59 Studeren in Frankrijk : Waar zijn we mee bezig?

16 maart 2010
Onderwijs heeft toch meer om het lijf dan ‘taal en rekenen’ à la Dijsselbloem, het is ook redeneren; avoir un estime de soi; een Eigen Stem in stand houden; als land uitstralen; zich laten inspireren door het verleden; inhoud geven en transcenderen; beseffen dat goed inzicht afhankelijk is van een gedegen algemene kennis en van een goede taalbeheersing, dus dat kennisoverdracht centraal moet staan. En de helpende hand bieden bij de integratie. Die leidraad is moeilijk te definiëren en al helemaal niet te kwantificeren. De laatste tijd kwam ik 4 korte teksten tegen die de sluier een beetje oplichten en die als wegwijzer kunnen dienen.

Toen Albert Camus (1913-1960) in 1957 de letterkundige Nobelprijs kreeg, was dat voor hem een etappe van een uitzonderlijk parcours. Hij, een half wees, werd in Algiers opgevoed door een slechthorende analfabete moeder, die als poetsvrouw haar hele lange grauwe leven andermans trappen op en af moest gaan, maar nooit klaagde en ongeschikt was voor ressentiment. ‘Devant ma mère, je sens que je suis d’une race noble: celle qui n’envie rien’. Het anarchistische blad Le Monde Libertaire (1) van januari 2010, citeert ter herdenking van Camus’ noodlottige ongeval 50 jaar geleden, de brief aan zijn Meester van de lagere school “Zeer Geachte Meneer Germain, ik heb gewacht totdat het rumoer om me heen van deze dagen wat gedoofd was om me met mijn hele wezen tot U te richten. Men heeft mij net een veel te grote eer bewezen, die ik niet gezocht heb en ook niet ambieerde. Maar toen ik het bericht kreeg, was mijn eerste gedachte, na mijn Moeder, voor U. Zonder U, zonder de liefhebbende hand die U gereikt heeft aan het armzalige kind dat ik toen was, zonder Uw onderwijs en Uw voorbeeld, zou niets van dat alles hebben plaats gevonden. Voor mij is zo’n eerbewijs niet het einde van de wereld. Maar dat eerbewijs biedt mij ten minste de gelegenheid om U te verzekeren dat Uw inspanning, Uw werkzaamheid en niet te vergeten de hartelijkheid die U toepaste, nog altijd levend zijn bij één van Uw kleine scholieren, die, ondanks de jaren die voorbij zijn gegaan, nog steeds Uw dankbare leerling is. Ik omhels U met al met al mijn kracht”. U ziet, er is hier geen spoor van klassenijd, maar een uitgekristalliseerd bewustzijn van de sturende hand van de ‘Ecole Républicaine’ die blind moet zijn voor rang of stand, iets universeels en verheffends, dat van toepassing is op slaaf en baas. Goed onderwijs was voor hem niet alleen een ontsnapping, maar ook een investituur die hij moest waar maken (2).

Ja, goed onderwijs en het waard zijn, voor het individu is dat het begin en de beleving van alles. Op alle niveaus. De filosoof – socioloog (en edelhomo) Didier Eribon (geb. 1953) ziet alles door het prisma van de klassenstrijd. Bij hem thuis voelde men zich proletariër en werd als één man op de Communisten gestemd, ‘wij’ tegen ‘de onderdrukkers’. Tot zijn grote verdriet sloeg dat later om in ‘wij echte Fransen’ tegen de ‘gekleurde import’, toen er geen authentieke arbeiderspartij meer was. Als eerste van zijn familie ging hij naar de middelbare school. In zijn (nogal gekwelde) autobiografische ‘Retour à Reims’ (2009) schrijft hij: ‘Tot op het bot voelde ik aan tot welke klasse ik als arbeiderskind behoorde. … De aanpassing aan de schoolcultuur en aan alles wat daarmee samenhing, bleek voor mij langzaam en chaotisch te gaan. … Het was een heropvoeding, waarbij ik alles wat mijn persoonlijkheid vormde, moest afleren. Wat bij de anderen vanzelf ging, moest ik dag in, dag uit, maand na maand, zelf veroveren in het dagelijkse contact met anderen, met een andere vorm van tijdsbeleving, met een andere manier van spreken. Mijn persoonlijkheid, mijn habitus, werd daardoor tot in de diepte getransformeerd en bracht mij in toenemende mate in contradictie met mijn milieu waar ik iedere avond terugkwam. Om het eenvoudig te zeggen: de soort verhouding met betrekking tot mezelf die de schoolcultuur oplegde, was niet in overeenstemming te brengen met wat wij thuis waren. De succesvolle schooljaren hadden bij mij… een breuk tot gevolg, die mij in toenemende mate scheidde van de wereld waar ik vandaan kwam en waar ik nog thuis hoorde. Eigenlijk was het een verbanning en zoals iedere verbanning hield dat een vorm van geweld in.’ Au fonds wilde hij niets liever dan ontsnappen uit zijn bruut, geborneerd en grauw milieu. ’Het Marxisme uit mijn jeugd was voor mij een vector om mij te ontdoen van mijn sociale identiteit, de arbeidersklasse ophemelen om des te beter afstand te nemen van de echte arbeiders…de wereld van mijn ouders, terwijl ik uiteraard mij verbeeldde dat ik hun leven beter kon beoordelen dan zijzelf. Door Marx en Trotski te lezen, dacht ik bij de voorhoede van het volk te behoren. In werkelijkheid kwam ik bij de geprivilegieerden terecht met hun soort tijdsbesteding (= temporalité) en hun manier van subjectieve interpretatie: degenen die de tijd hadden Marx en Trotski te lezen’. De Heer Eribon betoont weinig dankbaarheid voor zijn openbare school in de provincie die in zijn jeugd nog veeleisend was. Hij beklaagt zich eerder over gebrek aan kennis van de arcanen van het systeem, wat niet wegneemt dat hij heeft kunnen profiteren van onverwachte passerelles die de in zijn ogen verfoeilijke burgerkliek had ingesteld.

De fonkelende ster aan het linkse firmament, de Heer Besancenot van de Ligue Communiste Revolutionnaire (LCR), heeft een nieuwe partij opgericht, de Nouveau Parti Anticapitaliste (NPA), die “anticapitaliste, internationaliste, antiraciste, écologiste, féministe” is, een ruim links aanharkende partij dus die misère-sedimenten exploiteert zoals de verfoeide kapitalisten van de fiscale niches gebruikmaken. Hij heeft het beproefde embleem ‘hamer en sikkel’ laten vallen voor een ‘megafoon op rode achtergrond’. ‘La révolution c’est le mégaphone plus la télé’, zei een teleurgestelde kiezer. Zijn ster is nu duidelijk verbleekt met de nominatie van een gehoofddoekte juffrouw (‘voilée’ = gesluierd zegt men hier) voor de a.s. regionale verkiezingen. Adieu het universalisme. Bonjour de verwarring dat ‘islamisme antikapitalistisch is en compatibel met feminisme, abortus en homosexualiteit’. Welkom de lawine voluptueuze, sarcastische, vernietigende commentaren. Zo’n hoofddoekje. Lief, gekleurd, klein. Teder zou men haast zeggen. Jammer toch dat je niet op een lieve manier gestenigd kan worden. Zonder hoofddoek is een Moslima in haar gemeenschap vrijgevochten, oncontroleerbaar, ja, naakt, een hoer, dat kan men toch niet toelaten? In de vele commentaren kwam er ook iets anders te voorschijn, iets op onderwijsgebied, haast een mea culpa van onvermogen, waaruit duidelijk blijkt dat extreem links conservatief is op onderwijsgebied, een realistische visie à la Camus die niet strookt met de dominante sociale opvatting van ‘diploma’s voor iedereen’ als uiting van een dolgedraaide democratie.

Zo schrijft Jerôme Leroy: ‘Ik denk nu met verdriet aan een paar vroegere collegae, lid of sympathisant van de LCR met wie ik 20 jaar lang onderwijs heb gegeven in een college vlak bij de grens. Tussen 1990 en 2008 hebben wij aan de veelheid van kleine tekens kunnen zien hoezeer de economische ellende (=détresse) die steeds verder toenam in die oude textielstad, een identitaire kramp teweegbracht: massief absenteïsme bij de Aïdviering, terwijl vroeger de leerlingen tot zondag wachtten voor het feest om de lessen niet te missen; het toenemende aantal meisjes die haar hoofddoek vlak voor de poort aflegden, terwijl dat vroeger marginaal was; het [verplichte] medische onderzoek bij 11 en 15-jarigen dat voor de schoolarts een hindernissenloop werd als het om de meisjes ging. Ja, ik ben verdrietig als ik er aan denk hoe wij samen probeerden een bepaald idee van de school te bewaren: onze klaslokalen waren de laatste plekken die niet mercantiel of godsdienstig waren, waar onze leerlingen konden profiteren, zonder bedenken of overwegen, van een vruchtbare kennisoverdracht. (Onze leerlingen) waren even zovele kleine Fort Alamo’s van de Republiek om de ontplooiing onder gelijken een kans te geven. Een kans voor Verlaine, Robespierre en Darwin, tegen de pedagogen, tegen de verkopers van auto’s die onze basketballers wilden sponsoriseren en tegen de theologisch correcte maar fanatieke minarettenbouwers. Aan het eind van de rit waren ze eender, doodgravers van een systeem waarvan de laatste versleten grendels nog stand houden, anders was alles al ten gronde gericht.’

De icon van het Linkse Geweten, intellectueel feminisme en goede smaak, Mme Elisabeth Badinter (3), echtgenote van Mitterands Minister van Justitie, afschaffer van de doodstraf, een dame van het soort dat in Nederland niet bestaat, ook nog schatrijk, Joods en President van het reclamebureau Publicis, niet een bo-bo, liet de laatste dagen veel van zich horen tegen de perverse effecten van de nieuwe-stijl-feministen, van het genre: gezin is belangrijker dan carrière, de verrijkende intimiteit van borstvoeding, het ecologische nut van wasbare luiers enz. * en – last but not least – de vrijheid om hoofddoeken en burqa’s te dragen. Haar ‘Toespraak (= adresse) aan allen die vrijwillig de burqa dragen’ citeer ik hier in extenso: ‘Nadat de allerhoogste godsdienstige autoriteiten verklaard hebben dat de kledingstukken die de totaliteit van lichaam en gezicht bedekken, niet door een religieus gebod zijn opgelegd, maar door de traditie, wahabitisch voor de één (Saudisch Arabië), pashtoen (Afghanistan, Pakistan) voor de ander, gaat U dan toch door met het verhullen van Uw hele gezicht? Als U zo verborgen bent voor de blik van de anderen, dan moet U zich realiseren dat U wantrouwen en vrees uitlokt bij de kinderen en ook bij de volwassenen. Zijn wij in Uw ogen zozeer verachtelijk en onrein, dat U ieder contact, iedere aansluiting weigert en zelfs een welwillende glimlach uit de weg gaat? In een moderne democratie die transparant probeert te zijn en die de gelijkheid tussen man en vrouw probeert in te stellen, geeft U op brute manier aan dat alles Uw zaak niet is, dat de relatie met de anderen U niet aangaat en dat onze strijd de Uwe niet is. Ik vraag me dan ook af, waarom U niet naar Saudië Arabië of Afghanistan gaat, waar niemand U zal vragen Uw gezicht te laten zien en waar zoveel vrouwen het leed moeten dragen dat haar dochters op haar beurt gesluierd zullen zijn, wier echtgenoot polygaam kan zijn en naar zijn willekeur haar kan verstoten. Waarlijk, U gebruikt de democratische vrijheden om ze te keren tegen de democratie. Ondermijning, provocatie of onwetendheid, het schandaal is minder Uw aanstootgevende afwijzing dan de klap die U geeft aan al Uw onderdrukte zusters. Zij zijn het die de dood riskeren om eindelijk van de democratische vrijheden te genieten die U veracht. Vandaag is het Uw keuze, maar wie weet of morgen U dolgelukkig zult zijn om anders te leven. Zij kunnen dat niet… Houdt dat in gedachten.’

Ook hier klinkt door dat het Franse model van integratie via de ‘école républicaine’ gefaald heeft en dat men op weg is naar een multiculturele samenleving, waar de Fransen traditioneel allergisch voor zijn. ‘Tolérer l’intolérable’ doen ze hier liever niet. Libaniseren tot dat er een burgeroorlog uitbarst? Ons niet gezien! Tegen die achtergrond is de voorgenomen wet voor het burqa-verbod logisch en gewenst en het gebrek van adhesie uit de eigen Mohammedaanse kring onheilspellend. ‘Het samenleven met vreemden kan alleen functioneren, als de meerderheid weet, dat ze de meerderheid blijft en dat haar collectieve gevoelens, belangen en waarden voorrang hebben’ (K.O. Hondrich, 2006). De school heeft daarbij haar integrerende functie voor een groot deel verloren. Wie een oplossing heeft, mag zijn hand opsteken.

* Elisabeth Badinter/ Flammarion/2010 ‘Le conflit, la femme et la mère’ over het moderne moederschap. Le retour de la mère sacrificielle au nom de la nature…un allaitement “responsable” [qui] requiert le temps complet, l’abnégation totale en alles wat daar mee samenhangt. Hier wordt niet het conservatisme an sich aan de kaak gesteld, maar het bizarre samenvloeien van tendensen zoals: ecologie = terug naar de natuur + herijking van onze biologisch conditie. Het speelt niet alleen in op het diepere, onderbewuste wat des mans is, maar de Islam voelt zich daar ook in thuis. Inderdaad een ‘retrograde’ tendens.

(1) Nr 1578 van 14-20 januari 2010, €2,00. In het commentaar op Camus komt de huidige discussie over quota op de elitescholen (blog 57) aan de orde en het schrijft: ‘Positief antwoorden zou betekenen dat de armen inderdaad dom zijn en dat het voor hen de toegang tot de cultuur niet nodig is…Negatief antwoorden zou betekenen dat de selectie tot uitdrukking komt en dat de elite uit alle sociale milieus voortkomt’. Een exegese duidt meer op een voorkeur voor een ‘negatief’ antwoord en daarmee een voorkeur een zelfde ‘concours’ voor allen en ipso facto bijspijker cursussen voor de knappe koppen uit achterstand milieus. Overigens was er een artikel opgenomen van Thom Holterman over Provo 1965-67, was hij misschien zelf ‘provo’? Het lijkt er op dat hij nu in Frankrijk woont.

(2) Sartre c.s. hadden toen al met hem gebroken. Camus, l’homme révolté, ging er van uit dat het doel de middelen niet heiligt en dat men met onderscheidingsvermogen (=discernement) de maat moet houden om niet als Robespierre afteglijden in de Terreur of als bij Stalin in de Goulag te creperen, per slot van rekening zitten we allemaal op het zelfde schip (= texture commune, de algemeenheid van de menselijke natuur, nogal Rouseau-istisch). Volgens Sartre is het de revolutie die de massa er zich van bewust maakt (= révéler*) hoe diep en onoverbrugbaar de verschillen zijn en moet men de beschaving niet redden, maar de wereld veranderen. Vergeet U het niet, we zijn in 1957, en op een vraag die hem in Stockholm gesteld wordt zegt hij: ‘Op dit moment worden bommen in de trams van Algiers gegooid. Mijn moeder zou zich in één van die trams kunnen bevinden. Als dit rechtvaardig is dan geef ik de voorkeur aan mijn moeder’. Zeer ten onrechte werd dit door de Parijse intelligentsia meteen vervormd tot ‘Rode Kruis moraal’ van een ‘belle âme’ (toentertijd zeer pejoratief). Ik herinner mij vagelijk dat op mijn HBS ‘La Peste’ van Camus gelezen/besproken werd.

* révélér = openbaren, een typisch werkwoord dat meer bij ‘geloven’ past dan bij de rationele benadering van menselijke interactie die Sartre c.s. voorstonden.

(3) Een paar jaar geleden organiseerde zij een prachtige tentoonstelling in de oude Bibliothèque Nationale over Mme Emilie du Châtelet (1706 – 1749), de eerste vrouwelijke geleerde en égérie van Voltaires jonge jaren. Zij was het die Newtons Principia Mathematica in het Frans vertaalde. Het was ook een hymne op de ontluikende ‘ambition féminine’ van de XVIIIe eeuw waarvan de Verlichting het draagvlak was en er was ook een overzicht van alle technische en wetenschappelijke vooruitgang in die tijd. Het is jammer dat het diepgaande ferment van de Verlichting in Nederland in de vergetelheid is geraakt.

7 Reacties

  1. Fascinerend
    Deze aflevering is fascinerend. Dank, Wilmont.
    Camus is al lange tijd een held van me. De anderen ken ik niet: botte Nederlander.
    Een tijdje terug heb ik je Alain aanbevolen. Die aanbeveling moet ik helaas terug nemen. Ik baseerde deze op zijn Propos de l’éducation, afzonderlijk uitgebracht in een PUF-deeltje, dat ik zo dom was uit te lenen aan een hoogbejaarde geschiedenisleraar die ik het inmiddels niet meer terug kan vragen.
    Z’n andere Propos (2 Pléiade-delen) heb ik inmiddels ook en ze vallen me tegen.
    Je ziet, ik hecht aan je oordeel.
    Met groet

    Willem Smit

    • Sartre/Camus et la cause commune
      Ik heb ‘La Peste’ en ‘l’Etranger’ ooit gelezen, maar ben het inhoudelijk vergeten. Ter herdenking dat het 50 jaar gelden is dat hij omkwam, was er op Arte een zeer goede biografische film, waarvan cognoscenti zeiden dat teveel aandacht werd besteed aan zijn vrouwen perkara’s, blijkbaar was hij op dat gebied een ‘Tarzan irrésistible’ en levensgenieter. Overigens was mijn eerste baas degene die bij het ongeluk de eerste hulp verleend heeft. Alain Finkelkraut wijdt een opstel (55 bldz)aan Camus in zijn bundel ‘Un coeur intelligent’/2010 . ‘Men begrijpt nu waarom Sartre in 1952 zo gemakkelijk, zo monter berustte in de breuk met Camus. Die ruzie luchtte hem op, want in zijn wereldvisie is er geen plaats voor een vriendschappelijke verhouding. Wat is de waarde van de vriendschap? De conversatie. En wat is de betekenis van het converseren? Volgens Montaigne is dat het aangaan van een dispuut in het belang van de waarheid. In het dispuut is het niet de overwinning die telt, maar de kwaliteit van de uitwisseling en de verbeterde kennis van wat het leven aangaat. Maar Sartre heeft het tapijt onder de gemeenschappelijke zaak weggetrokken. Zijn wereld bestond uit 2 onverzoenlijk krachten…’ je behoort bij je ‘broeders’ of bij je ‘vijanden’. Zijn objectief is ‘de vijand’ die men niet moet weerleggen, maar verdelgen. Het opstel is zeer indringend geschreven. Zoiets komt men in NL nooit tegen.

      • Sartre???Sartre….
        O ja, nu weet ik het weer. Aanbeden door de ( een deel ) van de babyboomgeneratie. Dat deel dat nu op de bestuurdersstoelen zitten.

        • …when experience is not retained, infancy is perpetual…
          U gaat iets te voorvarend aan de slag, in zijn algemeenheid heeft U waarschijnlijk gelijk: alle problemen onder de noemer te brengen van sociale ongelijkheid en de goede inborst/bedoeling hoger te waarderen dan wat er in praktijk er van terecht kwam, m.a.w. selectief blind te zijn met betrekking tot De Gaulle (met zijn onsterfelijke ‘Moi? Dictateur? A mon âââge?), Moskou en Havanna enz. Zoiets ziet men inderdaad in Nl bij het onderwijs en de ontwikkelingshulp, c’était dans l’air du temps. Aan de andere kant was hij een zeer geleerd en belezen product van de méritocratie à la française en werd er erg veel onderling gediscussieerd, zij het ook zeer sektarisch. De ‘nouveaux philosophes’ zijn daar uitvoortgekomen. En niet te vergeten de zelf-opheffing van de ‘Gauche Prolétarienne’ (sept 68-nov 73) die door een paar discipels van Sartre geleid werd. Hierdoor is Frankrijk grotendeels ontsnapt aan de ‘ anni di piombo’ en de ‘RAF’ e.d. Nu Camus gememoreerd wordt, komt zijn opponent Sartre ook in het vizier. Door zijn heil te zoeken in wollige ‘competenties’; zich ‘excellence’ aan te praten; zich te verschuilen achter zeer partiële ‘rankings’; andermans taal de hemel in te prijzen; te denken dat ‘feitjes stampen de Nederlander niet ligt’ en dus niet nodig is; dom beslissingshefbomen uit handen te geven; afstand te nemen van de ingewikkeldheid van de Geschiedenis; de Klassieken niet meer te lezen, schept men een nieuwe vorm van onwetendheid die drukt op de kwaliteit van het openbare debat in Nederland, dat opschuift naar het emotionele, de korte termijn, het puur kwantitatieve. Voorbeelden te over. Gelukkig is het land aanpasbaar, zoals men dat na 1982/83 gezien heeft. Hij lijkt mij dat de 15-25 jarigen een moeilijke tijd tegemoet gaan.

    • La voûte moderne est basse…
      La voûte moderne est basse. Le règne des objets chasse l’esprit. L’ennui s’ensuit, on se divertit. Tout lasse.
      Helaas, Alain, ken ik (nog steeds) niet. Ik constateer wel met pleizier dat de ‘oldest dead white European males’ in de (Angelsaksische) financiële pers hun geur van heiligheid weer wat terugkrijgen als een reactie op de crisis ‘waar zijn we mee bezig’. Toqueville was altijd al een referentie in de VS (voor zover ik dat juist interpreteer). Nu is Auguste Comte (1798-1857) aan de beurt: ‘I was very wrong’, said Mr Buffett, de Amerikaanse kruising van Jupiter en Minerva op financieel gebied. ‘I ignored Comte’s advice – the intellect should be the servant of the heart but not its slave – and believed what I preferred to believe.’ (= L’esprit doit toujours être le ministre du cœur, et jamais son esclave)….En Heer J. Kay gaat verder in de FT van 10 maart 2010: ‘Like the Climategate scientists, we review the evidence not to search for the truth, but to support propositions we have already persuaded ourselves are true. Worse, we rewrite history to fit our current perceptions. As Nietzsche described it: ‘I have done that,’ says my memory. ‘I cannot have done that,’ says my pride, and remains inexorable’. When experience is not retained, infancy is perpetual. Those who cannot remember the past are condemned to repeat it.’ Met dit soort percepties geeft men inhoud aan het onderwijs en dat is de taak van het humaniora en de Klassieken. In onze lage gewelf zijn helaas de vensters te klein…

      • Sartre
        Beste Wilmont,
        Als Buffet Comte gaat lezen begin ik me zorgen te maken om deze tycoon die de crisis als een der weinigen zonder veel schade heeft doorstaan.
        Er zijn literatoren en politieke filosofen die ik niet kan lezen omdat ze de drie bereiken zodanig verwarren dat ze de ene categoriefout na de andere maken. Toevallig (?) noem jij er twee: Nietzsche, Sartre, vandaar dat ik er op kom. In het rijtje passen ook Bergson en Freud, die twee genres verwarden. Sartre was als enige van de genoemden bovendien een beroerde stilist. Zijn succes was uiteraard ook het gevolg van zijn eigen versie van het Marxisme. Hij was een abject mens. Toen ik La Nausée las op m’n zeventiende voelde ik dat scherp aan. Zijn verdediging van het Stalinisme viel erg goed aan de rive gauche. Ik heb zijn langdurige succes nooit begrepen, nog minder na het lezen van die afschuwelijke memoires van zijn Simone (anti-burgerlijke burgerlijkheid).
        Als je me via de private mail je adres wilt sturen, ontvang je binnenkort deel 1 van Alain. Dat heb ik dubbel. Helaas een lelijk exemplaar, niet helemaal geschikt om m’n waardering voor je Franse berichten uit te drukken.
        Met hartelijke groet,

        Willem Smit

        • Collectief een charmante dierentuin met chimères?
          U ziet het wel erg zwart in! Dat de ‘Sage of Omaha’ een voorkeur heeft voor Auguste Comte komt misschien omdat hij een ‘positivist’ is. Dus ‘toujours plus’ voor het wel van de mensheid! Wat Sartre/Beauvoir betreft, vond ik hun autobiografische teksten wel boeiend: Les Mémoires d’une Jeune Fille Rangée’ (gelezen toen ik 20 was), Une Mort très Douce, Les Mots, de rest onbeduidend of onverteerbaar. Qua stijl had Sartre een handje van een vorm als: ‘Haar blik was even intens als haar stem zoet gevooist’. En van Beauvoir herinner ik mij de les spaarzaam om te gaan met bijvoeglijke naamwoorden (bij de Amerikanen is dat omgekeerd) en nooit schrijven:’hij schreeuwde, grinnikte, kermde enz. dat…’ als je ‘hij zei dat..’ kan gebruiken. Alain interesseert mij, ik zal U mijn adres sturen, maar ga nu eerst naar de uitslag van de verkiezingen kijken, waar onze super omni-president wel gegeseld zal zijn.

Reacties zijn gesloten.