55 Studeren in Frankrijk : Een ‘Grande Ecole’ hoe functioneert die precies?

26 november 2009
NB: In eenvoudig Frans legt de 1ste bijlage het programma uit van de algemene kennis van de ‘classes préparatoires’ in economische richting, ‘former l’esprit’ enz. en de 2e hoe het mondelinge deel van een ‘concours’ functioneert en hoe belangrijk dat is

Het is altijd interessant een instelling van Hoger Onderwijs te bezoeken zoals op de 14e november 2009 de campus van de ESSEC, in rangorde de 2e economische hogeschool van het land, in een grimmige betonwijk die men na lange metroreis bereikt. Het is een iets sjiekere versie van Utrechts oerlelijke noordelijke uitbouw. Niet echt een omgeving om de heersende banaliteit van je af te schudden. De hogeschool zelf was van binnen zeer fraai, ruime zalen, brede gangen, hoge plafonds, sanitair als in Zwitserland…

Au fonds is de toenemende belangstelling voor de ‘grandes écoles’ te danken aan feit dat de elite van de Republiek en de middenklasse niet het slachtoffer willen zijn van het systeem, waarvan zijzelf de dwalingen hebben bevorderd. Afgezien van de meest verstokte ideologen, ziet iedereen wel in dat ‘een universitair diploma voor allen’ in het beroepsleven hardhandig wordt afgestraft omdat de arbeidsmarkt wel selecteert en dat ‘80% geslaagden voor het eindexamen’ de resterende 20% (geen plaats voor turbulente jongens?) onnodig stigmatiseert. ‘L’égalitarisme est pour les enfants des autres, qui servent de chair à canon de la bien-pensance’ is het adagium van vele families, ook ‘links’. De meritocratie à la française gaat er van uit dat er een plaats moet zijn op een ‘grande école’ en soortgelijks voor iedereen die voldoende knap is en zijn best doet. Die mentaliteit begint heel vroeg. Ouders vragen niet ‘heb je een leuke dag gehad?’ maar ‘heb je goed gewerkt?’ Niet ieder kind kan er tegen. Sociale, financiële en culturele barrières zullen er altijd zijn, maar er zijn allerlei initiatieven opgezet om de achterstandsjeugd via een zijdeur en/of speciale cursussen een kans te geven, zie blog 16 Het Lycée Henri IV. Dit stuit overigens op protest van middenklassers die geen enkele steun krijgen en het meeste zelf moeten betalen, temeer omdat zulke prestigieuze instellingen als Sciences Po’ en de HEC, ESSEC etc. geen prijsvechters zijn in de zin van Rotterdam, alhoewel de beste staatsinstellingen (Ecole Polytechnique, Ecole Normale Supérieure, ENA etc.) en de universiteiten grotendeels gratis zijn. Al met al is het onderwijssysteem hier heel pleizierig voor de besten en nogal zuur voor de middelmatigen. Ik denk dat het in Nederland omgekeerd is.

Het is frappant dat de 5 economische top-instellingen (3 in Parijs en verder in Lille en in Lyon, tesamen goed voor 1.927 eerste jaars na de ‘classes préparatoires’) ieder iets eigens willen ontwikkelen. Bij de ESSEC gaat dat terug tot 1907 toen Jezuïeten paters de school oprichtten om jong kader met Christelijke principes op te leiden voor de handel en de financiën. Hoewel het allang geen RK instelling meer is, echoot het nog prominent door: ‘promouvoir les valeurs d’éthique et d’humanisme, rendre service à la société’ en dat voelt men duidelijk aan. In hun teksten wordt er ook niet gebrald over ‘leiderschap’, ‘focus’, ‘peer environment’e.d. en is er geen gedweep met de ‘internationalisering’ ten koste van zich zelf, maar een nuchtere kijk hoe men daarvan kan profiteren. De toon is gezet. Men zoeke hier geen standaardisatie à l’américaine, maar een valorisering van datgene wat in Frankrijk nog zo goed is en waar ze terecht trots op zijn. Hoe diep is Nederland niet gevallen met denkmeesters die het voornaam vinden in het Engels te doceren, die hun hele leven het buitenland idealiseren en die achteloos datgene waar we goed in waren op de mestvaalt gooien. Pedagogie wordt hier niet met iets slaps of negatiefs geassocieerd om kneusjes in het gareel te houden, hoe belangrijk ook, maar wordt ingezet om het juiste evenwicht te bereiken tussen theorie en praktijk, tussen algemene kennis en specialisering, tussen de mondialisering en de persoonlijke verankering, tussen de ambitie en de bereikbaarheid van een ‘projet personnel’. De ESSEC is ook de enige instelling waar de candidaten psycho-technisch getest werden. Alle 365 eerste jaars die het concours (4194 ingeschrevenen voor de 5 beste instellingen) overleefd hebben, krijgen een ‘tuteur’ aangewezen met wie ze van tijd tot tijd de opgedane bekwaamheden, de problemen, de stages en de perspectieven bespreken. Na de ‘classes préparatoires’ is het eerste jaar gereserveerd voor de basiskennis van de economie en het management die door colleges algemene kennis (schone kunsten, sciences, humanités) extra reliëf krijgen. De talenkennis (2 vreemde talen) wordt ook verdiept. In groepen van 6 moeten ze een probleem analyseren en gezamenlijk tot een oplossing komen die ze in het openbaar moeten verdedigen. Het jaar wordt afgesloten met een arbeidersstage van 3 weken om ze met de neus te drukken op een andersoortige, soms rauwe, realiteit, ook de juffrouwen, wier ouders een beetje om haar veiligheid moeten bangen als ze ’s nachts of heel vroeg ’s morgens de metro moeten nemen. Na dat jaar zijn ze ‘Bachelor’. De MBA-fase (Master of Business Administration – Grande Ecole) neemt qua onderwijs 2 jaar in beslag, maar duurt minstens 3,5 jaar, omdat alle studenten verplicht zijn 18 maanden bedrijfservaring op te doen en 6 maanden in het buitenland te studeren. Tussen het 1ste en het 2e jaar vindt ook de parallelle instroom plaats van universitaire disciplines (economie, rechten, letterkunde en zelfs uit de artsenij en farmacie; ze hebben allen minstens 4 jaar studie achter de rug hebben). De academische uitwisseling (waarschijnlijk dubbel geteld) is ook een vorm van parallelle instroom, waardoor in totaal 4.200 (Harvard MBA 1.750) jongelui in opleiding zijn in Parijs en de ESSEC campus in Singapore (BA+MBA), waarvan 49% juffrouwen en in de MBA-fase 25% buitenlanders van 90 nationaliteiten, geen enkele Nederlander. Vanaf het 2e jaar zijn van de 24 cursussen, 6 in het Engels, met dien verstande dat die colleges door Engelstalige buitenlanders worden gegeven ‘om niet aan de belachelijkheid ten onder te gaan om met slecht Engels gewichtig te doen in een klas die grotendeels uit Fransen bestaat’. Van de 135 professoren zijn dan ook 42% buitenlander. Ja, ja, hier hebben ze nog dat soort eergevoel die in Nederland evenzo harteloos en onnadenkend gedumpt is als de manier waarop ‘onze Neelie en onze Wouter’ de ING in de grond gestampt hebben voor het genoegen van de buitenlandse concurrentie (pardon voor het amalgaam) (1). Ze doen ook grootscheeps aan bijscholing en Master programma’s. Zo is er een cursus ‘Master in Management’ die 14 maanden duurt voor studenten met werkervaring (tot 32 jaar), waar per jaar 110 aan meedoen en die € 15.500 kost aan collegegeld. De equivalente opleiding in Rotterdam duurt 18 maanden, 59 studenten doen er aan mee en kost € 2.348. Men vraagt zich af wat er precies in Rotterdam aan de hand is dat de besten in feite gesubsidieerd worden door de massa en dat er toch zo weinig animo voor is. Er zijn talloze specialisaties mogelijk, waaronder vastgoed, luxe goederen, innovatie & dienstenverlening, sociaal ondernemen, gezondheidszorg, private equity enz. Door het specifieke rekruteringsmodel associeert men de gemiddelde student a priori met het grootbedrijf waar ze de sporten van een bestaande hiërarchie beklimmen, terwijl het land juist ondernemerschap nodig heeft en interesse voor het middelgrote bedrijf. Om hierop in te spelen, heeft de ESSEC als enige (?) management school een incubator die het ondernemerschap van zijn studenten financieel ondersteunt en begeleidt. Zo hebben ze sinds 2001 101 bedrijfjes geholpen waarvan 85% nog bestaat, een zeer fraai resultaat. Overigens zij vermeld dat de studenten de laatste jaren meer belangstelling hebben voor carrièreprofielen die minder materialistisch zijn, zoals de ONG’s, l’économie durable, de gezondheidszorg, de cultuur en solidariteit.

Het schoolbestuur hecht grote waarde ‘la vie associative’ en moedigt de leerlingen aan zich te engageren in één of meer van de 87 verenigingen die een breed spectrum beslaan van cultuur, politiek, litteratuur, creatie, professionneel en er is zelfs een homo-club die ‘dialogays’organiseert en waarvoor men zich confidentieel kan inschrijven, zonder ‘homo-logay’ te zijn. De belangrijkste organisatie is de BDE, Bureaux des Etudiants die de feesten en evenementen moet organiseren en die hand- en span diensten verleent, wanneer dat voor het goede verloop van een evenement nodig is. HET evenement van het jaar is de ‘Nuit d’ESSEC’ voor 6000 man, andere recente soirees hadden als thema ‘SM’ (sic) en ‘La Nuit la Plus Chaude’ (re sic).

‘Pourquoi pas moi?’ is het sociale programma van de ESSEC dat zich inzet om kansarme banlieuesards te begeleiden met het doel om succesvol mee te kunnen doen aan dezelfde ‘concours’ als ieder ander, ook in andere disciplines, dus zonder positieve discriminatie of favoritisme zoals bij Sciences Po’. Een monnikenwerk waar een lange adem voor nodig is. Een 40-tal studenten zetten zich hiervoor als ‘tuteur’ in bij de middelbare scholen in de omgeving. Het doen aanvoelen van sociale codes schijnt nog het moeilijkste te zijn.

De scholing is kostbaar. Het eerste jaar na de ‘classes préparatoires’ kost € 8.000, de MBA-fase € 25.000 voor 2 jaar. Daarbij komen de kosten van levensonderhoud. De ESSEC heeft een budget per student van € 33.000/jaar (Harvard € 181.000). Handelsscholen zijn altijd duur, het is ‘rough justice’, want met een ESSEC diploma heeft (in principe) niemand moeite om een goed betaalde baan te vinden met een gemiddeld aanvangssalaris van € 46.700/jaar (het lijkt me geflatteerd, afgaande van wat ik om me heen hoor). De 5 beste economische instellingen monopoliseren de beste leerlingen, de beste leraren, de beste materiële condities, de liefde van het bedrijfsleven, de eerste keus van stages, de aandacht van de sponsors (vooral de alcohol producenten), de bewondering van de potentiële schoonouders. 63% van de studenten krijgen financiële steun in de vorm van een beurs, een ‘apprentissage’ of een banklening. De ‘apprentissage’ is een specialiteit van ESSEC, waarbij de student het onderwijs alterneert met een baan en zo twee vliegen in één klap slaat: praktijk ervaring en studiefinanciering. 25% van de studenten kiezen deze formule, maar hoe dat precies in de praktijk werkt, is niet helemaal duidelijk.

Na de algemene inleiding in de aula was er een déjeuner (€ 14 pp) in een ellipsvormige zaal, sober maar toch wel mooi qua architectuur, meer balzaal dan iets polyvalents. De 44 ronde wit-gedekte 8-manstafels namen zowat 2/3 van de ruimte in beslag. Er was een weelderig koud buffet, Bordeauxwijn à volonté en wat bedienend personeel; het leek op een huwelijksmaaltijd zoals hier in hogere kringen gebruikelijk is. Het was een groot verschil met Rotterdam (blog 51) waar je in de rij moest staan voor een flets broodje-met-kaas die lagen opgestapeld op een noodbuffet in het trapportaal, een betere zaal was er kennelijk niet. Toen ik aan de beurt was, was er alleen nog tetrapak karnemelk en de dunst mogelijke plastic bekertjes die al omvallen als je zucht. Het stak ook af bij de soberheid van soortgelijke happenings van een ingenieursschool zoals ik die heb meegemaakt. De jonge parisienne die naast me zat, had nogal wat conversatie. Ze was van het soort die (of ‘dat’?) ik tijdens mijn eigen studietijd zo gemist heb, de onweerstaanbare aantrekkingskracht van een meisje die de jongens van haar dorp door haar allure een beetje teveel imponeert… Het valt me regelmatig op hoe gemakkelijk de conversatie hier met 19-24 jarigen gaat vergeleken met dezelfde leeftijdscategorie in Nederland, glunderjeugd met weinig bagage, is het een vooroordeel? Ze was zelf niet op de campus ondergebracht; de 880 beschikbare (individuele) kamers zijn gereserveerd voor provinciale eerste jaars (ook onze dochter) en voor de buitenlanders, de co-location op métro+loopafstand is kennelijk goed geregeld. In deze zaal vinden ook de feesten plaats, waarvoor desnoods mede-studenten van de 2 andere ‘grandes écoles’ per bus worden aangevoerd, gelokt door de ‘open bar’, overvloeiend van gesponsoriseerde drank (nu misschien iets minder). Gewone universitaire verenigingen moeten er voor betalen. Al kan ik het niet echt hard maken, schijnt de laatste jaren dat dit soort ‘binge drinking’ à l’anglaise op donderdagavonden zich als een olievlek heeft uitgebreid over de meeste universiteitssteden.

Als je bij zo’n maaltijd om je heen kijkt, dan voel je aan dat dit een tempel is van de ambitieuze middenklasse. De rallye-jeugd (2), waaronder de aristocraten, die in de hoofdstad de sociale toon aangeeft, zijn als enkelingen verspreid over alle ‘grands écoles’, zij beschikt over de sociale codes die hun toekomst op een andere manier zeker stelt. Gelukkig is Frankrijk een groot land waar nog zoveel mogelijkheden zijn, ook voor hen die geen eindexamen hebben en degenen die niet in het keurslijf pasten ‘les curieux impatients, les sensibles peu sûrs d’eux, les ouverts d’esprit pas assez travailleurs’ (uit ‘L’Ecole vide son Sac’).

’s Middags waren er gespecialiseerde bijeenkomsten over de pedagogie, de internationalisering, het belang van professionele ervaring tijdens de studie en de plaats van de ESSEC tussen soortgelijke bisnis-hogescholen. De rangschikking kwam aan de orde, er kwam niets anders dan intellectueel scepticisme uit de mond van de hoogste baas zelf. Als je zo luistert dan krijg je de indruk dat het hoge-intelligentie gehalte na de ‘classes préparatoires’ en hun vaste verankering in de wiskunde, de algemene kennis, de taalbeheersing en ook de sterke culturele binding met Frankrijk, de ‘natuurlijke’ wegbereiders zijn van de hoge rangschikking van 8 Franse top- instellingen. Een gelukkige coïncidentie, zou men zeggen. De Angelsaksische recruteurs kennen de kwaliteit van de Franse opleidingen, het is de goede wijn die geen krans behoeft, 21% van de afgestudeerden werkt in het buitenland. Dat wil niet zeggen dat de ESSEC niet trots is op zijn hoge FT-rangschikking, die, zoals men begint te beseffen, voor een groot deel gebaseerd is op het beginsalaris van de abituriënten en de incrementie daarvan. Het wachten is op een rangschikking die rekening houdt met de Europese eeuwigheidswaarden, generatieoverschrijdende criteria, eruditie enz. het zal wel moeizaam zijn. En de Nederlandse universiteiten zullen dan misschien tot de ontdekking komen dat ze in hun blootje staan en dat ze bij de internationalisering veel meer verloren hebben dan gewonnen. Hoe incestueus het allemaal is, ziet men als men het emplooi van de afgestudeerden terugkoppelt naar de rangschikking: 51% werkt in het bankwezen of bij de McKinseys van deze wereld, de 2 sectoren die het best betalen met de steilste salaristoeneming, althans tot voor kort. Het stemt mij verdrietig als ik terugschakel naar Rotterdam (blog 51) en zie hoe krampachtig men daar bezig is zich op te hijsen en hoe verkeerd het is alleen aan status te denken en alles cijfermatig te willen invullen en onvoldoende inhoud te willen geven aan een Eigen Stem, de intellectuele invulling, ’s lands belang enz., ze helpen mee het land van binnenuit uit te hollen, ondertussen zakt de bodem onder hun voeten weg.

Bij de uitgang lagen grote stapels van de binnenlandse en buitenlandse kwaliteitspers (geen weekbladen) gratis ter beschikking van de studenten.

Op weg naar het metrostation kruisten wij een compacte groep van zwarte hangjongeren, geen enkel meisje, geen enkele Maghrebijn. Het contrast tussen ‘future’ en ‘no future’ kon niet frappanter zijn. Wat voor signaal geeft men af als we van trottoir zouden zijn veranderd? A fortiori als een leuk uitziende verwende juffrouw in een bloementjes jurk er mee zou zijn geconfronteerd? Moet men tegen zijn eigen vooroordeel ingaan of voorzichtig zijn? Maakt het een verschil uit of je een man bent of een vrouw? Een student van Audentia, de economische hoge school van Nantes, zei me onlangs dat ze niet populair waren bij de andere studenten, te poenig en te veel op carrière ingesteld en ‘m’as-tu vu’, wat hier erg pejoratief is. Wat zouden die zwarte jongens wel niet over ons gedacht hebben?

(1) Gestel dat Mevr. Kroes een Française zou zijn geweest en doodleuk verkondigd zou hebben dat het Franse bankwezen failliet is (zo was het in 1991/94) en dat ze een groot deel maar moeten verkopen aan de Deutsche Bank en/of de Banco Santander. Denkt U dat de Heer Sarkozy zonder weerstand gezegd zou hebben: ‘U hebt gelijk, eigen schuld van het bankwezen, weg ermee’ en haar uitbundig gefeliciteerd zou hebben met een dergelijk geniaal idee en haar een medalje van de Legion d’Honneur zou hebben opgespeld?

(2) Les rallyes mondains. Daar onder verstaat men het Franse systeem van sociale educatie voor 12-19 jarigen, 21 voor de jongens, dat begint met museumbezoek, danslessen, leren bridgen, goede manieren, ook de ingewikkelde code van het handkussen enz. Van herkomst is het een aristocratische instelling met het doel het culturele en sociale erfgoed door te geven en de jongelui er zich van bewust te maken dat hun plaats in de maatschappij niet alleen een kwestie is van geld. Het systeem is/was ook prominent RK met een bewuste valorisering van het Christen-zijn. De protestanten hebben/hadden hun ‘HSP’ (Haute sociéte protestante’). De moeders (per groep van 3 of 4) van de 18 en 19 jarige meisjes organiseren om de beurt zaterdagse feestavonden voor 300 man of meer die de laatste jaren, naarmate het systeem zich verburgerlijkt en meer open wordt, in toenemende mate weelderig en briljant zijn geworden, zij het niet meer systematisch in smoking en minder ‘Bottin Mondain’ en ook minder katholiek. ‘Open bar’ en ‘champagne à flots’ zijn er de rigueur. De moeders van de meisjes coöpteren in het algemeen 2 jongens. Vooral de jongens hebben daardoor zo 2 à 3 jaar lang tijdens het seizoen een ‘embarras de choix’ en leren de meest prestigieuze particuliere en openbare ontvangstpaleizen van binnen kennen en gaan soms – tot grote ergernis van de ontvangende dames – op de zelfde avond van feest tot feest. Hoewel het numeriek weinig voorstelt en men slechts kan gissen naar hun invloed, ziet men het door de Franse samenleving percoleren in de vorm van de ex-eerste minister Villepin, de eerste Mevr Sarkozy de Nagy-Bocsa, de bazen van Total en AXA en in de echtgenotes van een paar socialistische kopstukken van het genre ‘plus snob, tu meurs’ althans de families waar ze uit voortkwamen, waarachtig.

9 Reacties

  1. Arbeidsmarkt en glunderjeugd
    “Afgezien van de meest verstokte ideologen, ziet iedereen wel in dat een “universitair diploma voor allen” in het beroepsleven hardhandig wordt afgestraft, omdat de arbeidsmarkt wel selecteert”.
    Fraai geformuleerd en scherp gezien maar het vervolg van deze alinea “..en dat 80 % geslaagden voor het eindexamen de resterende 20 % ( geen plaats voor turbulente jongens ?) onnodig stigmatiseert” ontgaat mij. Kun je uitleggen wat je hiermee bedoelt ?
    Verder vind ik dat je in je weer interessante bijdrage overdrijft met je vergelijking van de Franse 19-24-jarigen met de Nederlandse “glunderjeugd met weinig bagage” in deze leeftijd. Althans, ik herken dit niet in mijn conversaties met deze jongeren.

    • Het is allemaal niet zo eenvoudig…
      Er wordt gestreefd naar 80% eindexamen per lichting, in werkelijkheid is dat minder. Een lichting betekent ongeveer 800.000 meisjes/jongens. 160.000/jaar (20%) verlaten het systeem zonder beroepskwalificatie en/of eindexamen, dat kan men toch wel in de maatschappelijke context als een ‘stigma’ beschouwen. Zijn dat allemaal nietsnutten? De vraag te stellen, is het antwoord geven. Het komt hier in vele families voor dat de jongens hun eindexamen niet doen/halen (waarom zijn dat zo vaak jongens en niet de meisjes, althans in mijn perceptie?) waarvan velen weer opkrabbelen, maar dan wel van uit een zwaktepositie en met veel tijdsverlies. Door alles door een gelijkheidsprisma te willen zien, heeft men een systeem dat ongewild onze vrouwelijke helft begunstigd, dat lijkt me bij HNL ook zo. Is het hard te maken? Wat de ‘glunderjeugd’ betreft (niet noodzakelijkerwijs pejoratief) bevind ik mij op zeer glad ijs. Het hangt er ook van af waarover het gaat en het hoeft niet zo zwaar/pedant te zijn. Voetballen en/of hockeyen, computer spelletjes, Facebook, het buurmeisje, ‘leuke’ vacantie? Of : De plaats van NL in de Europese Unie; kan men wel nadenken als men ‘kennis’ vervangt door ‘weten te vinden’? Of met nog ouderen: Is het gelijkheidsidee niet een rem op de vooruitgang? (Lévi-Strauss); waarom ‘onze Neelie’ zo masochistisch wordt bewierookt; waar de € 6,5 miljard compensabele verliezen van de ABN-Amro Bank zijn gebleven. Ik kan daarbij alleen maar builen, schrammen en erger bij oplopen. Je hoeft helemaal niet geleerd te zijn voor een pleizierig Leven, maar knappe mensen en nadenkers moeten er wel zijn en invloed uitoefenen. Men mag dat niet overlaten aan de grootlanden of je inspiratie alleen maar putten uit Amerikaanse bronnen. Mijn blog is niet alleen een ‘inventaris’ maar ik wil daar ook ‘une histoire, une réflexion ou un vécu’ er bij betrekken.

  2. “Alle 365 eerste jaars die
    “Alle 365 eerste jaars die het concours (4420 ingeschrevenen voor de 5 beste instellingen) overleefd hebben”

    Wil je deze cijfers alsjeblieft eens toelichten?

    • Statistieken
      In Frankrijk representeren de ‘écoles préparatoires’ met hun 2-jarige cursus 80.000 leerlingen (economische en technische richting tezamen), al jaren min of meer stabiel met een lichte toename de laatste jaren. Universitaire fillières, ander systeem maar ook met fijn-mazige filters, zijn met name de medicijnen en de rechten. Na 2 jaar moeten de leerlingen door een ‘concours’ heen (een afval examen) waar de kandidaten gerangschikt worden. Wat de economische richting betreft, zijn er 38 instellingen, maar het ‘concours’ spits zich toe op de eerste 5 met 1927 plaatsen. In totaal waren er 7295 plaatsen voor 9417 kandidaten, van wie 2141 zijn afgevallen, omdat ze of het schriftelijk examen niet gehaald hebben of een school kregen toegewezen die ze niet wilden. [Kunt U het nog volgen?] Niet iedereen bestemt zich voor de beste 5, waarvan exameneisen voor velen te hoog zijn. Daarom zijn er 2 overlappende ‘concours’. Voor de moeilijkste waren er 4.200 kandidaten. Als je het schriftelijk examen haalt, dan ben je ‘admissible’ waarna je een mondeling examen moet doen die zeer zwaar weegt (zie de bijlage wat precies bedoeld is) bij de beste instellingen, bij de HEC 3 dagen. De minder hoog aangeschreven instellingen zijn veel minder kieskeurig.

  3. Kenniseconomie en arbeidsmarkt
    “De arbeidsmarkt selecteert wel” wordt nog eens onderstreept in een stuk in “Sociaal Totaal”van november.

    Hoogopgeleiden uit India meer dan welkom

    Nederland richt zich in economisch opzicht naast handel en transport vooral op de kenniseconomie. Daarvoor is een groot aantal hoogopgeleide mensen nodig. Steeds meer blijkt dat die onvoldoende in Nederland zelf te vinden zijn en daarom is “import”meer dan welkom.

    Citaat: Vooral in de ICT komen veel hoogopgeleide mensen uit India naar Nederland. Woordvoerder Edmond Metschaert van minister Donner spreekt van 2100 hoogopgeleide immigranten uit India op dat gebied. In totaal komen uit de hele wereld 7000 hoogopgeleide mensen naar Nederland.

    Het artikel gaat verder inhoudelijk vooral over de premiebetaling van deze mensen.
    Tegen de komst van hoogopgeleide buitenlanders heb ik op zich geen bezwaar maar ik vraag me af of de beleidsmakers in Nederland onderhand niet denken: waarom zouden we ze zelf nog opleiden als je ze uit het buitenland kunt halen. Nederland: kenniseconomie zonder Nederlanders.

    • Promovendi anecdote
      Toen ik promovendus was bij de wiskunde afdeling aan de Rijksuniversiteit Groningen was ik een paar maanden lang de enige Nederlander tussen een 20 tal buitenlanders (een verdieping lager bij vloeistofmechanica liepen ook nog een paar Nederlandse promovendi rond, maar die beschouwden wij niet echt als wiskundigen….). Nederlanders mochten alleen aangenomen worden als NWO betaalde, universitair geld was er alleen voor buitenlanders. Die waren namelijk goedkoper omdat er geen sociale lasten betaald hoefden te worden.

      Het was na mijn promotie duidelijk dat ik geen schijn van kans maakte op een baan in Nederland. Voor een positie als universitair docent hadden ze veel liever een buitenlander met 10 jaar ervaring. En een baan als postdoc om andermans onderzoek uit te voeren had ik geen trek in; zulke posities waren er overigens ook amper. En nu woon en werk ik als Nederlandse hoogopgeleide in Engeland. Ik ben niet van plan ooit terug te gaan naar Nederland.

      • buitenlands
        Een oudcollega van mijn echtgenoot werd professor. Hij kwam er snel achter dat hij “zijn eigen broek moest ophouden”, en netwerken met China ging hem goed af. Er kwamen heel wat Chinese studenten naar Nederland en zijn projecten werden vervolgens betaald door de Chinezen. Voor de voorbereiding van de Olympische Spelen werd hij ingehuurd als deskundige voor logistiek en vervoer. En nu geldt hij als deskundige als de Olympische Spelen naar Nederland zouden komen. Nu ziet Nederland hem wel staan.
        mark79 spreek je chinees of heb je wat met China? Voor als je van gedachten veranderen mocht…….:-)

    • alles outsourcen
      “waarom zouden we ze [hoogopgeleiden] zelf nog opleiden als je ze uit het buitenland kunt halen” is meteen een argument om de collegegelden voor hoger onderwijs kostendekkend te maken.
      Maar we hebben in Nederland een kapitalistische economie. Waarom zouden Nederlandse aandeelhouders research en andere diensten waarvoor hoogopgeleide mensen nodig zijn in Nederland houden? Deze logica passen zij al toe op productiewerk. En deze logica kan er nu toe leiden dat er voor Nedelanders helemaal geen werk meer is, behalve huishoudelijke diensten voor aandeelhouders, obligatietrekkers en geslaagde kapitalisten.
      Seger Weehuizen

      • “Waarom zouden we ze
        “Waarom zouden we ze [hoogopgeleiden] zelf nog opleiden als je ze uit het buitenland kunt halen”?
        Omdat we ze niet meer uit het buitenland kunnen halen wanneer het buitenland er net zo over denkt?
        Omdat we graag willen dat onze kinderen ook zo’n hoogopgeleide kunnen worden zonder naar het buitenland te moeten verhuizen?

Reacties zijn gesloten.