is de extrinsieke schoolmotivatie kleiner geworden. Ongeschoolden en laaggeschoolden hebben het immers nu beter dan 100 jaar geleden.
          Seger Weehuizen

          • Intelligentie is erfelijk
            Intelligentie is zeker erfelijk. Maar niet alle intelligente mensen zijn hoogopgeleid en voeden hun kinderen navenant op.
            Je kunt dus niet volhouden dat kinderen van laagopgeleiden minder intelligent zijn omdat intelligentie erfelijk is.

            Daarbij komt mijn royale praktijkervaring dat het probleem in het onderwijs meestal NIET de intelligentie is, maar vooral:
            – het onderwijs dat geen prioriteiten stelt bij kennis en vaardigheden
            – de ‘vernieuwde’ manieren van leren, samen te vatten in ‘zoek het zelf maar uit/op)
            – de gebrekkige intellectuele bagage van steeds meer leraren
            – het idee dat differentiatie (bijna onbeperkt) mogelijk is, resulterend in het failliet van het (basis)onderwijs: Weer Samen Naar School (om over Passend onderwijs maar helemaal niet te spreken.
            – Geen inzicht in de urgentie van Algemene Ontwikkeling, waardoor de helft van informatie langs leerlingen heen gaat (variërend van gebrekkige woordkennis, kennis van uitdrukkingen en geen benul hebben van historische tijdlijnen en figuren: Rembrand????? Huh????)

            Daarnaast kun je het ouderliijk milieu én de samenleving verwijten dat ze het fenomeen opvoeden tot non-item hebben gemaakt. Betutteling en grenzen bieden is taboe en werken is belangrijker dan kinderen opvoeden. Hard werken voor je toekomst, enige planning en discipline is ‘niet meer van deze tijd’, eindeloos video-spelletjes spelen en gamen en Hyven juist wel.

            Zo kan het gebeuren dat men het onderwijs serieus tot taak wil gaan stellen om normen en waarden aan te leren en de culturele opvoeding (muziek en theater) en sport te verzorgen (méér dan vroeger). Zelfs seksuele opvoeding en voorlichting wordt met graagte aan de school overgelaten. Keuzes worden niet gemaakt.

          • Juist vanwege alle relevante
            Juist vanwege alle relevante zaken die jij boven beschreven hebt zou ik graag willen weten of het percentage leerlingen uit de laag van laaggeschoolden dat ouderwets VWO ZOU aankunnen gedaald is. Met ZOU kunnen denk ik aan het vermogen om intelligent te worden (nature) en wat men op 12-jarige leeftijd aan leerstof aankan (nature + nurture). Het gaat dan om het aanleggen van neurale wegen in de hersenen en bv. een basisschool op het niveau van de vroegere lagere school om de hersens maximaal te stimuleren zodat een zenuwennet wordt opgebouwd waarmee men goed denken kan en waarmee men creatief wordt. Als daar geloofwaardige onderzoeken over zouden worden gedaan kan men meer over het belang van de door jou genoemde “voorals” zeggen.
            xxxxxxxx
            Wat ik bedoel is dat in de 50-er jaren uit de sociale laag van laagopgeleiden in vergelijking met de tijden daarvoor veel mensen, en wel voornamelijk kinderen, verhuisd zijn naar de laag van hoogopgeleiden, dus dat de laag der laagopgeleiden aangetast is door een kakogenetisch proces. Daardoor zou nu de gemiddelde intelligentie van de huidige populatie in die laag verminderd moeten zijn en zou het heroprichten van de HBS nu geen groot emanciperend effect hebben.
            Allochtonen laat ik in dit verhaal buiten beschouwing.
            Ik meen voldoende valide argumenten gegeven te hebben om mijn stelling “autochthonen kinderen van de laag van laag opgeleiden zijn GEMIDDELD minder intelligent omdat intelligentie erfelijk is. Dat is een gevolg van de kakogene verhuizing uit de onderlaag en eugene verhuizing uit de bovenlaag”.
            Seger Weehuizen

          • Consequentie???
            Seger,
            Ik heb al aangegeven het niet met je eens te zijn. Sociale en culturele factoren zijn veel bepalender dan intelligentie.

            Toch wil ik je vragen wat voor jou de conclusie is uit je (veel te gewaagde) stelling dat kinderen van laag opgeleiden gemiddeld minder intelligent zijn. Wat HEB je eraan als dat al waar zou zijn?

          • Gewaagder
            Hinke,

            jouw stelling is dus dat kinderen van laag opgeleide ouders gemiddeld even intelligent zijn als kinderen van hoger opgeleide ouders. Of zelfs intelligenter!
            Dat lijkt mij een veel gewaagdere bewering dan de stelling van Seger…

          • wetenschap
            met afgrijzen heb ik de laatste jaren meer en meer moeten aanhoren dat intelligentie erfelijk bepaald zou zijn. Niets is minder waar. Een twintigtal jaar geleden is er degelijk wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar het fenomeen intelligentie. Dit is mogelijk geworden door eeneiige tweelingen die op zeer jonge leeftijd van elkaar werden gescheiden en in volstrekt andere sociale omgevingen terechtkwamen. Wat wij verstaan onder intelligentie is pertinent niet erfelijk gebleken. Ik kan meegaan met Hinke in die zin dat de ene sociale omgeving meer aanzet tot een soort van zelfredzaamheid dan een andere sociale omgeving. We mogen dit echter niet verwarren met ‘intelligentie’. Het zou te ver leiden om hier de discussie te voeren omtrent ‘wat is intelligentie’. Ik raad iedereen aan die hierove meer wil weten het boek ‘intelligentie’ van de betreurde prof. P. Vroon aan te schaffen. Een toegangelijk boek met de nodige relativiteit omtrent ‘intelligentie’ maar met een zekere vingerwijzing hoe het onderwijs hiermee eigenlijk om zou moeten gaan.
            En dat op zichzelf is al iets wat node gemist wordt in de hele onderwijsproblematiek de mening en de inbreng van de psycholoog. Al te veel onderwijskundigen of zelfbenoemde onderwijskundigen, orthopedagogen en pedagogen beheersen het debat en wat zij roepen wordt meestal voor zoete koek geslikt. Dat het in veel gevallen indruist tegen wat in de ‘mens- en gedragwetenschap’ al lang bekend, ten uit en te na onderzocht is en aan het papier is toevertrouwd wordt hierbij vergeten.

          • aanleg
            Toch ziet elke basisschoolleraar hoe sommige leerlingen veel gemakkelijker allerlei leerstof tot zich nemen dan anderen. Een fenomeen dat meestal niet verandert gedurende de 8 jaren basisschool. Die zwakkere zuster in groep 3 blijkt in groep 7 nog steeds een zwakkere zuster. En dat pientere joch op de kleuterschool blijkt in groep 8 nog steeds een bijzonder pienter ventje.
            De trage begrijper blijft een trage begrijper en iemand die een grote reeks van gegevens weet te onthouden en te combineren blijft zo iemand.
            Ik zou willen spreken van aanleg. En aanleg lijkt me in belangrijke mate een kwestie van ‘je bent ermee geboren’.
            Zelf heb ik mijn hele leven een aanleg gehad waar ik niets voor heb gedaan: het was duidelijk een aanleg die vele anderen in veel mindere mate hadden ontvangen.

            Ik geloof op basis van ervaring niet dat je aanleg kunt veranderen. De leerkracht moet ermee werken, maar kan hier weinig veranderen. Het klassikale onderwijs van ooit is de beste garantie gebleken voor een optimale ontwikkeling, voor het kind naar zijn aard en mogelijkheden.

            Nooit was het optimaal, dat wil zeggen als een soort maatpak voor elk. Maar ik zie het als een vorm van bedrog als wordt voorgesteld dat het lesgeven aan groepen voor elk kind een maatpak kan zijn. Dat is praktisch gezien niet mogelijk. Dat kan hooguit worden gerealiseerd door een prive-leraar die een leerling volkomen persoonlijk begeleidt. En zelfs dan zal er tekort worden geschoten.

            We werken met aanleg. Aanleg lijkt me erfelijke kwestie.

          • Aanleg
            Een hele goed uitgangspunt maar misschien kan je het woord aanleg ‘vertalen’ naar talent. En dat talent is aangeboren staat buiten kijf. Maar om te concluderen dat aanleg of talent daarmee ook erfelijk is gaat een stap te ver. Zoals ik al aangaf heeft de menswetenschap goed gebruik gemaakt van de in kaart gebrachte een-eiige tweelingen. Neem het onderzoek naar erfelijke aanleg van schizofrenie conclusie voor de afwijking schizofrenie bestaat een concordantie van meer dan 73%. In normale mensentaal wanneer een van de ouders belast is met de afwijking schizofrenie bestaat er een kans van meer dan 73 procent dat een nakomeling met dezelfde afwijking is belast.
            De aangeboren aanleg of het talent waar jij het over hebt moby moeten we als docenten koesteren en tot ontplooiing laten komen. Jammer genoeg zijn deze talenten niet a priori erfelijk, net als intelligentie. Anders gezegd, twee talentvolle muzikale ouders geeft geen zekerheid voor een even talentvolle nakomeling net zoals twee genieen geen zekerheid geeft tot de ‘productie’ van een genie. Maar ook het omgekeerde is waar. Een talentvolle muzikant kan ouders hebben die totaal a-muzikaal zijn zoals een ‘genie’ twee ‘domme’ ouders kan hebben.

          • erfelijk
            Ik ben het eens met je slotwoorden. Maar in dat geval denk ik dan dat de erfelijkheid vreemde sprongen kan maken. Mogelijk zijn er voorouders in het spel.
            Ik heb echter gezien dat een weinig muzikaal kind, wel lessen kan volgen om het notenschrift te leren en toe te passen, en aldus zelfs een instrument kan leren bespelen, maar dat het gebrek aan muzikaliteit echter telkens weer blijkt. Zo’n kind zal een duidelijke grens ontmoeten waar het nauwelijks overheen kan komen. Het vereist echter een muzikaal talent om dit te kunnen zien. Niet-muzikale ouders kunnen al gemakkelijk gaan denken dat hun kind een toptalent is, omdat zij zelf nooit iets aan muzikale oefeningen hadden gedaan. Hun gebrek aan aanleg is nooit uit de verf gekomen omdat op dat gebied niets werd aangeboden. Maar al zou die ‘aanleg’ worden ontwikkeld, zou blijken dat hun aanleg ‘in aanleg’ niet bijzonder groot was.
            Hetzelfde kan gezegd worden m.b.t. andere schoolse gebieden. Een matig rekentalent ontwikkelt zich slecht of helemaal niet als er geen of veel te weinig oefenstof wordt aangeboden. Biedt men het echter wel voldoende oefenstof aan, zal toch gaan blijken dat er van een matig talent sprake is.

            Kortom, het aanbieden van de stof maakt niet alleen talenten zichtbaar, maar ook gebrek aan talent. Desalniettemin is het een verkeerde conclusie die stof dan maar niet aan te bieden om daarmee het zichtbaar worden van een gebrek aan talent te voorkomen.
            Het is altijd beter dat een gebrekkig talent toch nog wat rekenen leert, dan als dat men hem maar ‘op eigen niveau’ laat aanmodderen om een gebrek daarmee te verhullen. Zo heb ik er steeds over gedacht.
            En in die dagelijkse praktijk wordt ‘achtergrond’ van zeer ondergeschikt belang. Een leraar kan achtergronden nu eenmaal niet veranderen.

          • multifactorieel: niet niet-erfelijk
            Ik heb ook die grafieken gezien en die tabellen gelezen over adoptiestudies: het blijkt dat er een grotere correlatie is tussen het IQ van het kind en dat van zijn biologische ouders dan tussen het IQ van het kind en dat van zijn adoptieouders.
            Intelligentie is multifactorieel bepaald (in dit geval meerdere genen en milieufactoren), de genen hebben echter wel meer invloed op de ontwikkeling van iemands intelligentie dan de milieufactoren (zolang het geen extreme milieufactoren zijn in ieder geval).
            Dat neemt niet weg dat er uitschieters zijn naar boven en beneden maar we hebben het hier over gemiddelden, niet over uitschieters.
            Mijn persoonlijke interpretatie: de genen bepalen je potentiële piek, de milieufactoren bepalen in welke mate je die potentiële piek nadert.

            Ook blijkt er een sterke correlatie te zijn tussen intelligentie en opleidingsniveau maar ook hiervoor geldt weer dat er uitschieters zijn. Een minimum aan intelligentie is een noodzakelijke voorwaarde om een bepaald opleidingsniveau aan te kunnen maar zogauw je op het hoogste niveau gaat studeren moet je eveneens een minimum aan motivatie, een minimum aan geheugen en het jusite karakter hebben.

            Verder kan je je eigen natuurlijk nog afvragen in welke mate het IQ iemands intelligentie representeert. Het is maar net wat je onder intelligentie verstaat.

            Wat voor conclusies wij ook uit dat alles trekken, 1 iets staat voor mij vast: elk kind moet de kans krijgen om zich maximaal te ontwikkelen en voor die ontwikkeling is het nodig dat het kind wordt uitgedaagd (het moet af en toe moeilijk zijn) zonder dat het niveau op dat moment haalbaar is.

          • Onzinconclusie
            JTS, ik poneer nergens een stelling, maar probeer de stelling van Seger minder stellig te maken. Bovendien vraag ik wat -mocht zijn stelling wél waar zijn- voor hem de conclusie is.

          • Geen onzin maar logische conclusie
            Als je de hypothese dat kinderen van laag opgeleiden gemiddeld minder intelligent zijn als “veel te gewaagd” kwalificeert, dan kan ik slechts concluderen dat je er van uitgaat dat die stelling niet klopt, en dat je dus blijkbaar de alternatieve hypothese als plausibeler beschouwt. En die alternatieve hypothese luidt dan: “Het is niet waar dat kinderen van laag opgeleiden gemiddeld minder intelligent zijn”. Dat is equivalent met: “Kinderen van laag opgeleiden zijn gemiddeld even intelligent of intelligenter” (dan kinderen van hoger opgeleiden).

            Let wel: ik sluit niet uit dat er maar een zwak verband is tussen intelligentie en opleidingsniveau (al denk ik dat er een vrij sterk positief verband is). Maar het komt mij buitengewoon onwaarschijnlijk voor dat er een negatief verband is tussen intelligentie van kinderen en opleidingsniveau van ouders.

            Er mankeert veel aan het onderwijs, maar zo slecht is met het onderwijs nu ook weer niet gesteld dat een hoog opleidingsniveau van de ouders een negatief effect zou hebben op de intelligentie van de kinderen.

          • Wat statistiek
            Domme ouders hebben een hoge kans dat hun kind slimmer is dan zijzelf.
            Slimme ouders hebben een hoge kans dat hun kind dommer is dan zijzelf.
            Regressie naar het gemiddelde heet dat.

          • Eerste afgeleide
            Zo is het ook maar weer.
            Wat Hinke stelt is in vast niet waar voor de intelligentie zelf, maar misschien wel voor de eerste afgeleide, of eigenlijk het differentiequotiënt: het verschil in intelligentie tussen kinderen en hun ouders (per generatie).

          • Leuk gevonden en waar, maar
            Leuk gevonden en waar, maar dan nog zal het kind van intelligente ouders meestal slimmer zijn dan de meeste buurkindjes en vice versa.
            Dat neemt niet weg dat er inderdaad altijd een regressie naar het midden is, tenzij er sprake is van veredeling. Zo hebben hoogopgeleiden vaker een partner die hoogopgeleid is, hebben topsporters vaker een partner die een topsporter is etc.
            Dit stelt de regressie naar het midden uit en zorgt er voor dat de genen steeds dominanter voorkomen in een familie indien een X aantal generaties dit blijven doen.
            Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat opa een minister was, de vader een hoge rechter was (professor, hoge raad), de ene zoon een minister werd en de andere zoon een schaakgrootmeester werd.
            Idem voor bijvoorbeeld topsporters of artiesten.

            Gelukkig is intelligentie maar een van de vele factoren die bepaalt hoe gelukkig en succesvol je wordt (intelligentie kan zelfs een averechts effect hebben op geluk).
            Mensen die echter toevallig intelligent zijn hebben er recht op dat deze intelligentie wordt gekoesterd. Zij mogen niet worden afgeremd omdat we elitarisering willen voorkomen, wel moet er dan adequaat geselecteerd worden op de combinatie van intelligentie, ambitie en karakter.

          • Kom op!
            Als je vindt dat een bepaalde stelling twijfelachtig is, is niet meteen het omgekeerde waar. Ik dacht dat dat toch een algemene waarheid als een koe was. Maar eerlijk gezegd vind ik het een non-thema.

          • Om dure dwaalwegen te voorkomen
            Bart heeft in multifactorieel: niet niet-erfelijk heel helder “mijn” mening/geloof verwoord. Want de partijen die twisten over de erfelijkheid op het gebied van intelligentie menen beide dat de ander nog niet het laatste woord hierover gezegd heeft. Voor veel mensen gaat het hier om een kwestie die emotioneel net zo beladen is als de afstamming van de mens in de tijd van Darwin. En daarbij is intelligentie een moeilijk te definiëren begrip.
            Hinke vraagt naar het nut van deze discussie. Ik herinner mij nog hoe vroeger heel veel mensen zich druk maakten over het feit dat kinderen van hoogopgeleide ouders een n keer hogere kans hadden om op de universiteit te komen dan “arbeiderskinderen” (de waarde van n herinner ik mij niet meer maar die was wel veel groter dan 1). Nooit werd bij het opvoeren van de oorzaken daarvan gedacht aan een kleiner percentage in aanleg geschikte kandidaten. Het was vaak niet eens duidelijk of de druktemakers geloofden dat vrijwel alle mensen bij meer adaequate nurture in staat zouden zijn om met succes een universitaire opleiding te volgen.
            Voor het nemen van maatregelen om meer kinderen van laagopgeleide ouders op de universiteiten te krijgen maakt het wel verschil of 5% van hun kinderen geschikt is of 50%. Voorkomen van geldverspilling is dus een belangrijke reden om meer inzicht te verwerven in nurture, nature en erfelijkheid op het gebied van intelligentie en andere talenten. Maatregelen zoals het voorschrijven van de middenschool en de basisvorming zijn zeer ingrijpend en die zouden bij meer inzicht in nature en nurture (hopelijk)niet genomen zijn. Volgens mij (geloof!) is de efficiënste wijze om het gemiddelde onderwijsresultaat gemeten naar eindniveau omhoog te krijgen het met succes hoogopgeleide vrouwen te verleiden om meer kinderen te krijgen.
            Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.