46 Studeren in Frankrijk : Jagerslust in de Franse warande, een groot cultureel verschil

25 februari 2009
Toevoeging: De Bisschop en de Chasse à Courre (27 april 2010)
Terzijde 4. In de Nederlandse litteraire canon zou men ook jachtverhalen moeten opnemen, niet als provocatie, maar vanwege het bloemrijke en soms zeer precieze taalgebruik, dat U hier kunt vinden: www.dbnl.org/tekst/ginn001hand02/ginn001hand02_007.htm. Men zou ook veel voorzichtiger moeten zijn met de culturele verschillen en zich niet zo dom om de tuin laten leiden door universitaire denkmeesters met hun navrante ‘publish or perish’ of door de apostels van Rhineland Exit! die alles tot boekhouding reduceren, waardoor wij uiteindelijk met een onnozel en apatride Koninkrijk blijven zitten.

Als hier op ons ven tijdens het seizoen op eenden wordt geschoten knettert het als een lieve lust en soms valt een lading hagel met een leuk ratelend geluid van het leien dak af, want men mag hier alleen op eenden schieten als ze in de lucht zijn. Nog een geluk dat de hagel van staal is en niet meer van lood en dat de jagers de laatste jaren de kardoezen* oprapen… Het zou me niet liggen om achter een gewonde eend aan te rennen, bij de roeiers* te pakken en met een zwaai tegen een boom dood te slaan, misschien de meest humane (?) oplossing. A la campagne zijn ze vaak een beetje cru, zo mocht een zoon op 12e een keer meehelpen met het castreren van biggen: met een cutter een jaap links en een jaap rechts, een scheut jodium en klaar is kees (1). Ja, de jacht neemt hier een bijzondere plaats in, sinds de Assemblée Constituante in de nacht van de 4e augustus 1789 de privileges en de heerlijke rechten heeft afgeschaft, niet alleen van de adel, maar ook van de Kerk en de steden. Daar viel het jachtrecht ook onder, waarmee de adel de geestelijken, de burgers en het volk op een afstand hield, hoewel dat in de praktijk genuanceerd was: het ‘edelwild’ herten en reeën voor de hoogste rangen, hazen en huppelaars* voor de lagere, wilde zwijnen, wolven, vossen en ander ‘stinkend wild’ voor het volk. De jacht met zijn complexe regels, zijn hartstochtelijkheid, zijn ceremonieel en barbaarsheid, zijn instinctieve binding met ons oer-verleden, ook in sociale zin; de manier waarop vaak vaders huns zoons initiëren, dat alles heeft het jagen hier een speciale plaats gegeven, die het karakter van revolutionaire verworvenheid amplifieert. Het is bij uitstek een volkssport geworden met 3,5 à 4 miljoen jagers met een sociale vermenging die alleen maar vergeleken kan worden met wat vroeger de dienstplicht was. Hun politieke tegenstanders, De Groenen (Les Verts), zijn ayatollahs, stadsmensen, groen van buiten, rood van binnen, in hun ogen zijn jagers nazi’s. De Groenen zijn ook nog verliefd op aalscholvers die hier een ware plaag zijn geworden zoals ook de ‘jussie’ (een exogene waterplant) en de crapaud taureau (Rana catesbeiana, stierenkikvors) die soortgenoten en zelfs jonge slangen opeet. Volgens hen kan men de zorg voor de Natuur niet aan privé belangen toevertrouwen en moet alles in administratief keurslijf geperst worden, dat is dan toevallig ook nog goed voor luie banen bij de overheid. Ze worden min of meer in evenwicht gehouden door ‘Chasse, Pêche, Nature et Traditions’ (CPNT) met evenveel stemmen bij de eerste ronde van de laatste presidentsverkiezingen. De Groenen zeggen dat er teveel jachtongelukken zijn en dat daarom de jacht verboden moet worden. Typisch hysterische onverdraagzaamheid onder de mom van opgedrongen zelfbescherming, zegt de CPNT, dan moet men de Mont Blanc die meer slachtoffers eist (42 in de eerste 9 maanden van 2008) dan maar ook worden afgegraven.

‘Onze’ jagers hebben een jachtgebied van 450 Ha, meest akkers en wat water en 25HA bos. Hier kosten gedraineerde akkers ongeveer € 3.000/Ha. De norm voor een goed geoutilleerde éénmans boerderij is 180Ha. Zo’n 15 zondagen per jaar komen de jagers schieten op alles wat beweegt. De 13 ‘propriétaires’ (waarvan 3 zelf meeschieten) worden beurtelings voor een Nieuwjaarslunch uitgenodigd. Dit keer was het onze beurt. Heel vereerd, want mijn jagersinstinct is duidelijk onderontwikkeld en beperkt zich tot het schieten op ratten en mollen met een geleend geweer, ‘stinkend wild’ dus, lager aanschuiven kan niet. Het schieten met 50mm mitrailleur is beduidend ‘leuker’ als men de munitiesjouwerei buiten beschouwing laat. De maaltijd vindt plaats in een onbewoonde keuterboerderij, die de jachtclub onderhoudt en comfortabel heeft gemaakt, al is het sanitair zeer geïmproviseerd, maar er is leidingwater en electriciteit en zelfs TV voor de dames die de lunch voorbereiden. De club (17 ‘fusils’) werd zo omstreeks 1950 opgericht door Renaultemployees uit Parijs, nog altijd de helft, en onder de andere leden zijn onze postbode, een pachter die een zwaar patois spreekt, een loodgieter enz. Ze jagen op klein wild, op eenden, fazanten en patrijzen. Dit jaar mochten ze ook 7 reeën (bokken en hinden) neerleggen, maar om een onbegrijpelijke reden zijn die dit jaar als het ware in de natuur verdampt. De pachter heeft een 7e zintuig voor het opsporen van slangen en adders, wel zo nuttig als men op de griezelverhalen af mag gaan, al ben ikzelf nog nooit een adderkluwen tegengekomen. We zitten met een kleine 30 man aan de dis, er zijn wat echtgenotes en kinderen. De stemming is opperbest. De baas, een Bretagner, is een fijnproever die grote hoeveelheden niet schuwt. Hij heeft 20 dozijn grote oesters mee genomen. En Bretons vlees. En Bretonse aardappels, sla en kaas. Alleen de (onechte) Champagne, de witte en de rode wijn zijn Frans. Tegenover me zit iemand die tegen zijn pensioen aanleunt na een carrière in Afrika, Cordoba (Argentinië) tijdens Menem en Houston. Hij heeft indianenverhalen, die men beter niet moet na vertellen, om rode oortjes van te krijgen (2). Zijn vader was al een habitué van de club… Tegen 16h30 is de lunch afgelopen. We zijn allen een beetje teut. Gejaagd wordt er dan niet meer.

Het afgelopen weekeinde was er een klopjacht hier in de buurt en was er een uitnodiging om weer eens het wild uit het bos te drijven. De verzameling was om 9h30. De leider is een ‘Diane chasseresse’ die uitlegt dat men recht heeft om 4 reeën en/of ‘chevrillards’ (hindekalf of bokkalf*) neer te leggen. In haar jachtgebied waren het dit jaar 54, maar 50 waren commercieel verpacht. Eén van de jagers had een broer aan de verwonding door een hert verloren. ‘Un sanglier blesse, un cerf tue’ zegt men hier (een wild zwijn verwondt, een hert doodt), oppassen dus. Ik voel me een vreemde eend in de bijt met een flanellen stadsbroek, €11,75 stevels, een nauwelijks vocht afwerende jekker vergeleken met de Barbours*, de Aigle laarzen* en anti-regen overbroeken om me heen. We krijgen precieze veiligheidsconsignes en brede fluo fel-oranje armbanden, waarmee ik me veilig en zeer Koningsgezind voel en nog parater om Land en Eer en vooral de Taal te verdedigen, met de jacht heeft dat weinig te maken…. Het is de bedoeling dat de jagers zich aan één kant van een bos opstellen en dat de drijvers van de andere kant ‘en ligne’ en brullend (daar doe ik niet aan mee) door het bos trekken over een afstand van 500m tot 1km. Tot de schemering bezoeken we op die manier 8 à 9 plekken. De drijvers vormen een curieuze equipe van een freule, een bourgeoise, 3 jonge plattelanders, een paar honden en ikzelf. We zien wat van de natuur, er zijn hier weinig dennen, en zelfs oude bominslagen. De jacht wordt onderbroken door een lunch in een orangerie, opgewarmd door een enorm haardvuur. Er schuiven wat buitenstaanders aan, zodat we met z’n 25-en zijn. Wij krijgen venisoen* in de vorm van hazenrug in wijnsaus. Vin à volonté, waar weinig gebruik van wordt gemaakt. De dame naast me, Mme de M*** is trots op haar XVIe eeuwse Middelburgse redersfamilie, overigens terecht, ze zijn in Nederland uitgestorven maar de Franse loot houdt nog kranig stand. In het Rijksmuseum hangt een fraai familieportret van hen. Zo ben ik hier ook nakomelingen tegengekomen van Hugo de Groot, de broeders De Witt en nog meer, terwijl ik in mijn eigen land nog nooit zoiets heb meegemaakt. Na de maaltijd worden we een paar keer in een enorme en zeer comfortabele terreinwagen van een jageres vervoerd. Ze luisterde continu naar een concert van jachttrompetten (‘trompes de chasse’ niet te verwarren met jachthoorns), een tonaliteit die niet van de moderne wereld is, even fascinerend als de doedelzak die ik in primitieve vorm in zulke onwaarschijnlijke plaatsen als Sicilië en Algerije heb gehoord. Jagerslust en trompetten horen bij elkaar als vuur en warmte. Als men die twee-eenheid zou moeten situeren dan is het ongetwijfeld onder de gordel (3). De schemering begon al in te vallen toen wij vanuit een buitenwijk van een stadje het aangrenzende bos in gingen. De buit van de dag was nogal mager: 2 reeën. De hele dag heb ik geen stuk wild gezien, zelfs geen kokkerende* fazant heeft mijn pad gekruist… Er was nog een borrel na en de vangst had ergens uitgestald moeten zijn, heb het niet gezien. Het is waar dat ik er niet naar gevraagd heb, dode reeën zijn net als dode fazanten, ze lijken als 2 druppels water op elkaar, altijd hetzelfde. We hebben onze mooie ‘brassards’ ingeleverd en van onze collegae afscheid genomen, moe van het lopen in de koude natuur met soms een laag vette klei als zuignappen onder de zolen en bedacht me dat ik liever onder een eikenboom een boek had gelezen of in een auto had geluisterd naar de uitzending ‘Les nouveaux Chemins de la Connaissance’ van 17h00 op France Culture, zo goed gebracht door Rafaël Enthoven, erudiet, precies, pracht-dictie. Luistert U er eens naar via het Internet, desnoods met een podcast, het zou een model kunnen zijn voor een betere Nederlandse radio. Dezer dagen gaat het over Spinoza en Descartes en hun beider magnifieke ‘puissance d’esprit’, waar men slechts met groot ontzag bij stil kan staan.

De Bisschop en de Chasse à Courre. Sint Hubertus is de schutspatroon van de jagers en de Sint Hubertusmis houdt men normaliter op 3 november, maar bij uitzondering was dat op 6 december 2009 in een dorp hier in de buurt. Onze bisschop zou de mis voor gaan. Als een hoge geestelijke in de buurt komt preken ga ik naar de mis, desnoods zonder echtgenote, iets wat ik als zeer sceptische Calvinist onder gewone omstandigheden nooit-en-nooit doe, want over het algemeen zijn de pastoors miserabilistisch en niet salonfähig (pardon voor de arrogantie) en in toenemende mate Afrikaans. Maar onze bisschop is anders, een aristocraat, een beminnelijk mens die prachtig gepreekt heeft bij de confirmatie van onze kinderen, iets wat in het departement centraal georganiseerd wordt. Hij woont in een mooi herenhuis dat uitziet op zijn kathedraal, waar Hare Majesteit een paar jaar geleden de hoge glasramen van een Nederlandse kunstenaar heeft ingewijd. En hij is ook niet wars van de jacht, hoewel de kerk al sinds de middeleeuwen tegen de excessieve jachtlust is. Meer dan eens is het omgeslagen naar uitmoording van de eigen soort. De kerk was helemaal vol. Een fraai uitgedoste equipage uit de buurt bezette de eerste rijen. Wel mooi een prelaat in vol ornaat met mijter en staf en met het violet (= la passion tempéré par l’intelligence) dat voor de Adventsweken zo passend is. Uiteraard preekte hij over Sint Hubertus († 727) die ooit ook nog bisschop van Maastricht is geweest, maar ik ben vergeten waar de Evangelielezing overging. De mis werd in galop afgewerkt. Op verschillende momenten verving de bronzen kracht van de jachthoorns de weke klacht van het harmonium. Na de eucharistie en de communie ging buiten de plechtigheid verder met de zegening van een meute van een 20-tal onaangelijnde jachthonden, de bisschop nog steeds met mijter en staf. Vanaf het plein zag men de uitlopers van het park van het kasteel dat het dorp domineert. Het was de bedoeling dat een ‘chasse à courre’ na de ceremonie zou convergeren naar de charmante jachthut aan de voet van het kasteel. En de bisschop zou mee doen! Helaas was de kasteelheer door een misverstand niet aanwezig. Men moge in een democratische samenleving zijn, waar vaak sociale jaloezieën worden uitgespeeld, maar de traditie brengt iedereen weer harmonieus (?) bij elkaar en iedereen weet zo langzamerhand hoe moeilijk het is om zonder primogenituur een landgoed bij elkaar te houden. De familie in kwestie doet dat sinds 1672. Bij een ‘chasse à courre’ denkt men meestal aan ruiters die met een meute op hertenjacht gaan, maar dit keer was het te voet om met de honden ‘het’ haas op te drijven. Een ‘haar met haar jacht’ zou men in goed ABN moeten zeggen (= het jagen en het vangen van wild met honden). Frankrijk zou Frankrijk niet zijn, als er niet eerst van een ‘vin d’honneur’ genoten moest worden, waar rangen en standen als nergens anders gemêleerd worden. Ik weet niet hoe het verder is gegaan, of de honden gebetig genoeg waren en of de jagers niet platzak zijn gebleven.

(1) Wat zulke operaties betreft (of moet ik ‘betreffen’ schrijven?), ben ik blij niet besneden te zijn, dat is toch ook een ritueel zonder verdoving? en dat wij Christenen van meet af aan hadden begrepen dat Gelovigen met hun vieze tengels en duistere ideeën van de kindergenitaliën af moesten blijven.

2) Als het ooit menens zou zijn geweest met de Europese integratie en Nederland niet oer-dom het Frans had afgeschaft, dan hadden ze hier bij uitwisselingen en ‘dîners en ville’ van alles kunnen opnemen wat bij de recente discussie over de ontwikkelingshulp van nut zou zijn geweest. Waarom konden Brinkhorst en Van Bolkenstein het nog wel en de nieuwe generatie niet? Afrikanen besteden hun geld niet in Amsterdam, maar in Parijs. ‘It is all gone’ zei een Afrikaanse ambassadeur mij een keer. Hier hoort men anecdotisch van genocidepriesters, somptueuze huwelijksceremonies, louche vastgoedtransacties, onbetaald ambassadepersoneel, immigratiestrategieën gebouwd op misbruik van protectie tegen vrouwelijke besnijdenis, wapenhandel, onnozele NGO’s, grenzeloze verspilling. Afrikanen mogen toch ook met Rolexen lopen ‘zoals wij’ (???), het is toch racistisch daar kritiek op te hebben?

(3) Op dezelfde manier, maar op een heel ander niveau, is op Java de geur van de melati’s onverbrekelijk symbolisch, en zeer zinnelijk, verbonden met het verschil tussen leven en dood.

* Van een haas b.v. heeten de voorpooten loopers, de achterpooten sprongen (vandaar ons hazesprong), de hoeven van alle grof wild heeten schalen of zoolen, de pooten van een beer klauwen of armen, de teenen van wolf en vos branken, de pooten van roofvogels zijn vangen, van zwemvogels roeiers, van duiven en hoenders treders, en nog bij hooge vogels standers.
* Kardoezen: hulsen
* Huppelaars: konijnen
* Bok: mannelijke ree
* Barbour en Aigle: merknamen van kwaliteitskleding
* Venisoen: wildbraat
* Kokkeren: het zeer luidruchtig opvliegen van een fazant

6 Reacties

  1. Jagen?
    Excusez-moi, Wilmont, maar wat is nu de portée van uw discours? Heeft het cultureel verantwoord doodmaken van eenden een relatie met Beter Onderwijs in Nederland?

    • geen omerta-plicht
      Ik denk van wel. Wilmont spreekt goed Frans en kan daarom meedoen in het Franse leven en zelfs opgenomen worden in de Franse Cultuur. Door slecht vreemde talen onderwijs en in het bijzonder door de marginalisering van Frans is leven als Wilmont in Frankrijk niet meer mogelijk. Wilmont geeft ons een inkijkje in wat jonge Nederlanders niet meer kunnen meemaken als gevolg van de kennis- en cultuur-haat van de Nederlandse onderwijsmaffiosi.
      Seger Weehuizen

      • De duistere kant van de franse “cultuur”
        Ik denk dat er betere argumenten te verzinnen zijn om de kennis van de franse taal te bevorderen.
        Als deze moordpartij het hoogtepunt is van de franse beschaving, dan blijf daar graag van verschoond.

        • Geen rozegeur en maneschijn?
          U maakt het mij wel heel moeilijk om te reageren. Iedere cultuur heeft zijn duistere kanten, de Nederlandse ook en die van de VS al helemaal. Of U het goed of afkeurt, hier wordt de jacht beschouwd als een revolutionnaire verworvenheid, het zit er heel diep in. Het is een enorme bron van convivialiteit, daar hecht men in Nederland toch ook zo’n hoge waarde aan? Wat de Franse cultuur betreft, is die de enige die nog wat intellectuele tegenstand biedt tegen de Amerikaanse tsunami. Wat nu de krach van het bankwezen is, kondigt zich bij de Universiteiten aan in de vorm van ‘publish or perish’, kom daar tzt op terug. Goed structurerend onderwijs moet ook een venster zijn op de rijk geschakeerde wereld en prioritair Europa. Als ik kan uitleggen dat Frankrijk meer is dan Club Med, waar men lekker eet en drinkt, dan ben ik al heel blij.

          • Lekker eten!
            Ik mag toch aannemen dat de jagers hun buit zelf opeten of op zijn minst aan de poelier overdoen. Dan komt het toch weer neer op lekker eten! De Fransen (en de Italianen ook) hebben in elk geval niet de reputatie van sentimentaliteit als het op eetbare dieren aankomt. Mijn vader wees mij er al op dat het ieder jaar weer een wonder was dat er nog een paar trekvogels de tocht over Frankrijk overleefden.
            In Nederland zelf hebben we zowel vogelvrienden als jagers; beide kan je zien als een cultuurverschijnsel. We hoeven voor de jacht dus niet naar Frankrijk te kijken. De genoemde Amerikanen mochten ook altijd graag een enkele bison afschieten; daar hebben ze nu spijt van en daarom lopen er weer veel bisons in hun natuurparken rond. Allemaal cultuur.
            Betreffende uw opmerking over de Amerikaanse tsunami: het zou oneerlijk zijn om de Amerikanen daarvan te beschuldigen. De Europeanen doen het zichzelf aan; de Nederlanders voorop. Zo degelijk als onze fysieke dijken mogen zijn: onze culturele dijken, die slopen we eigenhandig. Ik ben het met u eens dat de Fransen hun cultuurgoed beter beschermen.

            PS. Het zou mij overigens niet verbazen wanneer de Fransen een aantal van hun jachtrituelen op hun beurt van de Engelsen hebben gejat. Ik lees in een boek over de Belle Epoque (eind 19e eeuw) dat de Franse aristocratie buitengewoon anglofiel was (en dus niet zo erg cultuurbewust).

        • praedator triomphans
          Als je in Frankrijk zou wonen en niet geíntegreerd zou zijn zou je niet eens de mogelijkheid hebben om je tegen de “moordpartij” te verzetten. De mens als predator heeft concurrerende predatoren grotendeels uitgeroeid. Die concurrerende praedatoren waren zeker niet “liever” dan hijzelf. Hoe moet dan wel het natuurlijk evenwicht in de bossen hersteld worden als de mens zich als predator terugtrekt?
          Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.