Leraren verdienen beter

Interessant artikel van Peter Langerak in de laatste Vakwerk. Het sluit aan bij wat ik op dit blog al eens heb beweerd nl. dat het bij grote instellingen in het onderwijs niet gaat om wel of geen management maar om slecht of goed management. En dat er een echte communicatie tot stand moet komen tussen management en professionals. Op andere punten ben ik het minder met Langerak eens.
Het aantal managers kan in veel gevallen wel degelijk fors worden teruggebracht. Ten tweede zie ik helemaal niks in de invoering van prestatiebeloning. Dat is nl. een illusie. Nergens in de maatschappij worden prestaties beloond. Integendeel, kijk maar naar hoe managers en bestuurders hun exorbitante salarissen legitimeren. En dan zou dat in het onderwijs ineens wel moeten. Daarmee is alleen de werkgelegenheid bij de Hay Group gediend. Een voorbeeldje: wat betekent binnen HNL ” bovengemiddeld lesgeven” ? Niet lesgeven ? En dat moet dan “bovengemiddeld” beloond worden. Pure prestatiebeloning is een vorm van nieuw Taylorisme d.w.z. een nog verdere verschuiving van de macht van vaklieden richting het management. Dat moeten we niet hebben. Er zijn ook alternatieven. Bijv. een goed systeem van regelmatige funktionerings/beoordelingsgesprekken en meer incidentele beloningen voor mensen die echt zichtbare, bijzondere prestaties verrichten. Kortom, de beloning moet niet worden opgehangen aan zg. objectieve prestatiebeloningssystemen want die bestaan niet.

25 Reacties

  1. Alsjeblieft geen systeem
    Goede docenten hebben geen ‘systeem’ nodig van prestatie- en beoordelingsgesprekken. Goede docenten moeten de ruimte krijgen hun werk naar eigen inzicht in te vullen. Dit sluit niet uit, maar houdt ook niet in, het voeren van gesprekken met collega’s over het geleverde werk. Maar een geïnstitutionaliseerde controle is uit den boze, zeker voor academici.

    • Waarom?
      Waarom is geïnstitutionaliseerde controle uit den boze, zeker voor academici? Voor zover ik het kan beoordelen zou menige school juist baat hebben bij *serieus* gevoerde functioneringsgesprekken. En dan bedoel ik gesprekken waarbij echt wordt geluisterd naar de werknemer én de werkgever zodat men wederzijds een goed beeld heeft van verwachtingen en wensen van beide partijen.

      • Geïnstitutionaliseerde controle
        Uit geïnstitutionaliseerde controle spreekt georganiseerd wantrouwen. Dit geeft subjectieve oordelen bij docenten die slecht liggen (zie joao) bij de directie, een schijn van objectiviteit. Gezien de machtsongelijkheid tussen partijen is uw beeld van functioneringsgesprekkken waarin over en weer geluisterd wordt een utopie. Academici zijn al kritisch genoeg op zichzelf om minder functioneringsgesprekken nodig te hebben dan thans gebruikelijk is, en zelfstandig genoeg om problemen en knelpunten in hun werk zelf aan te kaarten, mits de directie begrip heeft voor die problemen en knelpunten. Daarvoor moet de directie ook academisch gevormd zijn, en dit laatste is helaas op veel scholen allang niet meer het geval. Een controle zoals u zich voorstelt is onder die condities al helemáál een wrange farce.

        • Kanttekening
          Met deze reactie heb ik moeite. Allereerst maak ik bezwaar tegen de laatste zin: Een controle zoals u zich voorstelt is onder die condities al helemáál een wrange farce. Dit is een stromanredenering waarbij mijn mening wordt weergegeven alsof ik een voorstander zou zijn van controle. En vervolgens gaat Bram’s reactie over dat woord ‘controle’.

          In mijn optiek en ervaring zijn goede functioneringsgesprekken geen vorm van controle maar een middel om iemands functioneren in kaart te brengen. Een goed functioneringsgesprek gaat over de mening van de werknemer over zijn/haar functioneren én over de eventuele belemmeringen die men in de werkuitoefening ervaart. In dergelijke gesprekken die ik zelf in een vorige baan naar beste eer en geweten heb gevoerd met medewerkers en ook heb meegemaakt als medewerker is expliciet tijd ingeruimd voor deze zaken. En indien mogelijk wordt er met de aangedragen belemmeringen ook daadwerkelijk iets gedaan.

          Is dit een ideaalplaatje? Jazeker en vaak gaat het goed. Maar hoe triest het verhaal van Joao ook is, dan nóg is het (in de meeste gevallen) wellicht beter dat er gefraudeerd wordt met wél gevoerde gesprekken dan dat er uitsluitend een oordeel over iemand wordt gegeven op grond van níet gevoerde gesprekken. Overigens duidt Joao’s ervaring wel aan dat je altijd een eigen kopie van het verslag moet eisen. En kan dit alles dan niet gebeuren door de invoelende manager bij de koffieautomaat? Nee, dat kan niet, althans niet met de diepgang die een formeel gesprek juist wél kan hebben.

          En dan nog iets dat mij stoort: de stelling dat academici ‘kritisch genoeg op zichzelf zijn om […]’ is in mijn ervaring een utopie. Het is geen zeldzame diersoort met superieure eigenschappen, maar een mix van nogal gewone mensen met een goed verstand. En daar zitten dus zeker 100% zelfsturende lieden tussen maar het gros is net zo (on)kritisch als een HBO-er of MBO-er. Waarom dacht je dat de ‘zelfsturende teams’ met ‘hoogopgeleide professionals’ in veel bedrijven alweer hun beste tijd hebben gehad ….. ?

          • Beoordelingsprocessen
            Het ging mij niet om de controle maar het onwrikbare geloof in beoordelingsprocessen dat menigeen lijkt te koesteren. Iedere beoordeling zegt even veel over de beoordelaar als over de beoordeelde. Wil een beoordeling zin hebben, dan moet de beoordelaar op zijn minst hetzelfde niveau hebben als de beoordeelde (ja, en wie beoordeelt dat?;-)). Dat is in de praktijk van het onderwijs helaas vaak niet het geval.

            Dat het gros der academici net zo (on)kritisch zou zijn als HBO-ers of MBO-ers werp ik verre van mij. Het tegendeel blijkt telkens weer in mijn ervaring…

            Volgens mij is BON niet zozeer voor processen als wel voor inhoud, en gaat de inhoud, d.w.z. het eindniveau onzer studenten, dus vóór de manier waarop dit niveau wordt bereikt…

          • systematische georganiseerde zelfreflectie
            Nog verder inhakend op systematische, georganiseerde reflectie op functioneren, bijvoorbeeld in de vorm van functioneringsgesprekken. Reflectie op het eigen functioneren is voor iedereen die zijn werk verantwoordelijk en serieus doet, VANZELFSPREKEND. Het is niet meer dan LOGISCH dat je samen met collega’s streeft naar groei in je werk en dat je leert van je eigen en andermans fouten. Ergo (1): het is voor mensen die hun werk serieus en verantwoordelijk doen, NIET NODIG allerlei vaste procedures in te voeren om hun functioneren tegen het licht te houden. Maar er is meer, want (2) omdat die procedures niet nodig zijn, is invoering ervan een MOTIE VAN WANTROUWEN jegens mensen die gewoon hun werk goed en integer willen doen. Die procedures bederven een hoop van het plezier in het werk, en kosten nog een hoop tijd ook.

            Om een voorbeeld uit het laatste Vakwerk aan te halen: Een advocaat heeft ook geen manager om zich heen hangen die op gezette tijden in goede harmonie het functioneren van de advocaat, in al zijn facetten, doorspreekt.

          • Open deur
            Bram schrijft: Reflectie op het eigen functioneren is voor iedereen die zijn werk verantwoordelijk en serieus doet, VANZELFSPREKEND. Het is niet meer dan LOGISCH dat je samen met collega’s streeft naar groei in je werk en dat je leert van je eigen en andermans fouten.

            Dit is een open deur van jewelste en je weet (hoop ik) ook dat lang niet iedereen de gave of mogelijkheid heeft om dit ook echt te doen. Bijvoorbeeld doordat er geen goede relatie met de collega’s bestaat en/of doordat men door gebrek aan collegiale feedback geen idee heeft van de gemaakte fouten en/of er is domweg geen tijd om elkaars lessen te bezoeken en/of …. vul maar in.

            Ergo (1): het is voor mensen die hun werk serieus en verantwoordelijk doen, NIET NODIG allerlei vaste procedures in te voeren om hun functioneren tegen het licht te houden.

            Voor het functioneren van die mensen wellicht niet, maar het is voor een organisatie wel buitengewoon praktisch om te weten wat medewerkers (en ook docenten zijn gewoon medewerkers in mijn optiek) eigenlijk van hun eigen functioneren vinden en tevens wat de organisatie kan bijdragen aan beter functioneren.

            Maar er is meer, want (2) omdat die procedures niet nodig zijn, is invoering ervan een MOTIE VAN WANTROUWEN jegens mensen die gewoon hun werk goed en integer willen doen. Die procedures bederven een hoop van het plezier in het werk, en kosten nog een hoop tijd ook.

            Volgens mij heb je het hier over slecht uitgevoerde gesprekken door incapabele managers, niet over de procedures op zichzelf.

            Om een voorbeeld uit het laatste Vakwerk aan te halen: Een advocaat heeft ook geen manager om zich heen hangen die op gezette tijden in goede harmonie het functioneren van de advocaat, in al zijn facetten, doorspreekt.

            Die uitspraak is maar zeer ten dele juist. In een kleine maatschap kan dit wel kloppen en het zal dan ook niet de eerste keer zijn dat zo’n maatschap uit elkaar klapt door gebrek aan inzicht in elkaars functioneren en de mening daarover. Een advocaat bij een groter kantoor heeft echt functionerings- en beoordelingsgesprekken, zo bijzonder zijn deze lieden nou ook weer niet.

          • We worden het niet eens
            Beste Marten, we worden het niet eens. Jouw visie op de organisatie en het functioneren van een school staat haaks op de mijne (Latinisten: zoekt de stijlfout in de construcie met het voegwoord ‘en’ tussen ‘organisatie’ en functioneren’, en de genetivus ‘van’;-)).

            Mvg dr. ir. A.C. Roth

          • Wel, niet, wat is het nu?
            Beste Bram, je schrijft verwarrende dingen. Eerst word je boos omdat ik ‘geïnstitutionaliseerde controle’ zou willen opleggen, nu gaat het je opeens weer niet om de controle. Wat is nu je standpunt?

            Een tweede discussietruc die je uithaalt is “iedereen” erbij halen. Wie is “iedereen” dan wel die “een onwrikbaar geloof in beoordelingsprocessen” zou koesteren? Ik in elk geval niet, dat heb ik ook niet geschreven. Wél heb ik geschreven over functionerings- en niet over beoordelingsgesprekken. Daar zit een bijna fundamenteel verschil tussen, maar kennelijk wil of kun je dat niet zien. Nogmaals: een goed functioneringsgesprek helpt om boven water te krijgen hoe een medewerker beter kan functioneren. Wat is daar nou toch verkeerd aan? Ja, het kan verkeerd worden toegepast, maar dat lijkt me een geheel andere discussie.

            Je stelt verder dat een beoordelaar minstens hetzelfde niveau zou moeten hebben als de beoordeelde. Die stelling is naar mijn mening onbewezen. Als het lukt om enigszins heldere en objectieve criteria vast te stellen (ja, dat is moeilijk en heus niet alleen in het onderwijs) hoeft dit geen groot probleem te zijn.

            Over de (on)kritischheid van academici zullen we het wel niet eens worden. Kennelijk bevinden zich in jouw omgeving alleen maar superieure wezens met bijzondere vermogens, dat zij dan zo. Mijn ervaring is anders. Wat dacht je van academici die chronisch te laat komen, vergaderingen ‘vergeten’, mentorklasvergaderingen niet voorbereiden, een keer of twee per week in het verkeerde lokaal staan enzovoorts? Dat is allemaal nog een tijdje te vergoeilijken omdat het vaak gaat om ‘charmante maar ietwat verstrooide’ lieden, maar het houdt een keer op. Maar ja, misschien ben ik – met mijn drs-titel en ‘bevoegdheid tot het geven van onderwijs in Bedrijfshuishoudkunde en de organisaite en techniek van de handel’ – wel een hbo-er in het diepst van mijn gedachten 🙂

        • Natuurlijk is controle nodig
          Natuurlijk is controle nodig. We hebben vaak in het onderwijs mensen meegemaakt die nooit docent hadden moeten worden. In het verleden (en nu nog vaak) leek niemand daar een eind aan te kunnen maken. Ik vind dat heel erg voor de leerlingen en een blamage voor het onderwijs. Onder andere op grond van dit verschijnsel zijn de verkeerde beelden ontstaan van arrogante, ongemotiveerde types die hun leerlingen principieel dom vinden (en zichzelf waanzinnig slim) en veel te weinig bereid zijn hun eigen didactisch handelen aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Je bent dan gewoon geen leraar en je moet uiteindelijk ontslagen kunnen worden op die grond!

          De vraag hoe je een redelijke controle vorm kunt geven is een andere vraag, al is het heel erg lastig. Gesprekken met managers die niets weten van onderwijs zijn alvast geen goede beoordelingsgesprekken. Zelfreflecties leveren ook geen bijdrage. Je zou het moeten zoeken in collegiale beoordeling, óók in de klas, gemengd met reacties van leerlingen en de resultaten bij de toetsen of examens.

  2. Excessen zijn (nog) niet de norm
    Als je zegt: “Nergens in de maatschappij worden prestaties beloond. Integendeel, kijk maar naar hoe managers en bestuurders hun exorbitante salarissen legitimeren.” verklaar je m.i. de uitzondering tot regel.

    In de laatste jaren blijkt helaas de top van bedrijven en instellingen de menselijke maat volstrekt uit het oog verloren te zijn en spint inderdaad vooral de Hay Group daar garen bij. Dat is een ontwikkeling die mij ook tegen de borst stuit, maar neemt niet weg dat ‘echt’ naar prestatie belonen wel degelijk voorkomt.

    In de commerciële wereld is prestatiebeloning die echt gebaseerd is op meetbare prestaties bij veel bedrijven schering en inslag. Je kunt er over twisten of dat goede beloningssystemen zijn, maar bij bepaalde types werknemers – globaal gezegd de ‘echte verkopers’ – werkt zo’n beloning zeker motiverend.

    • Prestatiemeting
      Mee eens Marten. Alleen werkt prestatiebeloning niet voor alle sectoren. Bij docenten spelen veel (externe) factoren een rol. Moet je bij docenten de prestatie afmeten aan de tevredenheid van studenten ?. Moet je de prestaties afmeten aan de resultaten/cijfers ? Dit kan allemaal leiden tot opportunistisch gedrag (‘leuke lesjes draaien’ en ‘soepel nakijken’).

      Je zou dus een systeem moeten bedenken waar meerdere factoren die belangrijk zijn, meegenomen moeten worden.
      Maar dan nog.. Je bent als docent ook vaak afhankelijk van o.a. managementkaders, administratie, collega’s die niet goed presteren, enz.

      Ik denk persoonlijk dat enkele maatstaven van belang zijn. Deze zijn meen ik reeds eerder elders in het forum genoemd, nml.:

      – opleiding en bijscholing
      – functionerings-/beoordelingsgesprekken ( Echter, ook hier
      spelen bovengenoemde bezwaren een rol. Een objectieve maatstaf is dus nodig)
      – extra taken naast het lesgeven

      Het moet dus een mix worden waardoor de bezwaren die ik reeds noemde statistisch gezien minder zwaar zullen wegen doordat je ook andere elementen een rol laat spelen.
      Blijft echter lastig om een zo objectieve manier van belonen te vinden. Er zijn immers ook ‘slecht’ presterende docenten die meeliften bij goed presterende docenten.

      Van belang is dat een goede docent die alleen maar les geeft, ook beloond moeten kunnen worden. Wanneer dit ‘goed’ is, moet objectief meetbaar zijn, dus zonder dat er sprake is van ‘vriendjes zijn’ met het management. Zelf vind ik nog steeds opleiding een van de meest objectieve factoren, dus dit moet zeker meespelen in de meting van prestaties. Een 1e graads docent die slecht presteert, daar is denk ik wat anders mee aan de hand dan dat hij niet met studenten om kan gaan of zijn/haar vak niet verstaat.

    • Prestatiebeloning
      Verkopers hebben inderdaad gedeeltelijk prestatiebeloning (naast hun vaste beloning). Ondernemers hebben natuurlijk volledig prestatiebeloning (de winst uit hun onderneming). Maar de standaard in Nederland is nog steeds een vast salaris met op gezette tijden een periodiek erbij. Om dit nu in het onderwijs als eerste grote sector volledig of voor een groot deel te verlaten lijkt mij niet voor de hand te liggen, het is al de sector waarin door de overheid allerlei rampzalige experimenten zijn gedaan. Bovendien zijn leraren nu juist risicomijders en zal prestatiebelong de meesten van hen niet aanspreken. Misschien jammer, maar zo ligt het denk ik wel.

    • Meten alléén als er gemeten kan worden.
      We zitten met nogal wat wiskundigen op dit forum (helaas?)
      Die willen alles dolgraag in cijfertjes uitgedrukt zien.
      Ik ben daar géén voorstander van en herinner mij de vele ‘zwakke’ collega’s die in mijn loopbaan de revue gepasserd zijn. Misschien geen briljante docenten of pedagogen, maar aardige mensen die het recht hebben binnen een sociale gemeenschap van een school te functioneren en die waarschijnlijk bij de leerlingen meer goed teweeg gebracht hebben dat menig (briljante) docent zou kunnen beoordelen.
      Laat alsjeblieft het landelijk eindexamen de meetlat zijn waarlangs wij meten.
      En laten we alsjeblieft ophouden elkaar naar het leven te staan met beoordelingsgesprekken en functioneringsgesprekken.
      Knappe jongen is hij die over een ander kan oordelen.

      • Natuurlijk Hals
        Bij prestatiebekostiging in het onderwijs zou ik dan ook denken aan leraren belonen naar de prestatie van hun leerlingen op het eindexamen (zoals ‘prestatie’ gemeten wordt in goed wetenschappelijk onderzoek: met een voortoets en een natoets). Ook met zo een relatief objectieve maatstaf zijn echter nog problemen, bijvoorbeeld hoeveel tijd besteden leerlingen binnen school (concurentie met andere vakken) en buiten school (concurentie met andere activiteiten) aan het vak van deze bepaalde leraar; dit is zeer waarschijnlijk nog wel belangrijker voor de eindexamenresultaten dan hoe goed de leraar in kwestie lesgeeft.
        Op korte termijn ben ik dan ook geen voorstander van substantiele prestatiebekostiging van leraren (een kleine bonus op basis van eindexamenresultaten kan misschien wel). Heel misschien dat het op lange termijn, na veel onderzoek hiernaar, wel mogelijk wordt om prestatiebekostiging in het onderwijs goed vorm te geven (ik denk eerlijk gezegd van niet).

        Er zitten inderdaad nogal wat wiskundigen op dit forum. Wat mij opvalt: er lijken geen leraren modere vreemde talen op het BONforum actief….

        • leraren mvt
          Inderdaad leraren van het mannelijke geslacht zijn er amper bij de talenvakken.Vooral bij de mvt heeft in het middelbaar onderwijs de verjuffing toegeslagen. Een vak als Frans heeft dat altijd al gekend. Geen probleem zolang de opleidingen goed functioneerden. De laatste jaren van mijn loopbaan was het toeven tussen jongedames die geen opleiding , een goede tenminste, genoten hadden. Het niveau was vergelijkbaar met dat van een matige 3-Havo leerling.Grammatica vonden ze maar niks.Een paar woordjesoverhoringen waren voldoende om het rapportcijfer te bepalen. Constant, vergeefs, op zoek om de leerlingen iets leuks voor te zetten. Boeken hadden ze thuis niet, zouden ze ook niet in het Frans kunnen lezen, zelfs nog nooit in Frankrijk geweest. Sommigen presteerden het zelfs om 2 maal per week in de avonduren de trein in te stappen, om 40 kilometer verder stiekem, ver van mogelijke ouders van leerlingen, een conversatiecursus te volgen. Wel veel blabla.

          • Leraren moderne vreemde talen
            Ik bedoelde ‘leraar’ in de geslachtsloze zin.

            Maar ook opvallend (maar met al die pseudoniemen hou ik hier een slag om de arm): relatief weinig vrouwen op het BONforum.

          • Oscar Wilde
            Ik ken een docente Engels die niet bleek te weten wie Oscar Wilde was. Deze dame geeft les aan eindexamenklassen HAVO en is verder zelfs conrectrix. Nou weet ik niet veel van Engelse literatuur (weinig belangstelling), maar zelfs ík ken de figuur van Oscar Wilde. Sorry hoor, maar ik vind dit een schande.

          • Tja.
            Vanuit de literatuurgeschiedenis ken ik alle groten van name. Maar zo’n conrectrix heeft natuurlijk heel andere dingen te doen, dan haar vakliteratuur bijhouden.
            Daar zou u rekening meekunnen houden, waarde BramRoth. Ik ben wel benieuwd hoe zij het doet met de mondelinge examens Engelse literatuur (of bestaat dat niet meer?).

            Historia vitae magistra

  3. ervaring (3)
    Als leraar beoordeel je leerlingen toch ook?

    Neen: Ik beoordeel hun werk. En dan alleen nog dat van hun werk, dat ik als doelstelling in mijn lessen heb overgedragen. De leerlingen weten in een cijfer uitgedrukt in hoeverre ze dit beheersen. Niet meer en niet minder. Tevens is die toets en het werk dat ik steek in verbetering (inclusief uitleg, aanwijzingen die ik daarbij geef ten dienste van het leerproces) ook weer onderdeel van het leerproces. En ik probeer te zien wat een leerling wel kan en hoe ik daar bij kan aansluiten en niet alleen wat hij (nog) niet kan. Gelukkig doen mijn collega’s voor hun vak dat ook. Zodat ik mijn “beoordelingkjes” leer zien als een klein stukje van de “waarheid” over (alleen) de studieresultaten van deze leerling. Of ik een leerling meer of minder sympathiek vind, of zijn gedrag me bevalt, of hij zich voldoende of op de goede manier inzet….dat beoordeel ik zo niet. Ik zorg voor een goede relatie met mijn leerlingen, waarin ik dit soort dingen wel met gezag met hen kan bespreken of waarin ik kan uitleggen waarom ik hieraan grenzen/eisen stel.
    Mijn “beoordelen” van mijn leerlingen is van een totaal andere orde dan de machtspelletjes van mijn incompetente schoolleiding. Het is het verschil tussen macht en gezag en het verschil tussen voorzichtig waarderen en denken dat je God bent.

    Schoolleidingen die zonodig moeten gaan beoordelen, zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de schade die ze aan de school en de mensen van de school aanrichten. Ze voelen zich God en bouwen een systeem op om in hun eigen kleine hemeltje te kunnen blijven zitten. Voor ons als onerwijsgeefvee is er de zondvloed!

    • Mitarbeit bewerten
      Wat mij bij Duitse scholen zeer heeft verbaast is het mitbewerten van Mitarbeit, dus het mede in het rapport tot uitdrukking brengen van de mate waarin iemand actief meedoet aan de les. Natuurlijk is het fijn als leerlingen opletten en relevante vragen stellen of relevante opmerkingen maken. Maar vooral het eerste hoort niet in het rapportcijfer tot uitdrukking gebracht te worden (Op de lagere scholen in Nederland kreeg je vroeger een apart cijfer voor vlijt). Verlegen leerlingen en leerlingen die aarzelen om een vraag te stellen omdat ze niet weten of die belangrijk is of bang zijn dat die hun onwetendheid of onbegrip zou kunnen openbaren zijn zo in het nadeel. Bovendien kan dat gemakkelijk tot een subjectief oordeel van de leraar leiden waarbij gevoelens van sympatie en antipatie of sociale vooroordelen een rol spelen. Ik denk dat het afwezig zijn van dit soort bewerten voor het vaststellen van een rapportcijfer voor een leervak in Nederland een hoog goed is. Seger Weehuizen

      • Inzet en optreden
        Voor Inzet en Optreden krijgen onze leerlingen wel een cijfer. De uitgangswaarde is een 7 voor beide; daarvan zeggen wij dat het iemand is die duidelijk voldoende werk verzet en ook ‘zichtbaar’ is in de klas. Iemand die slechte cijfers scoort kan wel degelijk een 8 voor inzet krijgen, terwijl een lapzwans met achten en negens een zesje (of minder) kan krijgen.

        Ook aan optreden hechten wij waarde in onze commercieel gerichte opleiding. Zo vinden wij het onder meer van belang dat iemand zich tijdens en voor/na de les laat zien. Voor extra taken zoals het zijn van klassevertegenwoordiger en/of het organiseren van zaken buiten de pure lesactiviteit om kunnen cijfers boven 7 worden gegeven.

        Deze cijfers hebben overigens geen directe invloed op het slagen van iemand, in die zin wijkt dit kennelijk af van het door Seger geschetste Duitse systeem.

  4. ervaring (1)
    Ik zeg niet dat een min of meer goed beoordelen niet zou kunnen. Maar ook dan is het niets anders dan expliciet en formeel doen, wat toch gebeurt: indrukken over mensen een rol laten spelen bij beslissingen.
    Beoordelen is niet gewenst! Overbodig, schadelijk en een misvatting over goed leiding geven op een school! Het maakt verhoudingen kapot en is in wezen een – geformaliseerd – machtsmiddel dat schoolleiders zich toemeten om hun mensen te krijgen waar zij! hen willen hebben. Het kost veel tijd en moet vooral gezien worden als maniertje van managers om te controleren. Als ze al iets echts belangrijks te doen hebben, dan hoort dit er zeker niet onder.
    Ik denk dat schoolleiders die de school kennen, hun collega’s zien staan en de tijd nemen om met hen in dialoog te zijn zoiets als formele beoordelingen niet nodig hebben. Wat een vreemde manier om je organisatie onpersoonlijk te willen sturen. Samenwerken en mensen waarderen, dat is wat een goede schoolleider moet doen. Daarvan wordt een school beter! Dat kan ook wel eens kritisch waarderen zijn: zo kreeg ik ooit het commentaar dat ik een aantal keren te laat kwam. Terecht!
    Om zonder grote schade aan te richten te beoordelen moet je onderwijskundig en communicatief minstens zo goed zijn als degenen die je beoordeelt, moet je heel wijs zijn en weten dat er vele wegen naar Rome leiden, veel vertrouwen verdienen en erg veel om je school en haar mensen geven. Maar deze schoolleider heeft geen enkele behoefte aan zo een overbodig machtsmiddel. Wie deze zweep wenst te hanteren, wil zijn incompetentie verbergen!

Reacties zijn gesloten.