Val kabinet en Deltaplan

Nu politieke partijen hun programma’s gaan schrijven kan een Deltaplan van BON goede diensten bewijzen. Dat plan moet dan niet direct afgeschoten kunnen worden.

Kunnen de punten waarvoor nog onvoldoende steun bestaat binnen de vereniging op een of andere manier onderscheiden worden van de rest’?
Ik denk aan de harde (of zachte) knip tussen kleuter- en basisonderwijs en samenvoeging vmbo/mbo. Overigens gebeurt dat laatste al op enkele vmbo scholen.

En kunnen enkele actuele harde ontwikkelingen worden benadrukt bij de presentatie.

Vergelijk bijvoorbeeld de gevolgen van de HOS (vijftien jaar geleden?) met de aanstelling van coaches in schaal 7 nu. Veel onderwijsgevenden lijken uitsluitend de voordelen van zo’n coach te (willen) zien. Handig bij lesuitval en in het practicumlocaal, vindt men.
Ondertussen wordt het docentencorps uitgedund. Het geld moet ergens vandaan komen.
De computerscholen voor vmbo’ers staan in de steigers. Juist de zwaksten worden als proefkonijn gebruikt.

9 Reacties

    • samenvoegen vmbo/mbo
      Haags Nieuwsblad dd 19.02.10:
      Ruim 30 basisscholen bij doedagen Haagbouw.
      “het enthousiasme van de kinderen was overweldigend, menigeen wilde het iefst meteen blijven. Helaas voor hen staat ze nog minimaal 4 jaar middelbare school te wachten, want ze moeten in ieder geval 16 jaar zijn en bij voorkeur een vmbo-diploma op zak hebben voor ze bij Haagbouw aan de slag kunnen”
      Haagbouw is een opleidingsbedrijf voor BBL-opleidingen voor timmeren, metselen en tegelzetten.
      Wat zou het voor veel vmboT-bruggers een zege zijn wanneer ze hier konden beginnen met hun beroepsopleiding. Veel doe-kinderen verstoren de eindeloos theoretische lessen, beginnen te spijbelen, krijgen een slecht zelfbeeld enz.enz.
      Ook leerlingen met een hogere cito-score moeten kunnen kiezen voor een doe-beroep.

      • Er bestaan allang
        Er bestaan allang doe-opleidingen en doe-beroepen op alle niveaus.
        – Chirurgie
        – Tandheelkunde
        – Architectuur
        – Bepaalde R&D-afdelingen
        – Informatica
        – Tal van ingenieursdisciplines
        – LO
        – fysiotherapie (in Vlaanderen ook op universitair niveau)

        Kijk eens naar wat foto’s van CERN, de space shuttle, laboratoriumapparatuur enz.
        Hogeropgeleiden die graag wat meer met de handjes werken kunnen zich prima uitleven.

        Er is lang niet altijd een even sterk verband tussen de citoscores en de leerpotentie. Hooguit geeft de score van het CITO, die louter gebaseerd is op slechts 160 meerkeuzevraagjes (die bovendien lang niet allemaal goed zijn opgesteld) een indicator van het huidige leervermogen. Er zijn nogal wat kinderen die stapelen van VMBOT naar de universiteit of juist zakken van het VWO tot het MBO.

        Een fusie tussen het VMBO en het MBO acht ik onwenselijk, juist die grootschaligheid heeft de kwaliteit van in ieder geval de MBO-opleidingen verslechtert.
        Bovendien moet je er rekening mee houden dat enkel de leerlingen van de laagste 2-3 richtingen op het VMBO graag vroeger met de handjes willen werken.
        Ik zou dan ook liever zien dat het VMBOT weer terug de mavo wordt (c-niveau mag van mij worden afgeschaft op de mavo) en dat de LTS weer in ere wordt hersteld.

        • CITO beoogt niet de (relatief stabiele) ‘leerpotentie’ te meten.
          Bart schreef: “Er is lang niet altijd een even sterk verband tussen de citoscores en het leerpotentie. Hooguit geeft de score van het CITO, die louter gebaseerd is op slechts 160 meerkeuzevraagjes (die bovendien lang niet allemaal goed zijn opgesteld) een indicator van het huidige leervermogen.”

          De CITO-toets einde basisonderwijs beoogt *niet* het ‘leervermogen’ te meten, maar de verworven schoolse kennis. Het is een studievorderingentoets, geen intelligentietoets.

          Welke studievorderingen een leerling behaalt, kan worden gezien als resultante van:
          a. diens intelligentie (als relatief stabiele trek)
          b. diens getoonde inzet, werklust, bestede tijd
          c. diens omstandigheden (SES ouders, welbevinden in de klas, rust/onrust thuis etc.)
          d. het genoten onderwijs (hoe veel, hoe goed, hoe streng getoetst etc.)

          Je kunt er over twisten wat de verstandigste opvatting is van ‘leervermogen’: a alleen, of a, b en c samen. In het laatste geval is ‘leervermogen’ variabel, in het eerste geval nogal stabiel.

          Verandering in leerprestaties (‘opbloeien’) kunnen vaak worden toegeschreven aan verandering in b en c. Het is niet nodig te concluderen dat a variabel zou zijn.

          Zo hebben dertig kinderen in 2 vwo aan het begin en einde van het schooljaar min of meer hetzelfde ‘leervermogen’, maar toch hebben ze meer geleerd. En dat meerdere is toetsbaar. Het CITO meet die resultante (abcd). Vandaar dat ‘een sterk verband tussen citoscores en leerpotentie’ (a alleen) niet voor de hand ligt. B, c en d spreken immers ook een stevig woordje mee.

          • Akkooord maar eigenlijk was
            Akkooord maar eigenlijk was dat ook het punt wat ik wilde maken naar aanleiding van deze opmerking van Ada:
            Ook leerlingen met een hogere cito-score moeten kunnen kiezen voor een doe-beroep..

            Hiermee leek Ada te suggereren dat er een direkt verband is tussen de leerling zijn CITO-score en de leerling zijn leervermogen op latere leeftijd (15-21 voor de meesten). Voor een deel van de leerlingen geldt dit, er zijn eveneens veel uitzonderingen.
            Op welk niveau iemand uiteindelijk een opleiding gaat volgen en welk beroep iemand uiteindelijk gaat uitoefenen hangt gelukkig maar in beperkte mate af van deze score van het CITO, juist omdat het CITO niet als expliciet doel heeft om de leerling zijn leerpotentie te meten en het CITO dit ook simpelweg niet kan.
            Voor zo ver de leerling zijn leerpotentie van de vorige 6 jaren gereflecteerd wordt in de score zegt het al niets over wat de leerling zijn leerpotentie gaat zijn wanneer hij 15, 18, 21 enz. is.
            Bij de meeste kinderen wordt dit rond hun 15de wel duidelijk, bij sommigen op nog veel latere leeftijd.

            Jullie weten dat ik niet bepaald een voorstander ben van de handelswijze van het CITO en het extreme gewicht van dat ene toetsje, daar zal ik nu niet verder op ingaan.

          • Onderwijs als politiek strijdterrein
            Component a kan apart getest worden door de kinderen de NIO-toets te laten maken (NIO = Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau) Sommige scholen nemen die af in groep 8 i.p.v. de Citotoets. De NIO-toets is ontworpen als intelligentietest.
            De resultante van a en b kan getest worden door leerlingen te laten deelnemen aan een proefklas waar zij getrained worden in zinsontleden, wiskunde en een klassieke taal en hen vervolgens een toelatingsexamen te laten afleggen waarin vastgesteld wordt of zij voldoende intelligent zijn en zich voldoende hebben ingezet om naar het VWO of HAVO te gaan.
            Ik denk dat er een grote kans is dat een kind dat alle 3 de beproevingen glansrijk doorstaat een VWO-opleiding kan voltooien en dat überhaupt met dit drietal betrouwbaar kan worden vastgesteld wat het hoogste niveau van het vervolgonderwijs is dat de leerling aankan. Rare uitkomsten moeten natuurlijk nader onderzocht worden.
            Als mijn mening juist is kan men stellen dat oprispingen om de leerlingen na de basisschool nog bij elkaar te houden geen onderwijskundige maar een politieke keuze is
            Seger Weehuizen

          • @ malmaison
            En hier ben ik het volkomen mee eens. Ik denk dat het enthousiasme voor leren ook bij veel van deze kinderen terug komt en van hun leraren! Kon er zo maar een proef opgezet worden om te bewijzen dat het zo werkt!

      • Achterhaald beeld
        Sorry hoor, maar daar is-ie weer: het beeld van de jaren 60 en 70 dat leerlingen die minder gemotiveerd zijn om te leren doeners zijn en graag met hun handen willen werken. De ongemotiveerden zijn niet persé degenen die graag praktisch werken. De ongemotiveerden zijn ongemotiveerd. De suggestie dat direct beginnen aan je vakopleiding hiervoor een oplossing is, is nergens op gestoeld.

        Inderdaad was er een tijd, lang geleden, dat we moeite moesten doen om te zorgen dat mensen hun leerplicht (tot 16) volmaakten.
        Inmiddels is dat niet meer zo: jongeren willen (ik generaliseer, maar ken de groep erg goed) dolgraag zo lang mogelijk ‘student’ zijn, althans: ingeschreven staan als fulltime student op een MBO met niet te veel lesuren, zodat flink veel uren bij-werken mogelijk is.

        De tegenstelling tussen ‘leerders’ en ‘doeners’ is een niet bestaande tegenstelling. Er is een tegenstelling tussen jongeren die wél of niet willen investeren in hun toekomst.

        • doelgroep
          Hinke er is naar mijn idee wel een groot verschil tussen jongeren van jouw doelgroep en die van Malmaison, zowel vroeger als nu. En daar is niets mis mee.

Reacties zijn gesloten.