Selecteren aan poorten en poortjes

reactie op “Beter onderwijs is eenvoudig te regelen. Scholen gaan beter presteren als ze een bonus krijgen voor goede resultaten. Dat is in de VS al gebleken” in TROUW van 08-12-09.
De Onderwijsraad heeft als methode om beter onderwijs te geven voor hetzelfde geld voorgesteld om scholen te belonen voor gerealiseerde doelmatigheidsverbeteringen. Zij willen dus dat de controle op de kwaliteit van het onderwijs verschuift van de controle op het correct uitvoeren van procesgeoriënteerde systemen verschuift naar het meten van resultaten. “Gegeven hun expertise –les geven- kunnen scholen zelf wel bedenken hoe ze onderwijs moeten verbeteren”.
Met veel mitsen en maar-en zou dat een stap in de goede richting kunnen zijn. het eerste “maar” dringt zich al op. Waar in de hiërarchie met bovenaan het bestuur met vele scholen en schooltypen onder zich begint “de school” en mag zo’n school van het bestuur wel een eigen koers volgen? Mogen verschillende schooltypen binnen één scholengemeenschap een eigen beleid voeren? En in hoe verre mogen de echte experten, de leraren op de werkvloer, de gang van zaken bepalen?
De doelmatigheid zou getest moeten worden door te laten meten wat de leerlingen geleerd hebben. Een heerlijk perspectief opent zich daarbij voor mij. Scholen zonder regels van de overheid en zonder veel bemoeienis door schoolbesturen zouden norm kunnen worden. De school moet bepaalde meetbare resultaten halen en zij ziet maar hoe zij dat doet. Leraren en directie binnen een school worden weer één team dat met zijn allen een taak moet klaren.
Maar schoolbesturen bereid maken om zich te laten marginaliseren is één probleem. Er zijn er veel meer. Scholen zullen risico willen mijden bij de aanname van leerlingen en een aannamebeleid willen invoeren waarbij probleemleerlingen en zwakke leerlingen geweerd worden. Unfair t.o.v. een matige leerling die bereid is om met hard werken toch een voor hem moeilijk diploma te halen. Bij de beoordeling van een school zal dus het aannamebeleid van een school betrokken moeten worden. Van een zelfstandig gymnasium dat alleen leerlingen met een hoge CITO-score aanneemt moeten misschien de prestaties op het Centraal Schriftelijk Eindexamen beter zijn om de beoordeling “goed” te verkrijgen dan van een VWO-afdeling van een brede scholengemeenschap. Maar de laatstgenoemde kan gemakkelijk zwakke leerlingen laten afvloeien naar de HAVO. Het beoordelen van de prestaties van een school is dus niet eenvoudig.
Een volgende “mits” is dat de school niet verwordt tot een instituut voor examentraining. Hoge bonussen bij excellente resultaten werken dat in de hand. Beter zijn boetes bij prestaties onder de maat. Als de resultaten van een school bekend gemaakt worden is dat aansporing genoeg voor een school om beter te presteren. Zo lang althans ouders vrije schoolkeuze voor hun kinderen hebben.
Een vierde “maar” is het voorkomen van fraude. In een Amerikaanse staat gingen leraren die een bonus konden krijgen bij goede resultaten door leerlingen niet beantwoorde vragen zelf invullen. Bij sommige basisscholen in Nederland doen slechte leerlingen van groep 8 niet mee aan de CITO-toets. Scholengemeenschappen kunnen vaak de verleiding niet weerstaan om druk op matige leerlingen uit te oefenen om af te stromen.
In Amerikaanse basisscholen leverde afsluitende examina aan het eind van elk leerjaar veel betere gemiddelde leerprestaties voor rekenen en taal op zonder atrofie voor andere vakken. Er waren wel meer zittenblijvers en er werden meer kinderen naar het bijzonder onderwijs verwezen.