Bill Banning als Pygmalion

Langer werken?

De argumentatie om de AOW-leeftijd te verhogen is bekend: door de vergrijzing stijgen de kosten voor AOW, zorg en andere voorzieningen voortdurend. Ten tweede zijn er minder mensen die werken en het geld verdienen waarmee dit alles betaald moet worden. Verwacht wordt bovendien dat de beroepsbevolking afneemt omdat er minder kinderen geboren worden. Het is daarom nodig dat de werkenden langer doorwerken.
Toch is dit een enigszins eenzijdig beeld. Immers, je kunt het leven van de meeste mensen verdelen in drie delen: nog niet werken, werken en niet meer werken en het aantal werkenden is daarom óók fors afgenomen omdat het steeds langer duurt voordat jongeren beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. De leerplicht maakt het onmogelijk vóór het zeventiende levensjaar te werken en de drang om door te leren, op dit moment nog versterkt door de recessie, maakt dat bijvoorbeeld het aantal twintigjarigen dat toegetreden is tot de arbeidsmarkt veel lager is dan zeg maar 40 jaar geleden.
Het langer op school zitten wordt langzamerhand als een natuurverschijnsel gezien maar dat is het niet. Ook is niet bewezen dat het voor al die jongeren – en voor de samenleving- nuttig is dat ze in het onderwijssysteem blijven.
Een bericht in BN/DESTEM van 8 oktober vond ik wat dit betreft verhelderend: ‘Terwijl mbo’ers met een diploma massaal een hbo-opleiding beginnen, is tegelijkertijd de uitval van die groep bijzonder hoog.’ Ruwweg: ongeveer de helft van de mbo-ers stroomt door naar het hbo maar de uitval na een jaar onder deze groep is 60 à 70 procent. En ja, dat kost iedereen, ook de maatschappij, een heleboel geld.
Deze situatie roept een aantal vragen op: Hoe betrouwbaar zijn de ‘man-power’ prognoses waarop politici zich baseren? Waarom wil men coûte que coûte iedereen langer naar school laten gaan? Is het zo zeker dat daarmee zowel de individuele deelnemer als de maatschappij als geheel gebaat is?
Naar school gaan is geen doel op zich en verlenging van de leerplicht moet gelegitimeerd kunnen worden. Daarom moet het onderwijs in bijna alle sectoren sterk verbeterd worden. Ik ben ervan van overtuigd dat de tijd voor onderwijs veel beter gebruikt kan worden. De mulo-leerling van veertig jaar geleden had in veel opzichten een betere opleiding dan de havo-scholier van nu of zelfs dan de vwo-er. En de ambachtsschoolleerling had op de arbeidsmarkt meer te bieden dan de huidige vbo-er of wellicht ook de mbo-er.
Tenslotte, geen enkel terrein is méér geschikt om te illustreren dan het onderwijs dat de arbeidsomstandigheden bepalend zijn voor de tijdsduur dat men het werkende leven zonder grote problemen ( en met plezier) aankan. De overheid is zelf voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de uitval.

Cornelis Verhage