Beter Onderwijs is eenvoudig te regelen

Beter onderwijs is eenvoudig te regelen

Scholen gaan beter presteren als ze een bonus krijgen voor goede resultaten. Dat is in de VS al gebleken.
Volgens de Onderwijsraad is het mogelijk om zonder inzet van extra geld de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dat was althans de strekking van het recente advies van de raad aan het kabinet. In het rapport verzucht de onderwijsraad dat ‘het op dit moment ontbreekt aan empirisch bewijs’ hóe het onderwijs doelmatiger kan. De raad wilde graag een advies geven over hoe scholen doelmatigheid kunnen bevorderen. Ja, dat is inderdaad onmogelijk. Onderzoeken spreken elkaar in dat opzicht voortdurend tegen.
Maar de raad hoeft ook helemaal niet te adviseren hoe de scholen moeten handelen. Gegeven hun expertise -les geven- kunnen scholen zelf wel bedenken hoe ze onderwijs moeten verbeteren.
Laat het dus maar aan de scholen zelf over. Het is veel beter om ze vervolgens wel te belonen voor gerealiseerde doelmatigheidsverbeteringen. Ook moeten scholen gestraft worden als zij slecht onderwijs geven.
De Amerikaanse onderwijsdeskundige Brian Jacob wijst met zijn onderzoek de weg. Jacob deed eind jaren negentig onderzoek naar het basisonderwijs in het district Chicago. Het onderwijs bevond zich in een deplorabele staat.
In het acht miljoen inwoners tellende district werd vervolgens een systeem ingevoerd waarbinnen zowel leerlingen als scholen werden aangespoord hun prestaties te vergroten.
Leerlingen moesten aan het einde van elke jaar van de basisschool een regionale test ondergaan wilden ze worden toegelaten in het volgend leerjaar. Kinderen maakten ook een eindtoets in groep acht. Als ze die niet haalden, stroomden zij zonder ‘basisschooldiploma’ door naar het vervolgonderwijs. Scholen die ‘ongediplomeerde’ leerlingen afleverden werden eerst onder curatele gesteld en worden vervolgens opgeheven of geherstructureerd, als verbetering uitbleef.
Brian Jacob stelt in zijn studie drie vragen. Leiden de tests tot betere resultaten? In welke mate zijn resultaten toe te schrijven aan verbeterde testvaardigheid in plaats van betere reken- en taalvaardigheid? En zullen leraren en schoolbesturen leerlingen selectief laten deelnemen aan de tests?
De resultaten van de studie tonen dat het belonen van goede onderwijsprestaties van scholen leidt tot een verbetering bij het lezen (20 procent) en het rekenen (30 procent verbetering). Deze vooruitgang ging niet ten koste van de kennis op andere gebieden dan rekenen en taal. Het bleek dat leerlingen meer inzet tonen over een breed scala aan onderwerpen.
Vaker dan voorheen lieten scholen hun leerlingen(zonder test)zitten en leerlingen werden frequenter naar het speciaal onderwijs doorgeleid.
We zien dit ook terug in de deelname aan citotoetsen in Nederland. Leerlingen waarvan de schoolleiding verwacht dat ze het gemiddelde ver naar beneden trekken, worden vaak onttrokken aan de citotoets. Ondanks deze nadelen moet worden vastgesteld dat het systeem van de citotoetsen gemiddeld een enorme verbetering teweeg brengt over gehele leerlingenpopulatie.
Dit soort benadering werkt dus aanzienlijk beter dan de ‘proces georiënteerde’ systemen die in verleden zijn geprobeerd.
Het heil moet komen van de toezichthouder, in casu de onderwijsinspectie. Het onderzoek van Brian Jacob toont aan dat met de invoering van een systeem waarin scholen en leerlingen sterker worden aangesproken op hun prestatie, een enorme vooruitgang teweeg kan brengen. Het is de prikkel die werkt.
In Nederland laat de kwaliteit van de basisschoolleraren te wensen over. Ondertussen komen er steeds meer leerlingen het schoolsysteem binnen met een taalachterstand.
Omdat scholen niet uit eigen beweging verbeteringen zullen doorvoeren zijn sterke externe prikkels nodig die de leerling (samen met zijn ouders) en de schoolleiding een direct belang geven om reken- en taalvaardigheid te verbeteren.
Dat betekent dat we in Nederland moeten overwegen een systeem in te voeren waarin leerlingen niet over kunnen gaan naar de volgende klas, tenzij zij een minimum taal- en rekenniveau hebben bereikt. Scholen die structureel slecht scoren kan men beter sluiten.
Als het accent komt te liggen bij de doelmatigheid van onderwijs, ontstaat vanzelf minder ruimte in de agenda van de leraar om aandacht te besteden aan andere zaken dan onderwijs. Dit is precies wat de Onderwijsraad wil.
De raad moet niet willen adviseren hoe het beter kan maar doet er beter aan te sturen op wanneer het beter is. Er zit heus voldoende deskundigheid in het onderwijs om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Wat ze missen zijn alleen de juiste prikkels.

Jan Bouwens

27 Reacties

  1. belonen
    Elke onderwijzer in het basisonderwijs weet hoe belonen kan helpen. Maar, er moet wel iets te belonen zijn. Er moet een prestatie zijn geleverd die genormeerd kon worden.
    Ik heb regelmatig ondervonden hoe het in het vooruitzicht stellen van beloningen, een grote stimulans bleek te zijn. Dat konden stickers zijn, knikkers. Daarbij werd echter wel een competitie-element ingebracht, en dat schijnt volgens de vernieuwers dan helaas weer erg schadelijk te zijn.
    Hoewel de onderwijzer beloonde voor zaken die werkelijk ingestudeerd konden worden.
    Goede resultaten zijn voor een leerkracht vaak al voldoende beloning, maar wat extra salaris is natuurlijk nooit weg.
    Moet dit worden gekoppeld aan leerresultaten? Dat betwijfel ik.
    Hetzelfde resultaat is voor ene school een topprestatie, maar kan bij een andere schoolbevolking als matig worden beschouwd.
    Toch lijkt me een financiele prikkel wel het overdenken waard.
    Ikvrees dat het zal stuklopen op de subjectieve normen van de beloners.
    Privaat onderwijs zou wel een betere prikkel kunnen zijn: immers, uw salaris hangt direct af van de u betalende ouders.

  2. belonen vervolg
    Dit onderzoek bevestigt dus was velen hier proefondervindelijk ook hebben vastgesteld: het stellen van eisen en duidelijke leerdoelen, het toetsen van leerstof, het belonen, zorgt voor een goed onderwijsniveau.
    Bij dat belonen kan dus ook het geven van cijfers horen: een 8, een 9 of een 10 kunnen halen, dat stimuleert beslist. En een goede onderwijzer zorgt ervoor dat elke leerling wel eens een hoog cijfer kan halen, zonder aan de normering die voor de hele klas telt, te hoeven tornen.
    Want de cijfers moeten wel een heldere norm representeren. Ooit kregen leerlingen een 6 of een 7, met de aantekening ‘op eigen niveau’. Dat betekende dat het een aangepaste beoordeling was. Zoiets tast m.i. de waarde van het becijferen ernstig aan; ik beschouw het tevens als misleidend, naar kinderen en naar ouders.

    Verder zorgt een helder gestructureerde leerstofaanbieding ook voor de broodnodige momenten van rust bij een kind. Het is voor een leerling erg prettig te ervaren dat hij na geleverde inspanning, echt klaar is met een taak. Ik heb het idee dat bij het ‘zwemmende’ onderwijs, het onderwijs als ‘panta rhei’, deze momenten toenemend verdwijnen. De leerling is eigenlijk nooit ‘klaar’.
    Dit was op scholen voor MLK goed te zien: de leerstof was nog fijner dan op de basisschool opgeknipt. Voor een leerling was het een zichtbare en stimulerende stap als hij aan ‘het tweede, of derde, of vierde of vijfje boekje’ mocht beginnen.
    Zomaar was losse gedachten n.a.v. het artikel.

  3. Van harte mee eens
    Stel weer eisen; test onafhankelijk of aan die eisen wordt voldaan en beloon/bestraf de uitschietende resultaten. En begin met het afschaffen van schoolonderzoeken en het zelf-corrigeren van eindexamens.
    Zittenblijven of verwijderen van ongeschikte leerlingen moet ook weer kunnen.

  4. Meten is weten echter de angst regeert nu al.
    Ook hier blijkt het gezegde, “meten is weten”, dus ook te gelden. Meten en daardoor weten is natuurlijk zinloos indien er niet op de meetresultaten gereageerd wordt. Een onvoldoende of een voldoende scoren moet gevolgen hebben. Met onvoldoende beheersing van een basisvaardigheid toch overgaan zonder verdere onderwijskundige consequenties is het probleem voor je uit schuiven. Uiteindelijk houdt dat een keer op en dat is wanneer de leerplicht vervalt, veelal op het mbo dus, waar de betreffende leerling dan maar opgeeft. Het toch overgaan met onvoldoende beheersing van heeft ook consequenties voor diegene die wel voldoendes halen. De zin hiervan verdwijnt voor hen en daarmee de motivatie om zich in te spannen. Intrinsieke motivatie kan dit verschijnsel niet compenseren.
    Wat mij echter mateloos blijft verbazen is dat we het onderwijs schijnbaar zo organiseren, prikkelen, dat een school liever rommelt met de meetgegevens dan dat zij het zich aantrekt dat leerlingen slecht scoren op de Cito of niet mee kunnen. Steeds vaker kun je ontdekken dat scholen eigenbelang boven het belang van goed onderwijs verkiezen. De angst om iets fout te doen is hierbij schijnbaar de bepalende factor geworden. Natuurlijk kan ik als docent de laatste les het komende tentamen verkapt bespreken en daardoor een mooie score bereiken zeer tot genoegen van de meeste studenten en het management en indirect de budgethouder. Maar de zin van het onderwijs helpen we dan wel gezamenlijk naar de Filistijnen. De scholen sterker aanspreken op hun prestaties is de juiste weg maar daar hoort iets bij waardoor de wens tot window dressing onderwijs breed minder gevoeld wordt. Tevens moet het pimpen van de prestaties ook eigenlijk gewoon niet mogelijk zijn. Dit vraagt om duidelijke en gedragen en geaccepteerde regels en handhaving van deze regels.
    Nu bestaat het spel veelal uit het tegen elkaar uitspelen van allerlei betrokkenen waarbij assertiviteit het lijkt te winnen van inhoud en doel.

    • Je beschrijft hier
      op een fraaie manier het failliet van goed onderwijs.
      Als de portemonnee het onderwijs regeert veroorzaak je corruptie en fraude.
      Als vakkennis en vakinhoud domineren veroorzaak je selectie en uitval.
      Aan de politiek de vraag “Zegt U het maar”.

      • geen massale fraude
        Beste hendrikush,

        Mijn bedoeling is scholen die goede onderwijsprestaties laten zien extra investeringsmogelijkheden te geven en scholen die slecht presteren te sluiten als verbetering uitblijft. Natuurlijk zullen sommigen zich uitgenodigd zien tot fraude. Dat betekent niet dat je het kind met het badwater weg moet gooien.
        U gaat ervan uit dat alle scholen over zullen gaan tot fraude. Dat is een onbewezen stelling. Bovendien ondersteunt het werk van Jacob uw stelling niet. Wellicht is er meer toezicht nodig op fraude.

        Ik ken niet een onderzoek dat onderwijs verbeteringen van 20-30% laat zien U wel? Jacob vindt het!

        Jan

        Brain Jacob, Accountability, incentives and behavior: the impact of high-stakes testing in the Chicago Public Schools, Journal of Public Economics, Volume 89, Issues 5-6, June 2005, Pages 761-796

          • leraren en hun bazen
            Er uit springt: A McKinsey report on the world’s best performing school systems last year highlighted the importance of recruiting the top university students into teacher training. In Korea, those recruited into teaching are in the top 5 per cent of students; in Finland, they are recruited from the top 10 per cent and in Singapore and Hong Kong, the top 30 per cent. I believe our teachers are our greatest economic asset. ….. We must insist on teaching excellence in every school
            Je kunt alleen maar goed gebruik maken van dat universitaire talent als je deze leraren ook de vrijheid geeft die ze op grond van hun opleidingsniveau moeten kunnen dragen. Het is belangrijk voor ons om dat goed te beseffen want in het rapport staat ook: And insist that school leadership is strengthened, particularly in schools where the learning needs of students are most acute. De gangbare interpretatie van sterk leiderschap is in de Nederlandse onderwijswereld uniformeren en stroomlijnen door middel van strenge regulering van het proces op “de werkvloer” Om beter onderwijs te krijgen moeten we dus ook van de schoolbesturen af en van al die directies die het helemaal verkeerd doen..
            Seger Weehuizen

          • Bazen zijn toch echt nodig
            Beste Seger,

            Bazen zijn toch echt nodig om de invloed van buiten in goede banen te leiden en ook om intern de afstemming te regelen als daar aanleiding toe bestaat. Je wilt als leraar toch ook vooral in alle rust je werk kunnen doen. Besturen die in staat zijn de leraar rust te gunnen om zijn werk te doen zijn goud waard. Wellicht zijn besturen van deze soort zelden in het onderwijs te vinden. Wellicht dat bazen te vaak hun positie overdrijven. Maar een baas die je als leraar uit de wind houdt, moet je echt hebben!

            Jan

          • Wat zijn bazen?
            Jullie raken een belangrijk punt natuurlijk. Ik heb heel graag een baas die er voor zorgt dat de werkomstandigheden goed geregeld zijn. Ik moet er niet aan denken dat zelf te moeten organiseren.
            Maar daarmee is de baas nog niet de baas over mij. Met de bazen van tegenwoordig heb je geen ondergeschikten meer nodig, zou ik bijna willen zeggen.

            Kijk bv eens wat de trend is in het basisonderwijs. Schoolbesturen met maar 1 school, de eenpitters, zijn er bijna niet meer, de besturen fuseren. In eerste instantie om gezamenlijk allerlei beheerstaken te kunnen regelen. Het bestuur lijkt dan op een faciliterende organisatie die de directie ondersteunt. Maar het gevolg is dat bijna vanzelf de beheerstaken centraler worden, dat de beheerders, het bestuur de facilitaire diensten, machtiger wordt en dat er tenslotte ook onderwijskundig en geïntegreerd leiderschap wordt uitgeoefend. De bureaucraten aan de macht.

            Dergelijke bazen heeft het onderwijs echt niet nodig, maar de praktijk leert dat dat wel de gangbare bazen zijn. Kennelijk werken de interne en externe sturingsmechanismen van de gekozen organisatievorm bijna autonoom deze richting op.

          • Faciliteren
            Inderdaad 1989, de taak van het schoolbestuur en schoolleiding was eens om de docent te ondersteunen. Nu is de docent het speeltje van het schoolbestuur en de schoolleiding; iemand om ‘aan te sturen’.

            Net zo waren de MBO-raad, HBO-raad en VO-raad opgericht om hun leden, de schoolbesturen, te ondersteunen. Maar inmiddels hebben deze raden de macht gegrepen en sturen ze schoolbesturen en schoolleidingen.

            De ondersteuners zijn baas geworden. De voormalige secretaresse noemt zichzelf nu Chief Executive Officer, geeft zichzelf een dik salaris en loopt de docenten in de weg in plaats van hen te ondersteunen.

          • bestuursvrijheid
            Al die particuliere initiatieven van burgers om scholen te stichten naar eigen inzicht, zijn inderdaad zwaar aangetast.
            WSNS is daar de oorzaak van.
            Het samengaan van regionale besturen in een groot Regionaal Samenwerkingsverband, was een eis. Een eis die was ingesteld om een gezamenlijk quotum op te kunnen leggen: niet meer dan 2% van het aantal leerlingen van zo’n samenwerkingsverband, mag het speciaal onderwijs volgen.
            Tevens kreeg het bestuur van die samenwerkingsverbanden de bevoegdheid het overheidsgeld uit te delen.
            Hun bemoeizucht werd groot, vanwege dat quotum. Aangezien ‘zorg’ een belangrijk thema werd in het basisonderwijs, werden de besturen van die samenwerkingsverbanden de voornaamste controleurs van het basisonderwijs. Het was hun taak geworden toe te zien op voldoende inspanning van alle basisscholen in hun regio.
            Zo kreeg een bewust gevormde nieuwe bestuurslaag een dikke vinger in de pap.
            Daarnaast stelde de overheid steeds meer eisen aan het bestuurswerk. Waardoor het steeds moeilijker werd dat besturen als eenvoudige maar bevlogen amateur te doen (denk aan de dominee die voorzitter was).
            Ook daar ziet de nieuwe bestuurslaag een taak voor zichzelf weggelegd.
            Men noemt dat ‘professionalisering.’
            Hoewel die kleine besturen van al die particuliere ouder-initiatieven daar helemaal niet op zaten te wachten!
            Echte vrijheid van onderwijs werd zo langzaam maar zeker de nek omgedraaid.

          • vervolg
            Lees eens op internet een zorgplan: het bestuur van elk regionaal samenwerkingsverband moet dat jaarlijks opstellen.
            Verplicht onderdeel o.a.: De zorgstructuur: de wijze waarop de scholen in het samenwerkingsverband de zorg voor de leerlingen vorm (willen) geven. (Is duidelijk angegeven welke gezamenlijke doelstellingen door het samenwerkingsverband worden nagestreefd, hoe men deze wil realiseren en hoe en wanneer dit wordt gecontroleerd?)
            Ook de wijze waarop de bekostiging wordt geregeld moet er worden vermeld.

            ‘Zorgstructuur’, daaronder kan men haast alle hoofdactiviteiten in de basisschool rekenen. En gezien de verplichte ‘gezamenlijke’ doelstellingen, hebben deze opperbesturen dus veel in de melk te brokkelen gekregen.
            Hoewel niemand enige duidelijke toegevoegde waarde kan constateren.

          • vervolg 2
            Uit het zorgplan van het Regionale Samenwerkingsverband Kampen e.o.:
            ‘De zorg voor de leerlingen wordt gerealiseerd in onderwijs op maat en wordt geconcretiseerd in de directe onderwijssituatie van de leerling.’
            ‘Het aanbieden van passende onderwijsarrangementen aan alle leerlingen van het samenwerkingsverband, uitgaande van de onderwijsbehoefte van de leerling.’
            ‘Het samenwerkingsverband heeft een inspanningsverplichting tot het realiseren van passend onderwijs.’

            Hieruit blijkt dus dat ‘zorgstructuur’ een middel is geworden van die nieuwe opperbestuurslaag, om het onderwijs opnieuw anders in te richten.
            Een klein sub-bestuur heeft nauwelijks nog invloed op deze gang van zaken. Zaken die de individuele leerkracht direct raken in zijn eigen wijze van functioneren.
            Zaken die geen enkele verbetering hebben gebracht, maar wel een enorme ballast hebben toegevoegd.

          • vervolg 3
            Dit alles wordt helemaal wrang, als je beseft dat het percentage leerlingen dat naar het speciaal onderwijs werd verwezen voordat die samenwerkingsverbanden werden ingesteld, niet eens zoveel boven die norm van 2% lag.
            Dikke kanonnen gingen schieten op luttele muggen.
            Vandaar mijn vermoeden dat de voornaamste opzet is geweest de relatieve autonomie van groepen ouders en hun kleine besturen, ondergeschikt te maken aan een centraal sturend hoger kader. Als voorbereiding op de volgende stap: Europese centrale kaders.

            Want zelfs als je als school nauwelijks leerlingen verwees naar het speciaal onderwijs, diende je toch volop mee te doen aan die zinloze bureaucratische structuren.

          • primus inter pares
            accoord Jan
            ook geen “maar-en”
            Ik heb altijd gesteld dat een bestuur dienstbaar moest zijn aan zijn scholen en niet, zoals nu meestal het geval is, andersom; een buffer tegen de stoorzender “Den Haag” moeten ze zijn zodat de scholen zo min mogelijk lastig gevallen worden. Ze moeten ook al dat extra werk waar de scholen helemaal niet mee opgescheept willen en hoeven te zitten maar dat hen vanuit Den Haag voor “beleid op afstand” toegeschoven is afhandelen.
            En dat niet lastig gevallen worden kan zich dan uitstrekken tot de leraar. Met de verandering van de taakopvatting van het bestuur verandert immers ook de taak van de schooldirecties. Een schooldirecteur kan weer rector en primus inter pares worden.
            Seger Weehuizen

          • Gezagloos en ongezeggelijk
            In het leger leerde ik dat je natuurlijk gezag moet verwerven en dat de strepen en sterren niet vanzelfsprekend gezag opwekken. Onderwijspolitiek,
            onderwijsraden, onderwijsbesturen hebben veel natuurlijke gezag verloren en dat heeft geleid tot tegenbewegingen zoals BON. Bazen hebben leraren in de wind gezet en daarmee ondergronds verzet opgewekt. Besturen dichten zichzelf gouden standaarden toe en vegen hun afval op het bordje van de docent. En de leerlingen zijn de dupe. Goede bazen zijn nodig maar waar vind je die? En wat zijn eigenlijk de goede bazen?

          • terug naar samenwerkingsverbanden
            Naar mijn idee gaat het fout daar waar grote besturen het monopolie hebben en daardoor ook het samenwerkingsverband in hun greep hebben etc.
            Daar waar niet de leerlingen en het primaire proces centraal staan, komen er mechanismen in werking die nooit gehoord en gezien werden vroeger. Ik zie echter nog iets in de scholen waardoor dit heeft kunnen gebeuren: een niet ontwikkelde MR. Dat is logisch want MR is niet een bezigheid waar veel docenten naar uit kijken. Maar als tegenwicht, controle en democratie in de school niet ontwikkeld zijn dan word je kwetsbaar. Ik denk dat de “verkeerde bazen” vroeg of laat de deksel op de neus krijgen. Het valt mij op dat de bewustwording bij velen aan het ontstaan is. En niet alleen in het onderwijs.

    • dank corgi
      Na het lezen slaakte ik een diepe zucht. Prachtige analyse en beschrijving. Kunnen we inlijsten.

    • geen ‘sturing’
      Beste Corgi,

      Ik weet dat er wordt ‘gespeeld’ met CS versus schoolexamens. Hier hebben we het echter over een CS examen waarmee de docent slechts beperkt kan spelen. Ik snap dus niet waarom je spreekt van een situatie waarin een school kan rommelen. In het Chicagosysteem valt weinig te rommelen. Zeker als we onafhankelijke correctiesystemen gebruiken.

      Voor veel scholen zou nog een tweede criterium kunnen gelden: hoe goed zijn de afgestudeerden als ze de school verlaten? Van een HBOer zou ik het succes op de arbeidsmarkt willen weten ten opzichte van andere HBOers. Ik heb in 2006 aan de HBO-raad aangeboden zo’n onderzoek uit te voeren. Het antwoord luidde dat daar geen behoefte aan bestond. Enig idee waarom?

      Jan

      • geen sturing zonder normen, meten en reageren
        Beste Jan,
        Waarom de HBO-Raad een door jou voorgesteld onderzoek niet wil? De Raad heeft tot doel om de onderlinge concurrentie in goede banen te leiden zoals het een monopolist betaamt. Jouw onderzoek legt verschillen bloot. Overigens heeft jouw voorstel ook het risico in zich dat het vooral bloot legt in hoeverre een instelling levert wat er gevraagd wordt. Onderwijs is meer is een collectief goed, denk bijvoorbeeld aan de DSB- affaire of breder de huidige crisis of de opleiding kunsten. Over welke periode wil je jouw onderzoek laten gaan, tot vijf jaren na het behalen van het diploma of tot 20 jaar erna en is er een sterk eenduidig verband met het genoten onderwijs? De resultaten van zo’n onderzoek zouden zeker in de keuzegidsen opgenomen moeten worden.
        Het Chicagosysteem ken ik niet in voldoende mate maar ik geloof jou op jouw woord. Ik refereer echter ook aan lagere scholen en aan vmbo- , mbo- en hbo-instellingen waar rommelen aan de orde van de dag is. Kinderen worden buiten de Cito gehouden, er worden reparaties toegelaten, ter compensatie van onvoldoendes, die geen inhoud hebben, spookvakken, anti- datering en soms worden vakken maar gewoon afgeschaft omdat er te slecht gescoord wordt etc. etc. De school neigt er naar om slecht nieuws binnenboord te houden bijna kost wat kost. Bij eenmalige missers kan dat misschien nog maar niet bij structurele tekortkomingen. Het begint dus bij externe (centrale) toetsing, het processturen heeft gewoon gefaald, wat er staat moet juist, volledig, tijdig en controleerbaar zijn. Een beginsel in de controleleer toch! Het rommelen van nu is mogelijk door een gebrek aan die toetsing en of het ontbreken van een betrouwbare externe toetsing. Waarom kent een school wel een accountantsverklaring voor de financiën en niet voor de diploma’s?
        Ik begrijp wel dat besturen onder grote druk staan. Docenten hebben allerlei rechten, studenten zijn moeilijk te behagen, de overheid wil van alles zoals kinderen met gebreken(bijzonder onderwijs) tussen de gewone leerlingen plaatsen, medezeggenschap etc. Handhaaf dan de kwaliteitsnormen maar eens vrijwillig. Feit blijft echter dat zij zelf om het stuur gevraagd hebben, zij konden wat het ministerie niet voor elkaar kon krijgen, zo stelde zij(citaat Jan Jacob van Dijk, CDA). Dit verklaart mede de antipathie die je op dit forum tegenkomt. De vakdocent ziet dagelijks water in zijn onderwijswijn gegoten worden door zijn of haar manager, een manager die zich te vaak zelf aan allerlei regels meent te kunnen onttrekken. Wordt er bij jullie op de UvT onder de docenten een enquête gehouden over het functioneren van het bestuur gelijk de enquêtes die de studenten invullen? In het HBO kennen we dat niet en ik weet niet waarom niet, jij wel?

        Corgi

        • leiding geven
          Beste Corgi,

          Ik zie wel vragenlijsten over het functioneren van bestuur langskomen en heb grote huiver deze in te vullen. Ik wil graag met een bestuurder afspraken maken over verbeteringen in het onderwijs en onderzoek en word daar dan graag aan gehouden (bij gegeven middelen). Geen gerommel dus maar harde cijfers en harde normen.
          Je weet hoe ik denk over de vakgroepleider binnen de school (kon ook de goedkeuring van veel collegabonners niet wegdragen). Dat is een baas die de docenten helpt hun werk optimaal te laten doen. Dat is iemand die ervoor zorgt dat de seniordocent de VWO 4 klas doet, zodat de beginnend docent de makkelijker klassen kan nemen. Zo’n baas heb je nodig. Zo’n baas moet je ook beschermen tegen onbehouwen studenten en collega’s. Zo’n baas mag ook van de docent eisen goed (beter) onderwijs te geven.

          Groet,

          Jan

          • Ombudsman
            Beste Jan,
            Ik denk dat het verstandig is om twee zaken uit elkaar te houden namelijk het idee en de huidige praktijk. Jouw voorstel m.b.t. de vakgroepleider onderschrijf ik volkomen echter onder voorwaarden. De huidige praktijk is namelijk dat we als docenten ook beschermd moeten worden tegen onbehouwen managers want die zijn er helaas en volgens sommige zelfs nogal veel. Bij het meldpunt Advies en Steun hebben we hier veel te veel voorbeelden van en ik roep nog even de gebeurtenissen op het Commanderij College in herinnering. Een tweede kanttekening betreft het feit dat nogal wat van die managers zich gaan bemoeien met de inhoud ten dienste van de vorm, de presentatie en de centen. Onze nationale ombudsman neemt dit zelfs waar. We moeten dus allemaal ergens aan gehouden zijn, de doelen weergegeven in de externe toetsen(Cito, CS etc.) met een duidelijke rolverdeling, de baas coördineert, faciliteert en beschermt en de docent ontwikkeld en doceert.
            Corgi

          • managers
            Dag Corgi,

            Het zou verboden moeten zijn vakgroepleiders aan te stellen die zelf geen les geven in het desbetreffende vak (dus niet gegeven hebben maar nog altijd geven!). Daarmee worden de vakgroepleiders gedwongen mee te denken met hun collega’s en laten zij window dressing achterwege.

            Jan

          • vanaf
            Vanaf het moment dat er meer lagen kwamen is het naar mijn idee fout gegaan….
            Ik denk niet dat er veel managers zijn die hun eigen mensen in de kou gezet hebben, maar dat deze managers bij wie dit zo lijkt zelf klem zijn komen te zitten over het algemeen. Daarom: kleinschaligheid en platte organisaties lijken mij de oplossing.
            Ik zie hier en daar locatieleiders gevraagd worden, die dan directeur moeten spelen tegen een schamele beloning en de laag erboven………..

          • Vakgroepleiders kunnen niet meer!
            Beste Jan en Gems,
            Zo’n vakgroepleider is eigenlijk terug naar af. Een belangrijk argument voor projectonderwijs(pull-systeem) was dat bij het toen bestaande onderwijs gestapeld werd zonder enige garantie dat de leerling het een en ander ook kon toepassen(push-systeem). Suboptimalisatie dreigde. Goed in wiskunde maar niet in staat in een team te werken of iets over te dragen. Tevens stelde onderwijskundige dat de afstand tussen het aanleren van de elementen en de toepassing veel te ver uit elkaar lagen. Leervragen afleiden uit een casus of project stimuleert veel beter was de stelling. En laten we niet vergeten dat iets verplichten en afdwingen uit den boze is geraakt dus moet je de innerlijke motivatie stimuleren. Bij projectonderwijs worden leervragen gesteld en de vakdisciplines leverde het gevraagde. Men vond het hierbij noodzakelijk om de bestaande sterke vakgroepen te ontmantelen wilde het projectonderwijs een kans hebben. Elke docent c.q. vak werd ondergeschikt aan het doel zijnde het project. Deze projecten moesten echter veelal gemaakt en uitgevoerd worden door het bestaande docententeam. Veel discussie over de interpretatie van wat de praktijk wil en wat je dan wel of niet nodig hebt uit een discipline was het gevolg. De individuele kracht van een docent werd hierbij dominant, je moest als het ware je vak verdedigen en de manager moest steeds vaker knopen doorhakken. Een project mag dan bijvoorbeeld een vakinhoudelijke kant hebben maar als daar geen kennis voor in huis is en we hebben nog wel een andere docent over dan komt dat er dus in. Tevens werd het systeem steeds afspraak gevoeliger met alle gevolgen die hierbij denkbaar zijn. Een misschien nog belangrijker gevolg was dat zaken compenseerbaar werden op een moeilijk te controleren wijze. Tja, technisch zitten er wel gaten maar de presentatie was heel goed. Het beoordelen van zo’n project is ook erg moeilijk daar het bestaande docentenkorps feitelijk allemaal vakdocenten zijn.
            We hebben nu dus teamleiders en managers en aan de andere kant een sterk verdeeld docentenkorps hetgeen dus een gevolg is van bewust beleid. De jonge nieuwkomers maken het voor de zittende docenten alleen maar erger daar zij zelf steeds minder vakinhoudelijk geschoold zijn.
            Ik denk dus niet dat er eenvoudige oplossingen zijn. Ik denk tevens dat je toch weer eisen moet stellen aan de elementen(lezen, schrijven, rekenen, Engels, Nederlands etc.) en dat dit moet gebeuren door mensen van buiten.(Cito, CS etc.)
            Een echt pull-systeem.

Reacties zijn gesloten.