Realistische rekenles

Vandaag mag ik invallen in groep 7 en dat is een leuke afwisseling naast mijn baan in groep 3. De rekenles van vandaag is een les zelfstandig werken. Daarom kijk ik even naar de instructieles van gisteren. Wonderbaarlijk genoeg worden hier andere dingen in behandeld dan vandaag aan de orde komen: procenten, inhoudsmaten, oppervlakte en geldrekenen.
Veel onderwerpen voor één les. Ik besluit de les van vandaag toch maar te starten met een klassikale instructie door van iedere opdracht één som samen te maken.

Samen bekijken we de eerste opdracht:

Ik heb 6000 asters.
15% ervan overleeft het niet.

Volgens de realistische traditie vraag ik de kinderen naar hun oplossingsstrategieën. Er gaan vijf vingers omhoog en ik geef wat beurten. Het eerste kind begint hardop te verwoorden dat je moet kijken hoe vaak 15 in 100 past, waarna hij lang en diep nadenkt over het antwoord: zes keer? Tafels blijken lastig voor de leerlingen. Deze moeten namelijk worden gestampt en dat vindt de realistische rekenmethode een geestdodende activiteit.
Ik leg uit dat 15 niet goed in 100 is te passen en geef een andere leerling de beurt. Deze stapt moeiteloos over op een andere oplossingswijze: 100%=6000, 10%=600 en 5%=300.
15% is dus 600 + 300 = 900. Goed gevonden! Maar het is me net iets te toevallig dat dit zo goed past en ik werp een blik op de andere sommen:

Ik heb 4000 dennetjes geplant.
35% is doodgegaan.

Ik denk dat 20% van deze 500 nieuwe beuken het niet redt.

Het zijn allemaal ronde getallen, waarmee handig te rekenen valt. Maar het is niet waarschijnlijk dat je later als kweker telkens te maken krijgt met dergelijke mooie ronde getallen. Eigenlijk is realistisch rekenen dus een vreemde naam voor deze rekendidactiek.
Maar in de virtuele wereld van het realistisch rekenen kan het blijkbaar allemaal. Het is een hele makkelijke wereld: 600 + 300 = 900. Dit somtype hoort thuis in groep 5. Het is ook de wereld van de trucjes: de kinderen leren het trucje met de verhoudingstabel, maar kunnen hier vervolgens niets mee in de echte wereld waarin 17,3% van hun asters het niet overleeft.
Ik ben even in gedachten en bedenk dat 1%=60 goed zou kunnen helpen, maar waarom dan niet meteen 1% nemen en dat vermenigvuldigen met het percentage? Op deze manier komen kinderen altijd tot een juiste oplossing.

We bekijken de tweede opdracht die over inhoudsmaten gaat:

4 dl + … l = 5 l
350 cl + … l = 5 l

In de handleiding staat niet beschreven hoe deze moeten worden opgelost, maar wel dat de kinderen naar hun oplossingsstrategie moet worden gevraagd. Ik vraag de kinderen dus naar hun trapje met maten. Ze kijken me vragend aan.
Dezelfde vijf vingers als zojuist gaan weer omhoog. Ik geef één van de kinderen het woord en hij legt uit dat 1 liter gelijk staat aan 10 dl en dat 4 dl dus 0,4 liter is. Daar moet nog 4,6 liter bij om 5 liter te krijgen. De andere vier kinderen hebben het antwoord al in hun schrift geschreven. De berekening en de som ontbreken. De overige kinderen kijken me vragend aan.
Ik google even en tover dan een mooi plaatje van het metriek stelsel op het digibord. Het goede oude trapje zoals ik dat vroeger op de basisschool heb geleerd.
Ik leg uit dat je hiermee alle maten kan omrekenen. Er gaan vingers omhoog en de kinderen vragen wat ‘decaliter’ betekent. Hier hebben ze nog nooit van gehoord: deze maat komt namelijk niet voor in de realistische rekenwereld. De kinderen vinden het erg handig en ontdekken enthousiast de werking van het trappetje.

Ik besluit de kinderen aan het werk te zetten. Het is niet wenselijk om als invaller alles op de kop te zetten. Tegelijkertijd besluit ik dat ik me zal roeren in de werkgroep die een nieuwe rekenmethode gaat uitzoeken volgend schooljaar.

3 Reacties

  1. zelfstandig werken
    Een les die dus totaal ongeschikt is voor zelfstandig werken, want de kinderen moeten voortdurend worden bevraagd.
    Zeer realistisch beeld van een rekenles volgens een RR-methode. En wie denkt dat die kinderen nu echt ‘snappen’ wat ze doen, komt zeer bedrogen uit. Ze snappen er niks van, maar hebben evenzogoed als bij het traditionele rekenen, vooral handigheidjes ontdekt. De leerkracht merkt het steeds weer bij nieuwe stof: de kinderen begrijpen niet echt wat ze doen, en ze snakken voortdurend naar foefjes om tot een goede oplossing te komen.
    Echt, dat realistisch rekenen was voortdurend tobben. Dat kinderen nog kunnen rekenen is te danken aan leerkrachten die hadden besloten er een flinke portie ’traditioneel rekenen’ tegenaan te gooien, naast dit eindeloze getob.

    • het eindeloze getob van het realistisch rekenen
      …. wat is dat een prachtige omschrijving van de RR lessen

  2. Misschien ook een goed idee
    om de reguliere collega van groep 7 op e.e.a. te wijzen.

Reacties zijn gesloten.