56 Kerstverhaal : Werther in Leiden, een litteraire pastiche

24 december 2009
Toevoeging: ‘Werther in Leiden’ nu al nageaapt? Slaat U de Financial Times op waar vandaag 31 december 2009 en gister een stripverhaal ‘Double Bubble’ en ‘Built on Sand’ de lezen is met in de hoofdrol Candy Dee, geïnspireerd op Voltaires onsterfelijke ‘Candide ou l’Optimisme’ (1759). www.ft.com/cms/s/0/e5a1261c-f493-11de-9cba-00144feab49a.html.
——————
Minerva en Augustinus hebben in Leiden een spoor achtergelaten, zelfs Prometheus is langs gekomen. Waarom niet de Jonge Werther. Degenen die ooit een goede leraar Duits hebben gehad, kennen de eeuwigheidswaarde van Goethes ‘Die Leiden des Jungen Werthers’, zijn ‘Sturm und Drang’, zijn droevig noodlot op Kerstavond. Werther, die zich godzalig verlieft in Charlotte, die zich uit plichtsbesef bestemd heeft voor de deugdelijke Albert enz. Een roman in de vorm van brieven aan zijn trouwe vriend Wilhelm. Het is ouderwets geschreven, maar iedere generatie ervaart zo’n intens inspirerend gevoel als voor het eerst, het hoort bij het jong zijn, de meeste ouderen kunnen zich er met weemoed in vinden…

-.-.-.-.-.-.-.-

De Brusselse autoriteiten hadden de jonge Werther naar Nederland gestuurd om de universiteiten te onderzoeken. In de statige Pieterskerk in Leiden luisterde hij naar de rede van de Rector Magnificus, gelukkig nog in ’s lands taal, al waren de uitnodigingen in het Engels gesteld. Eén zielige Franse sound byte parelde herhaald door zijn betoog, een intellectueel vernisje ter bezwering van de Engelse tsunami die de hele Universiteit dreigde te verzwelgen, want in Leiden vinden de denkmeesters het voornaam zich in het Engels uit te drukken ten koste van de taak die ze kregen in Nederland geboren te zijn. De jonge Werther die de laatste dagen al zo veel gelezen, gezien, gehoord, stil geleden had, dacht er anders over: “Wenn wir uns selbst fehlen, fehlt uns doch alles zou passender geweest zijn”, zei hij tegen de uiterst aantrekkelijke Charlotte, die naast hem zat, maar hij realiseerde zich dat eenvoudig Duits voor deze 4e-jaars studente in de geschiedenis al te veel was. Na de afloop liepen ze samen over het Rapenburg naar het museum gewijd aan Von Siebold, waar Albert, de vriend van Charlotte, ook zou komen. Zeldzaam zomers weer hulde het Rapenburg in zonnestralen, de gevels waren een lust voor het oog, het was Holland op zijn best. Nergens elders in het Koninkrijk kan men zo goed aanvoelen dat de waardering van het verleden een belofte inhoudt voor de toekomst, een lichtend pad met ’s Lands taal en een trotse Universiteit als wegwijzers. Een ongekend gevoel van geluk en spanning en blijde verwachting welde op in Werthers hart, het was alsof een Zomerbries hem uit zijn winterslaap gewekt had. Hij kende haar pas drie dagen, maar nu ze naast hem liep, voelde hij dat ze de verwezenlijking was van iets dat diep in zijn hart al zolang bestond, een verlangen dat niet zozeer een bevrediging zocht, maar een pleisterplaats. Toen hij haar ontmoette, werd in de diepte van zijn eerste blik zijn overtuiging geboren dat zij voor hem bestemd was… Het was alsof zij altijd al voor hem bestaan had… Charlotte vertelde dat ze eerder dat jaar een college had bijgewoond met de best-of van de Verlichting. Jammer dat het ging met behulp van power-point, die tirannieke methode die ‘kennis’ en ‘inzicht’ en ‘samenhangen’ en ‘onthouden’ had verdrongen door ‘samenflansen’ en ‘weten te vinden’. “Waarom schrijf je niet een scriptie over de controverse tussen Voltaire en Rousseau, waarvan de dieptewerking nu nog te voelen is”, zei Werther, “desnoods met een economische dimensie, want hoeveel hunner boeken werden oorspronkelijk niet in Amsterdam gedrukt?” “Oh, Werther”, zei ze, “je zult wel een ‘paper’ bedoelen. Als je wist hoezeer het me spijt dat ik het nu in het Engels moet doen. Onze taal is zo rijk, onze litteratuur vindt er zijn uitstraling, de wetenschap zijn definities, het recht zijn helderheid, de intellectueel zijn bakens, zijn troost, zijn wortels, het dagelijkse leven zijn toespelingen, zijn nuances, zijn verfijning, het is onze identiteit… Met TOEFL650 is mijn niveau ruim voldoende voor Leiden, en toch ruefully inadequate and I cannot count on my masters, who have lost the moral secrets of their ancestors to reach for the sky… Ik zou hun subtiele gedachten, de charme van één en de melancholie van de ander, mijn voorkeur voor Rousseau en mijn bewondering voor Voltaire, hun botsende ego’s, hun beider inspanning het sublieme te bereiken, niet onder woorden kunnen brengen. Alleen met een goede taalbeheersing kan men aan een gedachte een overtuigende vorm geven. Ik ga iets schrijven over de Leidenaar Willem Buys, de zeer anti-Franse afgevaardigde van de Vereenigde Republiek die in Versailles over de vrede van Utrecht moet onderhandelen. Het hofleven retourneerde de man van contra naar pro. Zo’n schlemiel had de geniale chroniqueur Saint Simon nog nooit ontmoet en met minachting maakte hij korte metten met hem. Het is anekdotisch, plat, kort, vergt weinig intellectueel inzicht en is vooral ‘leuk’. Het zal wel klinken als een jaarverslag van een schroothandel, maar zo moet het tegenwoordig. Men zou het ook als parabel kunnen toepassen op wat nu in Leyden gebeurt. Ik moet mijn eigen geschiedenis door Amerikaanse ogen zien, ik ben buitenlandse geworden in mijn eigen land…”. “Sprache ist mehr als Blut”, dacht Werther bij zichzelf en zei: “Ja, je hebt gelijk, als je je eigen taal niet eert, dan wordt je afhankelijk van andermans denkwijze en van een woordkeus die niet van je zelf is. Bovendien is het de vraag of een samenvatting met power-point voldoende is om de samenhangen te doorgronden. Litteratuur, leescultuur en de Klassieken, talenkennis komen ons inzicht ten goede als geen ander middel, ze verruimen onze intellectuele horizon, het scherpt onze kritische geest, het hoort bij een universitaire opleiding. Door te denken dat je ‘kennis’ kunt vervangen door ‘weten te vinden’, schep je een nieuwe vorm van onwetendheid die een vruchtbare voedingsbodem is van vooroordelen en emotionele reacties. Waar het ook om gaat is het stellen van de juiste vragen en het geven van de goede antwoorden en dat elegant kunnen samenvatten. Dat gaat echt niet plompverloren in andermans taal, tenzij men het niveau verlaagt, zoals men dat inderdaad ziet gebeuren.”

Het museum dat een monument had moeten zijn ter ere van een ontluikend wereldrijk was even kaal als leeg. “Hoe kan het”, zei de jonge Werther “dat in Frankrijk Lapérouse, de ontdekkingsreiziger in dienst van de wetenschap, zo in de belangstelling staat met expedities, doorwrochte boeken, avondvullende verrekijk en geëerd werd met een tentoonstelling, waarvan de melancholie zich uit in de eenvoudige resten van zijn noodlottig einde, terwijl hier zijn jongere tijdgenoot Von Siebold er zo pover van af komt. Er is zelfs geen hommage aan andere voortrekkers en geleerden zoals Rumphius, Valentijn, Tasman, Daendels, Horsfield, Junghun, Reinwardt, Wallace, Van der Tuuk, Snouck Hurgronje, Loudon, Bosscha, Nienhuis, Treub…”. Albert, even saai en degelijk en betrouwbaar als vroeger in Goethes verhaal, begon aan Charlotte te trekken. Het museum was hem worst, er was toch niets te zien dan wat ordinair Japans spul, enge beesten op sterk water en onbegrijpelijke landkaarten. Bovendien waren de boeken die je bij de kassa kon kopen in zijn ogen veel te duur. Hij had geen ongelijk, want in Leiden wil men niet meer weten hoe belangrijk de Hollanders op Deshima zijn geweest als boodschappers van onze westerse graal waarin de Japanners iets subliems zagen.

Het hinderde Albert dat Charlotte belangstelling had voor een buitenlander met zoveel meer allure dan hijzelf. Hij wilde accountant worden, een domein waar het Koninkrijk zo groot in is, het is vele Nederlanders op het lijf geschreven. Werther moest afscheid nemen. “Lotte, oh, Lotte”, zei hij terwijl hij zijn hand reikte en zijn tranen moest bedwingen, “wij zullen elkaar weer zien, hier en daar weer zien…”.)*

Met een bezwaard hart liep de jonge Werther terug, de invallende schemering verbreidde een öde stemming over het Rapenburg, de glans was verloren gegaan, de voordeuren van de groezelige studentenhuizen waren nu dicht. Hij voelde zich verloren in het niemandsland tussen licht en duisternis. In zijn pension stortte de jonge Werther zich op zijn PC om een bericht te sturen aan zijn trouwe Wilhelm: …ik moet mijn onderzoek afronden, al begrijp ik niets van dit frigide land. De mensen zijn vriendelijk, maar het ontbreekt hen aan bezieling. In hun sociale paradijs worden ze door gemakzucht verteerd, het is een land dat niet meer mee wil doen met de ingewikkeldheid van de geschiedenis… ’s Lands trots, ’s lands taal, ’s lands nijverheid, hun Universiteiten liggen in de uitverkoop. Als ze helemaal zijn uitgekleed, wat dan?

En Charlotte? Ik heb al zoveel van haar verteld… Je had haar moeten zien! Haar donkere ogen, meisjesogen, een fee… Haar eenvoudige witte jurk met roze strikken! Ik heb zoveel, en mijn hunkering naar haar verslindt alles; ik heb zoveel, en zonder haar vergaat alles tot niets…)** Wilhelm! Wordt haar charme de kwelling van mijn leven? Denk je dat het weer heel slecht met me afloopt?

.-.-.-.-.-.-.-

Waar is de moraal? Het verhaal is nog niet af. Anders dan vroeger heeft Werther nog wat kans, want tegen een sterke gedeelde aantrekkingskracht is geen barrière meer bestand. Maar de Universiteiten? De denkmeesters pronken daar met grauwe TOEFL650 veren. Ze denken dat ze nu mooiste zijn in de buikdans ter ere van alles wat Angelsaksisch is ten koste van de traditie, de eigen stem, de intellectuele weerstand, de talenkennis, eruditie, de interesse voor de buurlanden. Vele disciplines zijn verschrompeld of intellectueel inhoudsloos geworden, het aantal studenten in de wiskunde is in elkaar geklapt. De economische faculteiten, die zo belangrijk zijn geworden, zijn in de ban van ‘Rhineland Exit!’. Hun theorieën, hun jargon en hun praktijk passen ze daarbij aan, ze noemen dat ‘internationalisering’. Zij kijken naar het land dat hen gevoed, opgeleid en welvarend heeft gemaakt zoals een koe naar een tractor kijkt. Ze willen niet begrijpen dat productie, handel, financiën, kennis nomade zijn, maar opleiding, taal, cultuur honkvast… De internationalisering wist culturele barrières niet uit, in tegendeel… Door de academische trap van boven af met het Engels schoon te vegen en de culturele binding met het eigen land uit te hollen, schept men de illusie dat een academicus een apatride ‘product’ is dat los van zijn eigen cultuur overal even efficiënt en soepel kan worden ingezet en met gejuich wordt binnengehaald…. De geïnteresseerde buitenstaander ziet er slechts verschraling, gebrek aan respect, intellectuele armoede, subalterne opstelling, klungeligheid in, een Nieuw Athene in het Land der Papagaaien.

)* Lotte, sagt’ ich, indem ich ihr die Hand reichte und mir die Augen voll Tränen wurden, wir werden uns wieder sehn! – hier und dort wieder sehn!
)** Ich habe so viel, und die Empfindung an ihr verschlingt alles; ich habe so viel, und ohne sie wird mir alles zu nichts.

Die Leiden des Jungen Werthers (1774) door J.W. von Goethe (1749-1832), sterk beïnvloed door: La Nouvelle Héloïse/Rousseau (1761)
’Wenn wir uns selbst fehlen, fehlt uns doch alles’: Vrij vertaald ‚’als wij ons zelf tekort doen, doen we toch alles verkeerd’.
‘Alleen met een goede taalbeheersing…’ ‘C’est par le travail sur la langue que l’on donne une forme à la pensée’ Claude Lévi-Strauss
Episode van Willem Buys (1661-1749): Memoires de Saint Simon (Pleiade) deel IV bldz 271 #
Philipp Frantz von Siebold (1796-1866) vanaf 1822 Nederlands Indische staatsdienst als arts en botanicus. Vertoefde in Deshima.
Jean François de Lapérouse (1741-1788?) leidde een expeditie van Alaska tot Australië vanaf 1785 in opdracht van de Franse koning. Op het schavot heeft Lodewijk XVI nog naar hem gevraagd. De Fransen zijn dol op hem.
Polemiek Voltaire/Rousseau: agora.qc.ca/reftext.nsf/Documents/Rousseau–Voltaire_et_Rousseau_par_Elme-Marie_Caro

# 31 januari 2012. Toevoeging voor fijnproevers die goed bekend moeten zijn met de Franse geschiedenis. Proef de viriele stijl van zijn kritiek op Mme de Maintenon: ‘dont la boue natale suintait par tous les pores, transformée, d’une Mme Scarron insinuante et galante, en la gouvernante des bâtards du roi, de gouvernante des bâtards du roi en sa séductrice aux charmes usagés, de sa séductrice en favorite secrètement épousée, d’épouse morganatique en reine omnipotente, et de reine aux engouements versatiles en dévote qui se croyait une mère de l’Eglise’ (Mme de Maintenon begon aan het hof als gouvernante van de LXIV’s bastaarden en huwde uiteindelijk in het geheim met de koning. Van haar wordt gezegd dat zij, van protestantse origine, veel heeft bijgedragen aan de herroeping -1685- van het Edict van Nantes)

3 Reacties

  1. Inzake Charlotte
    Dat was een mooi stuk, al heb ik het niet helemaal begrepen. Werther en Albert kan ik plaatsen maar ik blijf zitten met de vraag welke partij nu wordt voorgesteld door Charlotte.
    Heel Europa schijnt gebukt te gaan onder een gebrek aan cultureel zelfvertrouwen, maar wij hier in Nederland maken het wel erg bont. Frits Bolkestein schrijft in de Volkskrant dat het aan het christendom ligt. Alleen is het dan wel gek dat de Amerikanen, toch ook christenen, er geen last van hebben.

    • Schuldcultuur en zelfvertrouwen….
      Bolkestein zegt: Het christendom kent een schuldcultuur. Wij zijn allen doordrongen van schuldgevoelens, vooral in protestantse landen. Zelfkritiek en zelfrelativering liggen in het christendom besloten. Misschien ligt daar de oorzaak van het hedendaagse gebrek aan zelfvertrouwen, dat tot gevolg heeft dat wij ook niet opkomen voor de onzen en alleen vreemde geloven en culturen als onze naasten lijken te beschouwen. Wie trekt zich het lot aan van de christenen in het Midden-Oosten? Ook de christenen (10 procent) in Egypte worden onderdrukt. De christelijke minderheden in Syrië, Irak en Pakistan worden gediscrimineerd. In Somalië maken islamisten jacht op ieder die een Bijbel bezit. Ook in Turkije worden de christenen belaagd. Geen mens lijkt zich daarover op te winden.
      Het multiculturalisme dat ons op het hart drukt ‘niet te oordelen’, zoals de Bijbel zegt, maar geen recht doet aan onze christelijke cultuur, omdat die als ‘groot verhaal’ is verworpen (Nietzsche:”God is dood”), zette de verdere vernietiging van ons zelfvertrouwen voort.

    • Zoek er niet teveel achter
      Werther (23 of 24) wordt verliefd op Charlotte (18 of 19). Zij, een half-wees en verantwoordelijk voor 5 jongere ‘Geschwister’, had op het sterfbed van haar moeder beloofd met de deugdelijke Albert te trouwen, die overigens door haar gerespecteerd wordt. Werther leert Charlotte kennen, terwijl Albert op reis is en ziet in haar iets dat in alle opzichten aan zijn vrouwelijk ideaal voldoet. Dat ideaal kondigt zich als een ongedefinieerd verlangen aan in het begin van het boek. Au fonds gebeurt er niets fysieks tussen die twee, behalve op het eind toen het geen zin meer had. Werther voelt aan dat de aantrekkingskracht wederzijds is. Werther en Albert vertegenwoordigen 2 verschillende symbolische werelden, de één de gevoelens, de ‘natuur’, ‘la beauté’ en alles wat subliem is (= magnifieke invloed van Rousseau en diens La Nouvelle Héloïse 1761), de ander de prozaïsche werkelijkheid, het verstand, de veilige keuze, ook datgene wat provinciaals, plat, degelijk en vooral saai is. Het boek is ‘unverschämt’ met een mannelijke visie geschreven. En ‘en creux’ voelt men dat soort intensiteit aan die een man maar eenmalig kan overkomen. Nou ja, in principe. Wat Charlotte denkt komt niet zo goed uit de verf, behalve in de allerlaatste bladzijden. Dat het zo’n weerklank kreeg, is misschien omdat het qua sentimenten zo burgerlijk bevrijdend is na een wat stroef begin. Taalbeheersing, ritme, eenvoud in woordkeus (zie de 2 voorbeelden) zijn mede determinerend. Het heeft ook een intense luisterwaarde, die men op het Duitse Internet kan raadplegen.

Reacties zijn gesloten.